Waarom voetbal steeds saaier wordt (en toch onverminderd populair is)
In geen andere sport speelt geluk zo’n grote rol als in het voetbal: bijna de helft van alle doelpunten is een toevalstreffer. Niet vreemd dus, dat coaches toeval zo veel mogelijk proberen uit te sluiten. De keerzijde daarvan: het spel wordt steeds sterieler en voorspelbaarder.
Een van de charmes van het voetbal is dat de beste ploeg niet altijd wint.
Sterker nog, wetenschappelijk onderzoek toont aan:* voetbal is de sport waar de sterkere ploeg het minst vaak wint.
Voetbal: voor de helft gemaakt uit toeval
De reden daarvoor is simpel: een doelpunt scoren is in het voetbal heel erg moeilijk. En omdat scoren moeilijk is, en doelpunten daardoor schaars zijn, is de kans op een ‘verrassende’ uitslag groter.
Anders gezegd: omdat scoren zo weinig voorkomt, spelen geluk en toeval een uitzonderlijk grote rol in het voetbal – volgens sommige onderzoekers* zelfs groter dan vaardigheid.
Hoe dat komt?
Omdat je voetbal met de voet speelt. Met de voet ben je minder precies dan met de hand, een racket of een stick. Bovendien mogen tegenstanders in het voetbal je veel meer hinderen dan in andere sporten.
Die twee factoren maken dat de vaardigheid wordt ingeperkt. Vaardige spelers kunnen hun wil maar zeer ten dele opleggen aan minder vaardige spelers, en dus kunnen de mindere ploegen vaker winnen. De bal moet simpelweg door te veel hoepels.
Een doelpunt scoren, schreven Duitse scheikundigen in 2010,* is alsof je een zes moet gooien met dobbelen, of, zoals Amerikaanse politicologen treffender stelden, alsof je drie keer op een rij met een muntje kop moet gooien.
Het verschil tussen goede en slechte ploegen is dat goede ploegen net iets vaker mogen dobbelen – maar ze moeten nog steeds dobbelen.
Hoe ziet toeval eruit op het veld?
Het gebrek aan controle over de bal betekent dus dat het toeval een grotere rol kan spelen. Zo abstract gezegd klinkt dat logisch, en elke voetballiefhebber weet dat dit klopt – toeval is volgens Johan Cruijff immers logisch. Maar hoe ziet toeval er op het veld uit?
Drie Duitse sportwetenschappers, Fabian Wunderlich, Alessandro Seck en Daniel Memmert hebben dit in 2021 concreet gemaakt.* Doelpunten door toeval heb je volgens hen in zes smaken:
1. eigen goals of onbedoelde passes naar de doelpuntenmaker;
2. schoten van grote afstand (die er eigenlijk nooit in gaan);
3. goals uit rebounds (als doelpunten volgen op ballen op de paal of tegen de keeper aan);
4. van richting veranderde schoten;
5. schoten die er via de lat of paal in gaan;
6. keepers die schoten zwaar van richting veranderen voordat ze de goal in gaan.
De vraag die ze zichzelf stelden, is hoe vaak elk type toeval voorkomt. Ze pakten zeven seizoenen van de Engelse Premier League, bekeken samen met studenten honderden uren aan videobeelden, en turfden hoeveel doelpunten tot stand kwamen door deze typen toeval. Toen ze klaar waren, kwamen ze uit op het magische cijfer dat het toeval in het voetbal kwantificeert: 46 procent.
Telkens blijkt dat underdogs in voetbal kansrijk blijven
Anders gezegd: 46 procent van alle doelpunten kwam voort uit minimaal een van de zes typen toeval. Een uitkomst die mooi strookte met diverse andere studies naar dit onderwerp.* Telkens blijkt* dat de helft* van voetbal bestaat* uit dingen die niet de bedoeling waren;* telkens blijkt* dat underdogs in voetbal kansrijk blijven.* Grofweg de helft van de voetbalwedstrijden wordt dus beslist door kwaliteit, de helft door toevalligheden.
In sporten waar meer punten worden gespeeld, gaat dit niet zo. Denk aan tennis of basketbal: de beste ploeg wint daar (veel) vaker, omdat er veel meer punten worden gescoord. In het tennis bijvoorbeeld moet je minimaal 48 punten winnen om een wedstrijd te winnen; in het basketbal dwingt een klok je om te schieten. In die sporten wint de sterkere ploeg dus vaker – en zijn winnende underdogs een grotere zeldzaamheid.
In het voetbal – een puntenschaarse sport – is dat dus anders. Dit helpt om te begrijpen waarom de Nederlandse mannen vorige maand dicht bij de Europese titel kwamen. Op de een of andere manier wurmden we ons naar de halve finale, waar we pas in de laatste minuut werden verslagen door een land – Engeland – dat zelf ook ‘mwah’ speelde, tóch de finale haalde en het in die finale de duidelijk betere ploeg (Spanje) verdomd lastig maakte.
Coaches zijn toeval steeds meer gaan uitsluiten
Sportwetenschappers Wunderlich, Seck en Memmert hebben wat dat betreft wel slecht nieuws voor de underdogs: de rol van toeval in het voetbal, zo blijkt uit hun onderzoek, is de afgelopen jaren namelijk afgenomen.
Meer doelpunten komen voort uit spelsituaties waarin de zes categorieën toeval géén rol speelden. De factor vaardigheid is dus toegenomen, op zo’n manier dat het nauwelijks toevallig kan zijn.
Hoe dit komt, kan Wunderlich niet met zekerheid zeggen, maar hij vermoedt dat coaches en spelers het spel steeds beter begrijpen, en dus steeds vaker doen wat werkt om wedstrijden te winnen. Ze kiezen voor een geduldiger aanvalsopbouw om de bal in het strafschopgebied te krijgen, en daar kansen te scheppen die eenvoudiger te benutten zijn.
Strengere spelregels, en de strengere handhaving van die regels, dragen hier vermoedelijk aan bij. Het maakt het moeilijker voor de slechtere ploegen om de toevalsloze aanvallen van hun betere en rijkere concurrenten te neutraliseren.
Dat maakt het voetbal minder toevallig en – zo zou je kunnen zeggen – eerlijker. Als in: de uitslag is vaker een betere weerspiegeling van de werkelijke krachtsverhoudingen. Of als in: het toeval is steeds minder in staat het verschil in vaardigheid te compenseren.
Maar is eerlijk en minder toevallig ook wenselijk?
Voetbal wordt beter, bewuster en… saaier
Het korte antwoord: nee. Want eerlijker betekent ook: saaier. En voetbalfans voelen dit aan.
Dat bleek uit de bijval die de Argentijnse voetbalcoach Marcelo Bielsa onlangs kreeg toen hij stelde* dat het voetbal in verval is. Spelers die de moeite van het kijken waard zijn, zei Bielsa, zijn aan het verdwijnen uit het voetbal. En dat zal uiteindelijk leiden tot de neergang van de sport – hoe populair die nu ook nog is.
Bielsa kreeg veel bijval,* vermoedelijk omdat hij een bestaande irritatie van veel fans verwoordde. Vorig seizoen kregen de twee beste Engelse teams – Arsenal en Manchester City – kritiek op hun vermeend steriele speelstijl. De coaches zouden hun spelers in een veilig-maar-effectief keurslijf dwingen.
Een ander teken aan de wand is de gestage afname van afstandsschoten. Die zijn spectaculair als ze ‘zitten’, maar ze zitten vrijwel nooit. En omdat spelers en coaches dit zijn gaan beseffen, zie je ze steeds minder.
Nationale speelstijlen zijn er niet of nauwelijks meer
Voetbaljournalist Rory Smith ziet* er een AirSpace-voetbal in, een term die hij leende uit het boek Filterworld. In dat boek wordt beschreven hoe de wereld steeds uniformer is geworden – hoe bijvoorbeeld koffiebarretjes wereldwijd er hetzelfde uitzien, omdat koffiebarretjes, om succesvol te worden, nu eenmaal moeten lijken op succesvolle koffiebarretjes.
In het voetbal zie je dit ook: nationale speelstijlen zijn er niet of nauwelijks meer. Spanje was dan misschien wel de beste ploeg van het afgelopen EK; het speelde niet meer een vernieuwend type voetbal zoals het Spanje van 2010 deed. De favoriete landen speelden zeer vergelijkbaar, en Spanje deed het simpelweg het beste, aldus Smith.
Voetbal wordt kortom beter, bewuster, uniformer en voorspelbaarder. ‘Het Plan’ en ‘controle’ staan voorop; intuïtie en instinct raken beteugeld – zo luidt de kritiek.
En toch blijft voetbal onverminderd populair
Maar als het voetbal dan saaier wordt, als speelstijlen convergeren als koffietentjes, waarom blijft* het dan zo populair?
Het antwoord is vermoedelijk vrij simpel. Het toeval mag dan afnemen, zoals Fabian Wunderlich en zijn collega’s in de data zagen, maar het speelt nog steeds een forse rol. En ook al zijn er minder toevallige doelpunten, er zijn wel veel doelpunten – dit seizoen in de Premier League zelfs meer dan ooit.*
Dat ze anders worden gescoord dan in de tijd dat Bielsa, jij of ik verliefd werd op de sport – dat zal wel. Maar misschien zijn dat soort doelpunten-van-vroeger ook simpelweg niet meer mogelijk, en misschien voelt de jongere voetbalfan dit verlies van ‘avontuur’ en ‘intuïtie’ wel niet.
Kijk maar eens naar het voetbal uit de jaren vijftig, zestig en zeventig, en je ziet voetbal dat zonder meer ‘authentiek’ te noemen is – maar ook naïef, egoïstisch en ergerlijk. (Effectiviteit en schoonheid zijn sterker met elkaar verbonden dan menig criticus lijkt te denken, maar dat is een onderwerp voor later.)
Ten slotte is het maar de vraag hoe erg de voetbalfan is gehecht aan de onvoorspelbaarheid van wedstrijden, zoals de theorie leert. Moderne economen hebben deze gedachte – met de chique naam ‘uncertainty-of-outcomes hypothesis’ – nauwelijks* kunnen staven aan de hand van gedrag van voetbalfans.
Tal van eenzijdige competities en wedstrijden zijn juist populairder geworden, en fans blijken graag naar wedstrijden te gaan die hun ploeg zeer waarschijnlijk wint. Ergens is er vast een omslagpunt,* een punt waarop supporters van zowel de favoriete clubs als de underdogs het voetbal té voorspelbaar vinden, maar in zicht is dat punt nog niet.
Kwaliteit is het opzoeken van toeval
En sowieso kun je het toeval nog wel een handje helpen.
Louis van Gaal had ooit in zijn kantoor bij Ajax een bordje hangen waarop zou hebben gestaan: ‘Kwaliteit is het uitsluiten van toeval.’ De Duitse wetenschappers Wunderlich, Seck en Memmert draaien dit om – in een advies waar zwakkere ploegen inspiratie uit kunnen putten.
Vind de bronnen van toeval in het voetbal die nog wél bestaan, train je ploeg om die situaties te creëren en bereid je ploeg voor om daarvan te profiteren. ‘Trainers’, zo stelde Daniel Memmert, ‘kunnen bewust aansturen op oncontroleerbare situaties, om toevalsinvloeden te provoceren.’*
Een voorbeeld zijn afstandsschoten. Die zijn, zoals gezegd, in verval, maar de onderzoekers vermoeden dat deze trend misschien overdreven wordt door teams. Ze zouden vaker moeten schieten van afstand – niet om er direct uit te willen scoren, maar om (bijvoorbeeld) de bal van richting te veranderen (bij hockey heet dat een ‘tip-in’) of te profiteren als een verdediger of keeper de bal loslaat.
Of toeval nog toeval is als je het toeval bewust schept, is lastig te zeggen, maar kwaliteit is het zeker.