Dat het vertrouwen in de politiek juist nu gestegen is, legt de tekortkomingen van onze democratie bloot
De rechtse coalitie heeft het vertrouwen van laagopgeleiden in de politiek bijna verdubbeld. Nu de minst vertegenwoordigde groepen zich meer gehoord voelen, wordt duidelijk waar het in onze democratie aan schort: representatie van alle sociale klassen.
Nederland is een high-trust society: we vertrouwen elkaar in hoge mate, de kwaliteit van het leven is hoog, en een meerderheid voelt zich hier thuis én verbonden met de samenleving.* Mooi, toch?
Daartegenover staat dat in 2023 minder dan een derde van de mensen vertrouwen had in de Tweede Kamer en maar 24 procent in politici.* Een studie uit datzelfde jaar maakte duidelijk dat ruim 60 procent van de Nederlanders vond dat het de verkeerde kant op ging met het land.*
Ook de tevredenheid over de nationale politiek kende een dieptepunt: zes op de tien landgenoten waren namelijk ontevreden. Dat heeft er onder andere mee te maken dat burgers de indruk hebben dat politici niet op de hoogte zijn van wat er gaande is in de samenleving. Zij zouden niet luisteren naar de wensen van burgers, en daardoor verkeerde politieke beslissingen nemen.* Den Haag doet maar wat.
De tevredenheidskloof: hoe hoger opgeleid, hoe meer vertrouwen
Hier speelt iets wat ik de ‘tevredenheidskloof’ noem.
Heb je weinig geld, weinig kansen op de arbeidsmarkt, ben je vaak eenzaam en kom je door je problemen of ziekte regelmatig in contact met de overheid, maar levert die niet, dan komt dat je vertrouwen in de politiek en overheid al helemaal niet ten goede.*
Hoe hoger opgeleid je bent, hoe groter je vertrouwen in de medemens én de politiek.* Deze mensen hebben meer vertrouwen in de democratie én zijn vaker tevreden over beleid.
Het zijn hoogopgeleiden die dat beleid maken en uitvoeren. Oftewel, zij die de dans uitmaken zijn het meest tevreden over hoe er gedanst wordt. Het betreft hier een klein, select clubje van de samenleving, dat bovendien het minst de eigen bubbel verlaat.* Zij hebben veel macht over, maar weinig zicht op bepaalde groepen in de samenleving.
Als een democratie niet representatief is, haken mensen uit de onderste klassen af
Nu zou je dat op zich geen probleem kunnen vinden, zeker wanneer je zelf tot de groep hoogopgeleiden behoort. Het valt echter moeilijk te rijmen met een democratie waarin je zou willen dat iedereen zich vertegenwoordigd voelt én dat de samenstelling van de volksvertegenwoordiging een accurate weerspiegeling van de samenleving is.
Zonder vertrouwen kan de rechtsstaat niet functioneren, misschien zelfs niet eens bestaan
Bovendien: als er tegenover een veelzijdige samenleving een redelijk eenzijdig landsbestuur staat, heeft dat zijn gevolgen. Zo is meer dan de helft van de mensen die zich in de onderste klassen bevindt van mening dat de overheid te weinig doet voor hen.* Gevolg: zij haken politiek gezien meer af dan andere groepen.
Mensen die geen vertrouwen hebben in de politiek stemmen minder, of juist op rechts-populistische partijen.* En zoals we weten: radicale partijen hebben het niet zo op de rechtsstaat en hebben het in zich om onze democratie verder onder druk te zetten.
Het is niet voor niets dat de Raad van State vertrouwen als het bindmiddel in onze democratische rechtsstaat ziet: ‘Zonder vertrouwen kan de rechtsstaat niet functioneren, misschien zelfs niet eens bestaan.’*
Afhaken zet de democratie onder druk
Dat afhaken zet overigens zelf ook de democratie onder druk.
De roman De stad der zienden van de Portugese Nobelprijswinnaar José Saramago gaat over een democratische dystopie. Bij de verkiezingen in een niet nader genoemd land stemt in de hoofdstad maar liefst 83 procent van de kiezers blanco.* Dat zorgt voor paniek bij de autoriteiten, want waar halen ze hun legitimiteit dan nog vandaan?
Een schrikbeeld, maar de realiteit in Nederland zit hier niet ver vanaf.
Kijk naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2022, waarbij in verschillende steden de opkomst ver onder de 50 procent lag. Hoe lager opgeleid, hoe meer men thuisbleef. Velen van de niet-stemmers zien de overheid niet langer als een betrouwbare partner – waarom zouden zij de overheid dan nog vertrouwen, laat staan in het zadel helpen? Ikzelf woon in Den Haag, een stad die bestuurd wordt op de legitimiteit van nog niet de helft van zijn kiesgerechtigde inwoners, want slechts 43 procent ging naar het stemhokje.*
Er is, met andere woorden, geen Haagse politicus te vinden die kan zeggen dat hij alle burgers vertegenwoordigt.
Opeens is het vertrouwen gestegen
Maar, en nu komt-ie: na de laatste verkiezingen in Nederland en de nieuwe coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB zien we dat nu, voor het eerst na de coronacrisis, het vertrouwen onder laagopgeleiden in politiek en overheid sterk gestegen is.
Gekeken naar de hele bevolking is het vertrouwen van 29 procent in september 2022 (het dieptepunt van de laatste jaren) gestegen naar 42 procent in juni 2024.* Hoewel het vertrouwen bij alle opleidingsniveaus is gestegen, is dat het sterkst te zien bij lageropgeleiden: van 17 naar 31 procent. Bijna een verdubbeling!
Peilingbureau Ipsos I&O noemt het gegeven dat laagopgeleiden zich ‘goed herkennen’ in dit kabinet een belangrijke reden voor de stijging. ‘Met een rechts kabinet kan het waarschijnlijk weer goed komen in Nederland’, luidde de veelzeggende opmerking van een PVV-stemmer met een vmbo-achtergrond tegenover Ipsos I&O.*
Dat de rechtsstaat nu ook voor hoogopgeleiden onder druk staat, is een relatief nieuw gegeven
Het valt uiteraard maar te bezien of het vertrouwen onder de groep laagopgeleiden al dan niet verder zal stijgen. Maar er is nog een saillant detail: het aandeel hoogopgeleiden in de Tweede Kamer is gedaald van 90 naar 84 procent.* Het maakt van de volksvertegenwoordiging nog steeds een onderonsje van hoogopgeleiden, maar voor degenen die de democratie toejuichen zou dit een welkome trend moeten zijn.
Waarom is dit hernieuwde vertrouwen geen groot nieuws?
De vraag is dan waarom hier geen hoera-stemming over bestaat. Dat zal wellicht te maken hebben met het shockeffect van een radicaal-rechtse partij die mee aan de knoppen van het landsbestuur draait en de rechtsstaat zoals hoogopgeleiden hem graag zien onder druk zet. Hoogopgeleiden behoren veelal niet tot de groepen kwetsbare burgers waarvoor de rechtsstaat al langer niet functioneert.* Cynisch zou je kunnen stellen: dat de rechtsstaat nu ook voor hen onder druk staat, is een relatief nieuw gegeven.
Wat ook zou kunnen meespelen, is dat hoogopgeleiden zich voor het eerst niet herkennen in een groot deel van de volksvertegenwoordiging. Onderzoek laat namelijk zien dat Kamerleden bij het maken van beleid stelselmatig vaker de voorkeuren van hoogopgeleiden – en dus die van zichzelf – volgden.* En dat áls ze die van laagopgeleiden volgden, dat vooral was omdat de voorkeur toevallig aansloot op die van de hoogopgeleiden. Denk bijvoorbeeld aan de roep om meer geld voor de zorg.*
Bij een democratie horen de bescherming en vertegenwoordiging van groepen in de samenleving waarvan de stemmen minder worden gehoord. Sterker nog, zonder een goede afspiegeling kun je niet spreken van een volwaardige democratie. Om dat lage vertrouwen uit 2023 in de politiek en overheid te duiden, verwijs ik graag naar de woorden van hoogleraar politicologie Tom van der Meer: ‘Het lage politieke vertrouwen dat we nu zien is een specifieke reactie, op specifiek falen van een specifieke generatie politici.’*
En die generatie was, jawel, hoger opgeleid én homogener dan ooit.