Het toeslagenstelsel werkt niet. Tijd voor een experiment met het basisinkomen
Het toeslagenstelsel heeft in Nederland zijn langste tijd gehad. Maar wat moet ervoor in de plaats komen? Een groot Amerikaans onderzoek naar het basisinkomen laat zien dat dit geen wondermiddel is, maar zeker ook niet kansloos. Hoog tijd voor een proef in de polder.
Iedereen is het erover eens: het toeslagenstelsel heeft zijn beste tijd gehad. Kijk maar naar de partijprogramma’s bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen.
- De politiek heeft met alle toeslagen en kortingen ‘een doolhof’ gebouwd’, volgens de partij van Pieter Omtzigt (NSC).*
- ‘Uiteindelijk willen [we] af van het hele toeslagenstelsel’, schrijft de VVD.* Het moet gaan om een ‘vereenvoudiging’ en het ‘voorspelbaarder’ maken.
- ‘Het huidige toeslagenstelsel afschaffen’, vindt de BoerBurgerBeweging.
Ze hebben groot gelijk. Het toeslagenstelsel is duur en onduidelijk. We hebben een hele rits aan versnipperde regelingen voor mensen die te weinig geld hebben om rond te komen. En voor veel huishoudens met lage inkomens loont het amper om meer te werken, omdat hun toeslagen dan plots wegvallen.
De grote vraag is alleen: wat is het alternatief? Meer dan tien jaar geleden schreef collega Rutger Bregman op dit platform voor het eerst over het basisinkomen. Dat zou, op papier, een prachtige vervanging van het toeslagensysteem kunnen zijn: geef mensen eenvoudigweg voldoende geld om maandelijks rond te kunnen komen.
De vraag is alleen of het basisinkomen in de praktijk ook echt werkt. Kun je iedereen onvoorwaardelijk boven een bestaansminimum tillen zonder de arbeidsmarkt te ontwrichten, met voordelen voor de gezondheid en zingeving van iedereen?
Dat weten we nu nog niet: tot op de dag van vandaag zijn er in Nederland geen grootschalige experimenten op poten gezet. Los van kleine gemeentelijke toetsen of initiatieven met een handjevol mensen.
Gelukkig zijn daar: de Verenigde Staten. De Amerikanen hebben, met dank aan techmiljardair Sam Altman, een enorm experiment op poten gezet met het basisinkomen.* Toen het onderzoek eind juli online kwam, las ik op veel plekken vernietigende kritiek op het plan. Alsof we het basisinkomen nu moeten begraven. Maar wie de resultaten grondig doorneemt, ziet dat de schade meevalt. En dat een groot experiment in Nederland, juist nu we zoeken naar alternatieven voor het toeslagensysteem, een heel goed idee is.
Een nieuw experiment
Nog nooit werd er in een rijk land zo’n groot en grondig experiment met het basisinkomen gedraaid als deze Amerikaanse proef. Een groep van duizend personen ontving drie jaar lang elke maand 1.000 dollar. No strings attached. Ook kreeg een controlegroep van tweeduizend personen elke maand 50 dollar.
Het was niet voor iedereen – de deelnemers waren relatief jong (21 tot 40 jaar), hadden een laag inkomen (zo’n 27.000 euro per jaar) en woonden in Texas en Illinois.
Voor de voorstanders van het basisinkomen vielen bij dit experiment twee dingen tegen: de nadelen leken groter dan gedacht, en de voordelen leken kleiner dan gedacht.
Meer basisinkomen = minder werken
Allereerst de potentiële nadelen van een basisinkomen: een grote zorg is namelijk dat ontvangers minder gaan werken. Geef mensen gratis geld en de noodzaak om te zwoegen voor je centen neemt af. En als mensen minder gaan werken, is er minder belastinggeld voor scholen, ziekenhuizen en bibliotheken. Dan stort de hele boel in elkaar.
Eerdere onderzoeken leken deze zorg grotendeels weg te nemen: men concludeerde dat betaald werk nauwelijks afnam bij een basisinkomen. Maar die studies duurden korter of waren kleiner dan deze. Nu ontdekten de onderzoekers dat mensen die het basisinkomen kregen, wél minder gingen werken.
Dit gebeurde op twee manieren: ze werkten minder uren in hun huidige baan of bleven langer werkloos. Met het basisinkomen werkten mensen gemiddeld 1,3 uur per week minder, wat neerkomt op acht dagen per jaar. Ook nam het aantal mensen dat überhaupt deelnam aan de arbeidsmarkt met 2 procentpunt af.
Klinkt mager, toch? Een paar procentjes. Maar veel voorstanders pleiten voor een universeel basisinkomen, oftewel: gratis geld voor iedereen. Als 2 procent van de héle beroepsbevolking hier stopt met werken, gaat het om 196.000 mensen. Dat zijn bijna 200.000 mensen die geen inkomstenbelasting afdragen, maar wél een basisinkomen uit de schatkist ontvangen.
Bovendien kan het echte effect groter zijn dan wat we zien in de studie. Dit onderzoek bekeek namelijk alleen mensen met lage inkomens. Zelfs binnen deze groep zagen de onderzoekers al dat het effect sterker was voor mensen die relatief meer verdienden. Logisch: vanaf een bepaald inkomen is vrije tijd meer waard dan… extra inkomen. Als je een basisinkomen geeft aan midden- en hoge inkomens, is het effect misschien wel sterker.
Maar wíé werkte minder?
Het maakt niet alleen uit óf de ontvangers minder werken, maar ook wíé dat doet. Wie de cijfers beter bekijkt, ziet dat een significante afname in werk alleen plaatsvindt bij deelnemers met kinderen. Met andere woorden: ontvangers werkten niet per se minder, maar ze ruilden betaald werk in voor onbetaald werk: zorgen voor hun kroost.
En daar is best wat voor te zeggen: het is natuurlijk niet per se slecht als ouders minder werken om meer tijd aan hun kinderen te besteden. En als beleidsmakers echt graag willen dat ouders meer betaald blijven werken, kunnen ze natuurlijk ook nog denken aan gratis kinderopvang.
Een deel van de afname in arbeid kwam ook door twintigers die langer gingen studeren. En hoger onderwijs kan op latere leeftijd weer zorgen voor een hogere arbeidsproductiviteit.*
Kijk je alleen naar de dertigers, dan valt er ook iets op: onder die groep neemt de hoeveelheid betaald werk niet significant af. Dit resultaat is hoopgevend voor de werklust van de groep werkenden die níét meedeed aan het onderzoek. Deze mensen van middelbare leeftijd (40 tot 67 jaar) kun je beter vergelijken met dertigers dan met twintigers, dus het kan goed zijn dat zij ook niet significant minder zullen gaan werken als ze een basisinkomen krijgen.
Het effect op werk is dus minder zwart-wit dan het lijkt.
Vielen gezondheidsvoordelen écht tegen?
Minder werken was niet het enige probleem. De beoogde voordelen van het basisinkomen vielen in het experiment ook vies tegen, vooral als je naar gezondheid kijkt.
Op de lichamelijke gezondheid was er helemaal geen positief effect terug te vinden in de verslagen van de deelnemers en in bloedproeven.* Ontvangers van het basisinkomen sportten niet vaker en sliepen niet beter.
Maar ook op deze onheilspellende boodschap valt wat af te dingen. Ja, de invloed van het basisinkomen was op de korte termijn verwaarloosbaar, maar onderzoekers zagen wél dat deelnemers vaker naar de tandarts en het ziekenhuis gingen. Dat betaalt zich misschien niet binnen een paar jaar uit, maar een vroege diagnose van een ontsteking in je mond of een tumor in je longen kan op termijn veel geld en narigheid besparen.
Tegelijkertijd daalde het problematisch drankgebruik aanzienlijk. Beduidend minder mannen waren onder invloed in riskante omstandigheden (een afname van 41 procent), hadden het gevoel dat alcoholconsumptie hun verantwoordelijkheden ondermijnde (45 procent minder) of ruzies veroorzaakte (daling van 35 procent). Ook het misbruik van pijnstillers – een enorm probleem in de VS* – nam bij deze groep gigantisch af (met 81 procent). Dat is ontegenzeggelijk goed nieuws voor pleitbezorgers van het basisinkomen.
En de mentale gezondheid dan? Daar zagen onderzoekers alleen in het eerste jaar een daling van de hoeveelheid stress, maar die was in het tweede en derde jaar alweer verdampt. Maar ja, misschien zou de stress wél blijvend afnemen als mensen er gerust op zouden kunnen zijn dat het basisinkomen na drie jaar niet zou verdwijnen.
Geen afname in bullshit jobs, wel een toename in naastenliefde
Verder lijkt het idee dat mensen met een basisinkomen plotseling zinvoller werk gaan doen dan een bullshit job een illusie – de onderzoekers vonden helemaal geen bewijs dat de kwaliteit of invulling van banen beter werd.*
Ontvangers van het basisinkomen gingen meer nádenken over het starten van een bedrijf, maar gingen het niet vaker dóén. Misschien zou dit ook anders zijn als het niet tijdelijk was. Toch kun je weinig met zo’n resultaat.
Iets wat wél als een paal boven water staat, is dat deelnemers het geld niet verkwisten aan shag en fruitmachines. Zij gaven het geld vooral uit aan eten, huur, vervoer en… het helpen van vrienden en familie. Bij ontvangers met een laag of middeninkomen was die steun relatief zelfs de meest gegroeide uitgave ten opzichte van de controlegroep.
Tijd voor een Nederlands experiment
Laten we eerlijk zijn: dit onderzoek laat zien dat het basisinkomen geen wondermiddel is dat de arbeidsvreugde naar grotere hoogten stuwt, de gezondheid binnen enkele jaren een boost geeft, bullshit jobs uitroeit en van de wereld een walhalla maakt.
Maar deze studie is óók geen reden om dit plan onder in een lade te leggen. De resultaten zijn, als je goed kijkt, misschien wel veel positiever dan ze nu in de media worden uitgelegd. En: Nederland is een heel ander land dan de Verenigde Staten.
Het basisinkomen zou nog altijd een oplossing kunnen zijn voor een aantal van de enorme problemen in dit land: de onbegrensde ellende van het toeslagenstelsel, versnipperde regelingen tegen armoede en dakloosheid, en op termijn misschien zelfs robots die een deel van onze banen overnemen. Uiteindelijk zit de grootste schoonheid van het plan in de eenvoud, waar ons belastingstelsel naar snakt.
Ja, het is duur. Maar de uitvoering van al die kortingen en toeslagen kost ook een fortuin. Momenteel worden mensen met een laag inkomen enorm ontmoedigd om langer te gaan werken. En dat terwijl de arbeidsmarkt iedereen keihard nodig heeft. Daarnaast zorgen armoede en alle uitwassen ervan niet alleen voor afschuwelijk leed, ze kosten de samenleving ook een godsvermogen.
Hoog tijd dus voor een grootschalig experiment in Nederland. Probeer het maar eens serieus. We weten wat we níét willen, namelijk dit toeslagenstelsel. Nu is het moment om uit te zoeken wat wél werkt.
Correctie 13-08-2024: In een eerdere versie van dit artikel stond dat 2 procent van de beroepsbevolking circa 19.600 mensen betreft. Dat moet 196.000 zijn.