Hittedoden door klimaatverandering, wat weten we nu écht?

Jesse Frederik
Correspondent Economie
In Italië staat een simulatiecentrum waar onderzoekers extreme temperaturen nabootsen om de impact ervan op de mens te bestuderen. De foto’s bij dit verhaal komen uit het project ‘The Cooling Solution’ van fotograaf Gaia Squarci en de Universiteit van Venetië. Meer informatie staat onder dit artikel.

Elke zomer verschijnen er alarmerende berichten over mensen die sterven door de toenemende hitte. Hoe groot is dat probleem werkelijk? En wat kunnen we eraan doen?

Het is verschrikkelijk heet. Zo heet hebben we het nog nooit gehad. En het wordt er de komende decennia niet koeler op. 

Wat natuurlijk de vraag oproept: gaan we allemaal dood? Ons voorland: uitdroging, orgaanfalen, hittekramp, hitteberoerte, door hitte geïnduceerde verwardheid. 

Nu al is de hitte dodelijk. In de zomer van 2023 lieten 47.000 Europeanen het leven vanwege de hoge temperaturen,  

Zeespiegelstijging, verloren oogsten, verlies van productiviteit (buiten werken is er niet meer bij): klimaatverandering belooft duur te worden. Maar de grootste kostenpost in toonaangevende economische analyses? Dood door hitte.

Niet zo gek dat het schrikbeeld van de massale hittedood dus ook prominent is in de klimaatfictie. Zie bijvoorbeeld The Ministry for the Future van Kim Stanley Robinson. Al op de derde pagina breekt de cli-fi kladderadatsch uit op een snikhete dag in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh. De stroom valt uit – en daarmee de airco. Wie het nog kan betalen, zet zijn dieselgenerator aan. De buitenlucht wordt daardoor zo goor dat ademen voelt als snorkelen door de uitlaat van een bus.

De westerse reddingswerker Frank zit er koeltjes bij, tot hij een pistool op zijn slaap krijgt: je airco of je leven. En passant schuift de boef Frank ook nog twee eeuwen fossiele verbranding in de schoenen. ‘Jij hebt dit gedaan’, bijt hij hem toe. 

Beroofd van zijn verkoelende redmiddel zoekt Frank zijn heil bij een meer. Net als de rest van de provincie. Allerlei gruwelijks volgt, en de volgende ochtend wordt Frank wakker aan de oever van het meertje. In het meer dobberen duizenden drooggekookte lichamen. ‘Iedereen was dood’, besluit het eerste hoofdstuk.

Tot zover de fictie – hopen we dan maar. Want wat kan de wetenschap ons vertellen over de toekomstige sterfte door hitte?

Een onderzoeker probeert minimale temperatuurschommelingen waar te nemen tijdens een experiment in het simulatiecentrum in Bolzano, Italië.
Strandgangers zoeken verkoeling op de rotsen bij Siracusa, Italië.

Meer doden door kou dan door hitte

De mens gedijt bij thermische matiging. De dood is onafwendbaar, maar komt eerder bij strenge vorst of gruwelijke hitte. Door klimaatverandering richt de aandacht zich momenteel vooral op de hittedood, maar het mes snijdt natuurlijk aan twee kanten. De zomers worden warmer, wat leidt tot meer doden door hitte; de winters worden milder, wat leidt tot minder doden door kou. 

In het toonaangevende medische tijdschrift The Lancet verscheen in juli 2021 De onderzoekers gebruikten gedetailleerde gegevens van

Wat blijkt: er stierven tussen 2000 en 2019 tien keer meer mensen aan kou dan aan hitte. Wereldwijd waren er, volgens de onderzoekers, zo’n 4,6 miljoen doden per jaar te relateren aan kou, en zo’n 489.000 aan hitte. Zelfs op de warmste plekken op aarde zijn er – verrassend genoeg – meer aan kou gerelateerde doden dan aan hitte gerelateerde doden. 

Hoe kan dat nou weer? En hoe weten epidemiologen hoeveel mensen een temperatuurdood sterven? 

Kou in Mekka is wat anders dan kou in Utrecht

Het is natuurlijk niet zo dat bij elk sterfgeval een post mortem ligt De evidente gevallen van temperatuurgerelateerde sterfte zijn bovendien zeldzaam (er zijn maar weinig hitteberoertes of bevriezingen). De temperatuurdood uit zich vooral in een verhoogde kans op hartfalen of luchtweginfecties. 

Als epidemiologen het dus hebben over aan hitte of aan kou ‘gerelateerde’ doden, dan doelen ze op de zogenoemde oversterfte bij afwijkingen van een ideale temperatuur. Voor iedere regio berekenen zij een ‘minimale mortaliteitstemperatuur’ (MMT). Dit is de temperatuur waarop de minste mensen doodgaan. Vervolgens worden alle éxtra sterfgevallen

De begrippen ‘kou’ en ‘hitte’ zijn dan ook relatief ten opzichte van het lokale klimaat, oftewel: wat is men gewend? In Mekka is de MMT maar liefst 32 graden, zodat alle oversterfte onder de 32 graden ‘kougerelateerde sterfte’ heet. Een dag van 30 graden is natuurlijk bepaald niet koud te noemen, maar telt in Mekka wel als een dag van aan kou gerelateerde sterfte. 

Een raam met isolatieglas in een gebouw dat gebruikt wordt voor experimenten met luchtcirculatie. Tegal, Indonesië.
Een arbeider rust uit in de hitte bij de haven van Tanjung Priok, Indonesië.

Hoe het ook zij, de mensheid zit op de meeste plekken vaker aan de koude dan aan de warme kant van haar optimale temperatuur Dit verklaart grotendeels waarom het aantal doden door kou zoveel hoger ligt dan door hitte: er zijn relatief meer koude dan warme dagen.

Een tweede opvallende bevinding van de epidemiologen is dat er in de afgelopen twintig jaar niet meer, maar mínder temperatuurdoden vielen. De planeet warmde tussen 2000 en 2019 met een halve graad Celsius op. Meer mensen gingen dood aan de hitte, minder aan de kou. Als je de twee tegen elkaar wegstreept, was er sprake van een lichte daling van 0,3 procentpunt van het aandeel sterfgevallen dat viel toe te schrijven aan niet-optimale temperaturen.

(Daarbij is overigens de invloed van een hoger inkomen – dat mensen beter in staat stelt zich te wapenen tegen de hitte en de kou – niet meegewogen. De werkelijke daling kan dus groter zijn.)

Nu lijkt het misschien wat veel – 10 procent van alle sterfgevallen valt te relateren aan de temperatuur – maar de meeste van deze overledenen waren oud, regelmatig zelfs stokoud. Een warme of koude dag duwt vaak mensen op het randje van de dood eroverheen. Dit verklaart ook waarom in Europa zoveel temperatuurdoden vallen: er zijn nou eenmaal veel bejaarde Europeanen.

Meer warme dagen betekent meer doden

Nu zou je kunnen denken dat het dus wel meevalt met de impact van klimaatverandering. Kou is dodelijker dan warmte, dus laat maar komen die opwarming – goed voor de mensheid! 

Klimaatrelativerende wetenschappers als Bjørn Lomborg zien de studie van The Lancet dan ook als het bewijs dat de opwarming ons vooral verlost van dodelijke kou. 

Maar dat is te simpel gedacht. Want: op de heetste dagen sterven doorgaans meer mensen dan op de koudste dagen. Nu zijn de hete dagen nog zeldzamer dan de koude dagen, zodat er meer mensen doodgaan aan kou dan aan hitte. Maar mochten we straks werkelijk een meergraadse opwarming tegemoetgaan, dan komt er een punt waarop het vervangen van koudere dagen (met een relatief lager sterfterisico) door warmere dagen (met een relatief hoger sterfterisico) niet meer positief uitpakt. 

De nettosterfte neemt dan juist snel toe.

Daarbij bestaan er grote regionale verschillen: in Noord-Europa gaan er 5 mensen per 100.000 inwoners mínder dood, in Oost-Azië 0,7 minder. Tegelijkertijd zullen er veel méér doden vallen in Zuid-Europa (64 per 100.000 inwoners) en Zuidoost-Azië (81 doden per 100.000). 

Dit is een forse stijging van de sterftelast. Ga maar na: er gaan elk jaar zo’n 73 mensen per 100.000 dood aan roken, 100 per 100.000 aan luchtvervuiling, 8 per 100.000 aan malaria. 

(Een kanttekening is wel dat er een verschil is tussen verloren levens en verloren levensjaren. Daarin is zo’n dood natuurlijk wel radicaal anders dan die bij een ziekte als malaria.)

Niettemin, de temperatuurdood zal volgens het onderzoek van Gasparrini op sommige plekken op aarde bijna even dodelijk worden als tabak nu. Dat is natuurlijk vrij ernstig. 

Een steeds onwaarschijnlijker scenario

Het goede nieuws is dat we vrijwel zeker weten dat dit niet gaat gebeuren. 

Ten eerste omdat we helemaal niet afsteven op 4,5 graden opwarming. Wanneer de gevolgen van klimaatverandering in kaart worden gebracht, gebruiken onderzoekers de uitstootscenario’s van het VN-klimaatpanel IPCC. 4,5 graden opwarming krijg je alleen in het maximale uitstootscenario van het IPCC (RCP8.5 genaamd).

In RCP8.5 gaan we namelijk de planeet flamberen door monsterlijke hoeveelheden kolen te verbranden; zelfs auto’s zullen dan op vloeibare kolen moeten gaan rijden. Het kolenverbruik per inwoner zou in dit scenario tegen het eind van de eeuw moeten vervijfvoudigen. Dat is extreem veel, als je bedenkt dat tussen 1960 en 2019 het kolenverbruik per hoofd met slechts 16 procent is toegenomen. Bovendien zijn alle serieuze energieanalisten het erover eens dat het kolenverbruik drastisch zal afnemen de komende decennia. 

RCP8.5 staat dan ook mijlenver af van de wereld waarin we leven.

Het uitblijven van klimaatactie zou dus niet eens genoeg zijn om RCP8.5 waar te maken. Nee, overheden zouden welbewust een inktzwarte energiepolitiek moeten voeren, waarbij zij tegen alle economische en technologische trends in het kolenverbruik aanjagen. 

In zijn recentste World Energy Outlook-rapport uit het Internationaal Energie Agentschap (IEA) de verwachting dat we met het huidige beleid (En voor de goede orde: vooralsnog onderschat de IEA ieder jaar de groei van duurzame energie.) 

Wat dat betreft is het opmerkelijk dat RCP8.5 zo prominent blijft fungeren in onderzoek naar en berichtgeving over klimaatopwarming. 

Het beeld kan namelijk nogal kantelen wanneer je gematigder opwarmingsscenario’s doorrekent. Bij een opwarming van 2 graden zal de temperatuursterfte volgens Gasparrini bijvoorbeeld gelijk blijven of zelfs afnemen. En bij 2,7 graden zal de temperatuursterfte slechts een pietsje toenemen.

De mens past zich aan

Er is nog een belangrijke reden om sceptisch te zijn over een toekomst waarin mensen massaal de hittedood sterven: mensen blijven natuurlijk niet stilzitten terwijl de verzengende hitte over hen heen raast. De dood is de hoogste prijs die een mens kan betalen – een airco is een stuk goedkoper. 

In het onderzoek van Gasparrini wordt ervan uitgegaan dat de oversterfte in Nederland op een 30-gradendag in 2020 precies hetzelfde blijft als op een 30-gradendag in 2100. Oftewel: dat Nederland zich niet zal aanpassen aan het veranderende klimaat. Dat is natuurlijk volstrekt onrealistisch (wat Gasparrini zelf ook ruiterlijk toegeeft). 

Het is evident dat mensen zich wél aanpassen aan hun lokale klimaat. In een koud klimaat, zoals in Nederland, proberen we warmte vast te houden in huizen en is centrale verwarming een basisvoorziening. In een warm klimaat, zoals in Thailand, bouwen ze schaduwrijke doorwaaiwoningen met airco, en is de werkdag meer naar de ochtend en de avond verplaatst (zeker voor mensen met buitenberoepen die ondraaglijke hitte moeten mijden). En ook het lichaam past zich door de voortdurende blootstelling aan hitte of kou aan.

Een dag van 30 graden in Amsterdam verhoogt dan ook de sterftekans met een factor twee ten opzichte van een 17-gradendag. Terwijl dat in Bangkok omgekeerd is (30 graden heeft de laagste sterftekans, 17 graden een anderhalf keer grotere sterftekans). 

Er bestaat, kortom, een grote verscheidenheid aan temperaturen waarin de mens kan gedijen. In Helsinki gaan de minste mensen dood op een dag van 12 graden, in Mekka op een dag van 32 graden. De mens blijkt een vernuftig beestje, dat zich aanpast aan zijn lokale omstandigheden.  

Iedereen een airconditioning

Nou zou je kunnen zeggen: mensen zullen zich niet snel genoeg kunnen aanpassen aan de opwarming. Leuk, dat ze in Thailand beter dan hier zijn ingesteld op een dag van 30 graden, maar Nederland kan niet ineens Thailand worden. 

Maar dat aanpassing in de tijd niet mogelijk is, blijkt niet uit het onderzoek. In zo ongeveer elk land waarin het is onderzocht – – schuift de MMT mee met het veranderende klimaat. 

Het is wat dat betreft zorgelijk dat in een recent overzichtsartikel van de literatuur over temperatuurgerelateerde sterfte wordt geconstateerd dat het meeste wetenschappelijke onderzoek

De dodelijkheid van een 32-gradendag is in de VS met 90 procent afgenomen sinds de jaren zestig

Het staat namelijk vast dat in de afgelopen decennia veel landen in staat zijn gebleken de temperatuurgerelateerde sterfte drastisch te verminderen.

Het spectaculairste voorbeeld daarvan zijn misschien wel de Verenigde Staten. In het zuiden van de Verenigde Staten, in steden als Dallas en Houston, heeft bijna elk huis airconditioning. Zelfs op de heetste dagen is de sterftekans er nauwelijks hoger dan op een normale dag. 

De invloed van klimaatopwarming valt hierdoor bijna volledig weg tegen de achtergrond van succesvolle aanpassing. In de jaren zestig had Houston honderd dagen met een kwik boven de 32 graden, door opwarming zijn dat nu zo’n 118 dagen, en bij 2,7 graden opwarming zullen dat er aan het eind van de eeuw ongeveer 135 worden. 

Maar omdat Texanen zoveel beter bestand zijn tegen hitte dan zestig jaar geleden, is het effect van klimaatverandering ook kleiner. Er is dus duidelijk meer gewonnen aan de aanpassingskant dan er verloren dreigt te gaan aan de opwarmingskant.  

De rijken kunnen zich beter wapenen tegen hitte

De kwetsbaarheid van de Texaan is aanzienlijk afgenomen doordat inmiddels bijna elk Texaans huishouden airconditioning heeft. Maar of dat nu geruststellend is voor landen die dat niet kunnen betalen, is de vraag. Texas (met een bbp per capita van 67.000 dollar) kan zich natuurlijk beter wapenen tegen opwarming dan Pakistan (1.400 dollar) of Sierra Leone (433 dollar).

‘De voordelen van hitteadaptatie worden vooral ervaren door [de rijkste Indiërs]’, aldus het onderzoek. ‘We zien dat de meeste hittegerelateerde sterfte plaatsvindt in rurale en armere regio’s.’

Bovendien is het mijden van hitte voor rijkere stadsbewoners makkelijker dan voor armere landbouwers. Met name in het oogstseizoen – wanneer buitenwerk onvermijdelijk is – vallen er op het Indiase platteland meer doden. 

In dit gebouw in het centrum van Mumbai heeft elke kamer een individuele airco.
Een medewerker van een glasrecyclingbedrijf in de sloppenwijk Dharavi, Mumbai. In India koopt men meestal eerder een ventilator dan een koelkast.

Het is wat dat betreft zorgelijk dat in het onderzoek naar temperatuurgerelateerde sterfte de meeste gegevens uit steden in midden- en hoge-inkomenslanden komen. Zo is over Sub-Saharaans Afrika nauwelijks data beschikbaar, terwijl je mag verwachten dat de impact daar het grootst zal zijn. 

Tegelijkertijd blijft enigszins onduidelijk hoe belangrijk inkomen nu echt is.

Wat de wetenschap niet weet

Het blijft een frustrerende lacune in het onderzoek naar temperatuurgerelateerde sterfte: wat is nu eigenlijk de belangrijkste bron van aanpassing? Hoeveel is biologisch (het lichaam kalibreert zichzelf al naargelang het lokale klimaat); hoeveel is gedrag (de werkdag wordt verplaatst naar de avond); welk gedeelte zijn investeringen in beschermende technologie (ventilatoren of airconditioning)? Allemaal zullen ze een rol spelen – maar hoe groot?

Daarbij komt dat epidemiologen niet altijd even duidelijk zijn over wat ze nu precies aan het meten zijn. Ze schrijven over ‘temperatuurgerelateerde sterfte’, maar dat wordt impliciet al snel opgevat als ‘door temperatuur veroorzaakte sterfte’. Het precieze mechanisme – hoe een warme of koude dag tot de dood leidt – blijft in nevelen gehuld. Dat betekent dat er ook andere dingen invloed kunnen hebben op de temperatuurgerelateerde sterfte, dan alleen temperatuur. 

Relativering is wat je krijgt als je een eerlijke samenvatting probeert te geven van de wetenschap

Voorbeeld: als het warm wordt, gaan we vaker naar buiten, waardoor we meer worden blootgesteld aan luchtvervuiling, waardoor we eerder doodgaan. Smog blijft in de hitte dan ook beter hangen (warmere bovenliggende luchtlagen belemmeren de luchtcirculatie). En de hitte zorgt ervoor dat vervuilde lucht beter wordt opgenomen door het lichaam (bloedvaten verwijden, ademhaling versnelt).

Omgekeerd kan natuurlijk evengoed. In arme landen waar geen gas of elektriciteit beschikbaar is, verbrandt men oogstafval, mest of houtskool om de kou te verdrijven. Het gevolg is een verhoogde blootstelling aan luchtvervuiling op koude dagen. 

En dan zijn er natuurlijk nog infectieziektes die beter gedijen bij hoge of lage temperaturen (de griep bij kou, dengue bij hitte). Als je wilt weten wat de temperatuurgerelateerde sterfte wordt in 2100, moet je dus eigenlijk ook weten: gaan we een universeel griepvaccin ontwikkelen en uv C-licht gebruiken om ruimtes virusvrij te maken? 

Toewijding aan de klimaatzaak ≠ groteske overdrijving

Vooropgesteld: dit artikel gaat alleen over de temperatuurdood. Dat is weliswaar een van de grotere kostenposten van klimaatopwarming, maar er zijn natuurlijk veel meer gevolgen, zoals tegenvallende oogsten, de zeespiegelstijging en het verlies van flora en fauna. Bovendien is de dood een wel erg dramatische consequentie – voordat het zover is, is er ook nog een hoop fysiek ongemak.

Het kan ongemakkelijk zijn dat een belangrijk probleem als klimaatopwarming in dit stuk enigszins lijkt te worden gerelativeerd. Maar relativering is wel wat je krijgt als je een eerlijke samenvatting probeert te geven van de wetenschap. Vooral omdat die eerlijke samenvatting vaak contrasteert met de apocalyptische angstbeelden van massale hittesterfte.

Te vaak lijkt toewijding aan de klimaatzaak te betekenen dat je moet grossieren in groteske overdrijving. Neem bijvoorbeeld Extinction Rebellion-activist en filosoof Chris Julien, die beweert Om tot zulke astronomische cijfers te komen, negeert Julien al het serieuze epidemiologische en economische onderzoek ten faveure van een paper waarin – zonder enig bewijs –

Een vrouw staat op haar balkon in de woonwijk Barra da Tijuca, in het westen van Rio de Janeiro.
Een straatveger neemt een pauze in Parque Madureira, aan de rand van Rio de Janeiro. In tropische landen zijn nachtdiensten heel gewoon onder buitenwerkers.

Maar voor een eerlijker verhaal zul je niet alleen de stijging van het aantal hittegerelateerde doden maar ook de daling van kougerelateerde sterfte moeten meewegen, realistische klimaatscenario’s moeten gebruiken en niet alleen de somberste doorrekeningen op basis van extreme klimaatscenario’s, en rekening moeten houden met ons evidente vermogen tot aanpassing aan een veranderend klimaat. 

Geen apocalyps, wel actie

Het staat buiten kijf dat de ernstigste gevolgen van klimaatopwarming merkbaar zullen zijn in de armste, warmste landen. Het is dan ook cruciaal dat deze landen zich economisch ontwikkelen. De meeste ellende die een land treft is een variatie op het thema armoede, en de temperatuurdood is daar geen uitzondering op. Wanneer mensen rijker worden, kunnen zij zich beter wapenen tegen de hitte. 

Wij, in Europa, hebben dan ook een zware verantwoordelijkheid voor het oplossen van het klimaatprobleem. We hebben veel historische broeikasgasuitstoot veroorzaakt, maar zullen daar – in ieder geval in termen van temperatuurdoden – veel minder gevolgen van ondervinden. En voor zover we die wel ondervinden, zullen we beter in staat zijn die op te vangen. 

We moeten dan ook zo snel mogelijk stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen –

Om dat een goed plan te vinden, heb je de apocalyps niet nodig.