Hij wil het niet doen, omkijken naar hoe het was, naar hoe het leek te worden, en wat er allemaal mogelijk is geweest, want je hebt er niks aan. Hij wil dingen doen waar hij wél wat aan heeft, hij móét dingen doen waar hij wel wat aan heeft, want ook al is er nog van alles mogelijk, de tijd dringt. Maar Gregory Kuisch, werkloos profvoetballer, merkt dat hij het soms toch doet – weemoedig terugkijken.

Bijvoorbeeld naar die ene dag eind november 2016 – hij weet het nog precies. Kuisch, dan 16 jaar oud, spelend in de Onder 17 van PSV, onderschepte op eigen helft een aanval van Ajax. Hij dribbelde naar voren, passeerde twee tegenstanders, en stoomde door.

Twee verdedigers sloten hem in. Kuisch deed alsof hij linksaf ging, maar sneed meteen daarna naar rechts: ook hen was hij kwijt. Hij kon gaan scoren. De klassieke keuze is om in de verre hoek te schieten, maar Kuisch’ gevoel koos voor de korte hoek, en hij zat, hoog en krullend.

Kuisch sprintte in extase weg, richting middencirkel, maakte een buikschuiver, en werd bedolven door ploeggenoten en wisselspelers.

Het was maar één goal, een goal zoals hij hem waarschijnlijk nooit meer zou maken, dat wist hij ook wel, dus die ene goal zei eigenlijk niks over hem. Maar toch: hij voelde hoe zijn status op de opleiding was veranderd. ‘Ik heb nog nooit een backie zo’n goal zien maken’, hoorde hij een trainer zeggen.

YouTube
Je kunt de goal hier terugzien (vanaf minuut 2:50).

Even later, op trainingskamp in Qatar – ook dit gevoel kent hij nog goed – begon zijn telefoon opeens onophoudelijk te trillen.  had zijn goal opgepikt, met honderden likes uit de hele wereld tot gevolg. Dit is dus hoe het voelt bij de grote profs, dacht Kuisch.

In Nederland, kort na het trainingskamp, stapte een man op zijn moeder af. Hij vroeg hoe Kuisch aan zijn voetbalschoenen was gekomen. ‘Die kocht ik voor hem’, zei ze. ‘In de winkel.’ De man glimlachte kort en zei: ‘Dat hoeft vanaf nu niet meer.’ Opeens had hij – ‘supercool natuurlijk’ – een

Afgelopen maart, toen Kuisch zijn 24ste verjaardag vierde, vrijwel blut en helemaal werkloos, dacht hij terug aan deze tijd, en hoe vers die wekenlange, maandenlange high waar hij toen op zweefde nog voelde.

En nu?

‘In de Keuken Kampioen Divisie laten ze me niet eens meer op proeftraining komen.’

Zelfs heel goede spelers worden zelden profs

Hoe verlopen voetbalcarrières?

Een carrière als beroepsvoetballer begint bij je amateurclub. Als je daar erg goed bent – de beste van je jaargang meestal – dan maak je ergens tussen je tiende en je veertiende de overstap naar de jeugdopleiding van een professionele club. Daar begint het proces van selecteren en deselecteren.

De kinderen die niet verbeteren, of minder hard verbeteren dan hun getalenteerde medespelers, vallen af en worden elk jaar vervangen, niet zelden door spelers uit jeugdopleidingen van andere profclubs. Vanaf een jaar of zestien kunnen die jongens ook al uit het buitenland komen.

De concurrentie is hevig. Onder de streep haalt van alle jongens die in de jeugdopleiding van een profclub terechtkomen het profvoetbal. Let wel: ook spelers die slechts één minuut in de Keuken Kampioen Divisie speelden – het laagste profniveau – vallen hieronder.

Het percentage spelers dat een leven kan opbouwen met voetballen, laat staan een leven vol glitter en glamour, ligt veel en veel lager.

Teamfoto PSV D1, 2012. Foto: PSV

Als het lijkt alsof je een grote uitzondering bent

Gregory Kuisch leek een van die zeldzame gevallen die vrijwel hun hele kindertijd, puberteit en jongvolwassenheid – en dan ook nog eens van een (zeer competitieve) topclub.

Al op zijn achtste werd hij door PSV gescout, bij de Utrechtse amateurclub Hercules, waarna hij jarenlang heen en weer werd gereden door een PSV-busje. ‘Je denkt weleens: wat doen ze kinderen aan? Maar ik had de tijd van mijn leven achter in dat busje.’

Sommige jaren hoorde Kuisch bij de besten, en mocht hij regelmatig met een leeftijdscategorie hoger meespelen. Soms hoorde hij bij ‘de onderste drie’ en vreesde hij voor het eindejaarsgesprek. Maar hij overleefde elke schifting. PSV – die de talentvolle spelers voor het uitkiezen heeft – koos telkens weer voor Gregory Kuisch.

Hoe verder hij kwam, hoe tastbaarder de droom werd om PSV-1 te halen. 2016: die wereldgoal tegen Ajax. 2017: schoenencontract bij Puma. 2018: Nederlands elftal 2019: eerste profcontract (en profsalaris) bij PSV – met bijbehorend op de site van PSV. Kuisch: ‘Ze zeiden: ga maar de concurrentie aan met Jordan Teze.’

Dat klonk goed: Jordan Teze had toen al zijn debuut gemaakt in PSV-1. Teze kon datgene wat hij uiteindelijk zou krijgen al ruiken: de Champions League, het Nederlands elftal, een dik salaris, een getunede auto. En Greg Kuisch zou ook zo’n speler kunnen worden, volgens de coaches.

Als hij tenminste de moeilijkste fase van een voetbalcarrière doorkwam: de stap van de hoogste jeugdelftallen naar de senioren.

Teamfoto PSV C2, 2013. Foto: Soccrates Images

Alleen talent is niet genoeg

In de jeugdopleiding zitten spelers in ‘beschermde’ leeftijdscategorieën, zoals de Onder 13, 14, 15 etc. De concurrentie is moordend, maar nog beperkt tot de spelers die in hetzelfde jaar zijn geboren. Na de laatste jeugdcategorie, de Onder 19, verandert dat. Dan speel je, de facto, in de Onder 35.

Je neemt het dan niet meer op tegen jaargenoten, je neemt het op tegen iedereen – zeker In deze fase vallen dan ook de meeste jeugdspelers af. Of dat komt omdat ze niet goed genoeg zijn? Onwaarschijnlijk, want anders hadden ze al die tijd niet meegekund. Ze vallen af omdat… tja, waarom eigenlijk?

Clubs zeggen vaak dat maar één of twee spelers per ‘lichting’ het eerste elftal hoeven te halen, en dat de overige spelers zijn; levende slijpstenen voor de grote talenten. Cijfermatig klopt dat: er kan maar een beperkt aantal spelers in de selectie van het eerste elftal zitten. Alleen: welke spelers dat uiteindelijk lukt, blijkt vooraf nauwelijks te zeggen.

Neem de selectie van het Nederlands elftal: Denzel Dumfries, Tijjani Reijnders, Virgil van Dijk, Bart Verbruggen, Jerdy Schouten, Wout Weghorst, Micky van de Ven, Joey Veerman en Stefan de Vrij vielen als kind niet bijzonder op. Nooit golden zij als

Waarom zij het wel maakten en hun ploeggenoten in de jeugdopleiding niet? Veel moet passen in wat je de magische formule voor sportsucces zou kunnen noemen: het juiste talent, natuurlijk, maar ook de juiste coach, de juiste scout, het juiste doelpunt, de juiste gezondheid,

Jong PSV tegen Jong AZ, 2017. Foto: Soccrates Images

Tegenslag na tegenslag

Wat gebeurde er met Gregory Kuisch?

Nadat hij in de zomer van 2019 zijn eerste contract bij PSV tekende, leek het hem en de club verstandig om ‘verhuurd’ te worden aan een andere club. De concurrentie bij PSV op zijn plek was hevig, ‘even uit mijn comfortzone stappen leek verstandig’. Zo kon hij zo snel mogelijk ervaring opdoen tegen volwassen profs.

De keuze viel op het Belgische KSV Roeselare. Vrijwel direct Kuisch raakte geblesseerd aan zijn enkel. Pas laat werd de juiste diagnose gesteld. Gevolg: hij was zes maanden kwijt, en toen hij weer fit was, kwam de pandemie en lag de competitie stil.

In de zomer van 2020 – hij had twee wedstrijden gespeeld in Roeselare – keerde hij terug bij PSV. Al snel merkte hij het effect van een jaar stilstand op zijn status. Shurandy Sambo, een speler ‘uit een jaar onder mij’, was hem inmiddels voorbijgestreefd.

‘We werden genegeerd alsof we hier niet jarenlang hadden rondgelopen’

Of Sambo – inmiddels bij het Engelse Burnley, op weg naar succes en geld, een bekende naam voor voetbalvolgers – beter was of is dan hij? Kuisch denkt van niet. ‘Sommige dingen doet hij beter dan ik, sommige dingen doe ik beter dan hij.’ Maar netto zullen ze ongeveer even waardevol zijn, denkt hij.

Alleen: Sambo deed het goed in Jong PSV. En dan heet het al gauw dat de trainer geen reden heeft iets te veranderen. Van het backie dat een goal scoorde zoals ze geen backie hadden zien doen, was Kuisch opeens een van de vele backies. Letterlijk: want achter Sambo kwamen er alweer nieuwe concurrenten van Jordan Teze aan.

Achteraf was dit het moment geweest om weer verhuurd te worden. Achteraf had PSV hem moeten zeggen dat dat het beste was. Achteraf hadden hij en zijn toenmalige zaakwaarnemer daarop moeten pushen. Hij moest aan spelen toekomen, zodat de buitenwereld kon zien wat hij kon.

Maar ja: wist hij veel. ‘Ik had niet door dat er actie ondernomen moest worden. Ik was zo blij om terug bij PSV te zijn, ik deed m’n best en ik dacht: mijn kans komt wel. Alleen: voor ik het wist was het december en zeiden ze: jongen, we gaan je contract niet verlengen.’

In januari 2021 volgde een nieuwe klap. Met negen andere spelers van Jong PSV moest hij apart trainen op een bijveld, om ruimte te maken voor beloftevoller geachte spelers Aan het einde van het seizoen werden ze niet eens meer uitgenodigd voor de afsluitende barbecue.

‘Ik kon het niet geloven’, zegt hij. ‘We werden gewoon genegeerd alsof we hier niet jarenlang hadden rondgelopen. Dan koop je maar 10 kilo vlees meer. Dan ga je maar een uurtje langer grillen, toch?’

Uiteindelijk regelde Theo Lucius, oud-rechtsback en jeugdtrainer van PSV, – dat hij ondanks alles toch koestert.

Teamfoto Jong PSV, 2019. Foto: BSR Agency

Opeens zit je in de vierde divisie van Noorwegen

Het contract met zijn zaakwaarnemer liep ook af, dus moest Kuisch nu zijn eigen zaak waarnemen. In alles: hoe blijf je fit als je geen club hebt, na een heel voetballeven onderdeel te zijn geweest van een gemeenschap? Met een zak ballen, gekregen van de Puma-man, ging hij elke dag een veldje op, bij zijn vader om de hoek. Een paar weken in z’n eentje trainen, dat was best vol te houden.

Een Poolse spelersmakelaar koppelde hem via Instagram aan de Duitse vierdeklasser VfB Lübeck. Lübeck zat omhoog. Hun beide rechtsbacks waren zwaar geblesseerd en de transferperiode was voorbij. Alleen werkloze spelers zoals Kuisch waren nog haalbaar. En warempel: na twee dagen meetrainen kreeg hij een contract voor een seizoen.

Enthousiast ging hij ervoor. Te enthousiast, denkt hij nu, want in zijn eerste wedstrijd, in de stadsderby tegen Phönix Lübeck, ging hij rond de middellijn een duel nodeloos hard aan – en raakte zwaar geblesseerd Weer een halfjaar aan ontwikkeling en cv-opbouw ging in rook op.

Achteraf ziet Kuisch hier een kantelpunt in zijn carrière. ‘Raak je niet geblesseerd, dan speel je twintig wedstrijden op een rij. Dan ben je iemand, daar kun je verder mee.’ Nu niet: Lübeck had te weinig van Kuisch gezien om hem een nieuw contract aan te bieden. Erger: aan het einde van het seizoen, toen hij weer fit was en nog wat wedstrijden voor Lübeck speelde, raakte hij wéér geblesseerd, aan zijn enkel deze keer.

Lang verhaal kort: ook in de zomer van 2022 vond hij geen club. Niet zo gek, want wat moeten die clubs denken? Kuisch was inmiddels een geblesseerde 22-jarige met nog geen tien wedstrijden als profvoetballer op zijn cv.

In augustus – nadat hij zich fit had gehouden met dure privétrainingen – kreeg hij van een Finse makelaar een bericht. Of hij bij Hønefoss zou willen spelen? Hønefoss? Hønefoss BK, zoals de club officieel heet, bleek te spelen op het vierde niveau in Noorwegen. ‘Ik dacht: serieus? Is dit wat ik nu moet doen?’

Het vierde niveau in Noorwegen – dat is ver verwijderd van concurreren met Jordan Teze. Maar veel keus had hij niet, en wedstrijden spelen was nu cruciaal, om de droom levend te houden. De faciliteiten in Noorwegen waren prima, zag hij toen hij ging kijken, en het salaris viel ook mee. Althans: totdat hij Noorse prijzen leerde kennen.

‘Ik hou van mijn kip’, zegt Kuisch. ‘Maar een kilo kip kost daar 13 euro. Slaat he-le-maal nergens op.’

Kuisch loopt een blessure op bij VfB Lübeck, 2022. Foto: BSR Agency

Een pijnlijke realitycheck

Hoe dan ook: Kuisch speelde een heel Noors seizoen, Twintig wedstrijden stonden er op de teller, en hij voelde zich weer voetballer. Maar in zijn hoofd was zijn niveau nog steeds ‘PSV’, dus hij wist:

Voor je het weet werd dit niveau – Hønefoss – gezien als zíjn niveau. Met die twintig wedstrijden op zak, met assists en goals, met zijn PSV-diploma, moest er zat mogelijk zijn – in de Keuken Kampioen Divisie, in België...

Maar de markt zag dat heel anders.

In aanloop naar de transferperiode van januari 2024 gooide hij weer tal van lijntjes uit. Hoe dat moet, dat heeft hij geleerd van zijn nieuwe zaakwaarnemer, de Rotterdamse die behalve zaakwaarnemer ook fungeert als trainer, mental coach en spiritueel coach (Kuisch is mede door Falix kerkelijk geworden).

‘Je bericht oude teamgenoten bij andere clubs: hoe ben je daar gekomen, wie heeft je daar gebracht? Ik vraag aan een buitenspeler die ik ken: ‘‘Je hebt tegen al die clubs gespeeld, welke rechtsback is Ken je de sportdirecteur daar?”’

Hij kon zich dan aanbieden als upgrade. ‘Je probeert nummers van zaakwaarnemers te krijgen. Tientallen mensen bericht ik regelmatig. Je bouwt een spinnenweb.’

‘Ik dacht: jongens, ik ben 23. Menen jullie dit nu?’

In januari deed hij een helft op proef mee bij het Duitse Rot-Weiss Erfurt. Het ging goed. De linksbuiten van Sandhausen, naar verluidt een groot talent, ging hem geen enkele keer voorbij.

En inderdaad deed Erfurt hem een aanbod. ‘Een flatje en duizend euro. Bruto. Dat is boodschappengeld en misschien net genoeg voor m’n Netflix. Ik dacht: jongens, ik ben 23. Menen jullie dit nu?’

De transferperiode die zo optimistisch begon, eindigde in Zijn goede seizoen bij Hønefoss had hem geen klap verder gebracht. Het spinnenweb bleef leeg. ‘Ik werd gewoon niet opgepikt.’

Het besef ongewild te zijn, zelfs voor clubs die nauwelijks professioneel waren te noemen, kwam hard aan. De eerste week van februari, ‘dat mag je best weten’, was de donkerste tijd van zijn leven. Hij ging laat naar bed, stond laat op, zat binnen series te bingen. Voor het eerst deed hij fysiek helemaal niets. Maar na een dag of tien keek hij in de spiegel, zag een lichaam dat arbeid nodig had, en dacht: ‘Greg, ga wat doen met je leven.’

Hij ging weer aan de slag. Op een budget – dat wel. Zijn geld, gespaard in Lübeck en Noorwegen, raakte op. Zelfs zonder woonkosten – hij kon bij zijn vader inwonen – en zelfs zonder auto. Profvoetballer zijn zonder profvoetballersalaris is een dure aangelegenheid. Vier keer per week trainen in de gerenommeerde sportschool SPC Rijnmond, waar veel profs zich fit houden of extra trainen, werd twee keer per week trainen.

Afgelopen maart werd hij 24. Feest werd het niet. ‘Die dag dacht ik: deze verjaardag had ik me een paar jaar geleden heel anders voorgesteld.’

Je moet wel gezien worden

Wat zich deze zomer aandeed?

Weinig, vertelde Kuisch me half juli, vlak na een lange training van de vakbond die trainingen en wedstrijden organiseert voor werkloze beroepsvoetballers, bij de amateurclub VV Woudenberg. ‘Of eigenlijk helemaal niets.’

Kuisch was geen lid van de VVCS, maar hij bleek met terugwerkende kracht zijn contributie te kunnen betalen. ‘Prima deal. Voor een paar tientjes fit blijven en wedstrijden spelen waar je gezien kunt worden.’ Gezien door potentiële werkgevers, bedoelt hij. Maar zien clubs hem ook?

Na met de VVCS tegen Fortuna Sittard – zijn eerste wedstrijd in negen maanden – gaf hij via via zijn nummer aan een Duitse zaakwaarnemer. ‘In de auto terug zat ik een halfuur met hem te praten. Wat zoek ik, wat wil ik, waar ziet hij kansen in het Duitse netwerk?’

Kwam er iets van? ‘Nog niet, dit vergt tijd. Maar je vergroot je kansen.’ Je netwerk is alles; aan zijn niveau ligt het niet, meent Kuisch. ‘Ik heb het talent, de drive, de techniek, de mentaliteit, het tactisch inzicht, ik heb het in die hele opleiding van PSV allemaal geleerd.’

Soms kijkt hij op tv de Keuken Kampioen Divisie en dan denkt hij: hoe kan het nou dat zij die ene speler daar hebben, en dat het niet eens in hen opkomt om mij op proef te laten komen?

‘Als je op kijkt, dan zie je dat mijn waarde 50.000 of 25.000 euro is. Maar ik weet zeker: als je me een maand de tijd geeft, en ik speel vier wedstrijden, dan is dat cijfer zó iets anders. Maar omdat ik de afgelopen jaren niet op een goed niveau heb kunnen spelen, ben ik niet zichtbaar. En dan kom je onderaan het lijstje.’

‘Om te merken dat de sport je compleet los heeft gelaten, dat ook oud-trainers en -medespelers je niet meer zien staan, dat doet pijn.’ Maar hij gaat door. ‘Niet iedereen snapt mijn keuzes, maar mijn moeder en vader wel. Ook nu nog. Ze zeiden: Greg, doe het, ga ervoor, maar als je deze zomer niets pakt, dan houdt het op. ‘Je kan blijven springen wat je wil, maar als het gat te groot is, dan lukt het gewoon niet.’

Foto: PSV

Tekstschrijver, kapper of toch nog profvoetballer?

Drie weken later, half augustus, waren er twee opties. Of eigenlijk één optie.

Een club, uit de Tweede Divisie, bood hem 500 euro per maand, en een kilometervergoeding van een paar centen. Dat kon hij doen, dus in die zin was het een optie, maar dat ging hij niet doen, want voor dat geld was het verstandiger te stoppen en een maatschappelijke carrière te beginnen.

Een andere club – IJsselmeervogels uit de Derde Divisie – kwam met een veel beter voorstel. Geen profvoetbal, dat niet, wel een fraaie, roemruchte club. En drie keer per week trainen betekende dat hij tijd zou overhouden om zijn eerste stappen als niet-profvoetballer te zetten in het leven.

Het voetballen zat een vervolgopleiding altijd in de weg

Hij zou copywriting kunnen doen – in Noorwegen schreef hij al wat teksten voor bedrijven op LinkedIn. Of modellenwerk, wat hij vroeger deed en soms nog doet (‘mijn handen en voeten komen in de nieuwe campagne van een sporttapefabrikant’). En kapper worden is ook een optie – hij knipt zijn eigen haar en dat van ploeggenoten, ‘ook al heb ik geen diploma’.

Ook zoiets. Een havo-diploma heeft hij, verder nog niks – het voetballen zat een vervolgopleiding altijd in de weg. Je moet je uitsluitend focussen op voetbal om het te redden, zeggen ze altijd, en misschien zou dat nu ook nog het beste zijn, als hij kans wilde houden. Maar dat is een luxe die hij zich niet meer kon veroorloven.

En dus tekende hij in de derde week van augustus

Je moet je eigen race rennen

Of het hem toch nog lukt het profvoetbal te bereiken?

Wie weet. Hij weet nog wie er meespeelden, bij zijn enige interland, in het Nederlands elftal Onder 18: Sven Botman, Jurgen Ekkelenkamp, Orkun Kökçü, Mitchel Bakker, Lutsharel Geertruida, Zakaria Aboukhlal. Allemaal profs met dikke salarissen inmiddels, of zelfs miljoenensalarissen. Hun levens lijken moedeloosmakend ver weg, vanaf waar hij nu is.

Maar het heeft geen zin daaraan te denken. ‘Een les die ik heb geleerd: de aanhouder wint altijd. Iedereen ontwikkelt zich in een ander tempo. Jij moet jouw race rennen, niet steeds kijken waar de rest is. Dan zet je de stappen die je moet zetten. Eredivisie, dat niveau kan ik aan. Maar mijn race verloopt nu via het amateurvoetbal.’

Meer lezen?