In de jaren zestig voltrok zich in de Amerikaanse journalistiek een revolutie. Verslaggevers, vonden de pioniers van wat later ‘New Journalism’ ging heten, hadden meer in hun mars dan droge opsommingen van feiten en he said, she said-vraaggesprekken. De meest gevierde scribenten in het vak – denk: Truman Capote, Tom Wolfe, Joan Didion, Norman Mailer – slaagden erin hun artikelen te verheffen tot hoogstaande literaire non-fictie.
Weinig journalisten hebben meer bijgedragen aan deze stroming dan Gay Talese – 92 jaar inmiddels en nog altijd pico bello in pak. Een man die zo’n rijk professioneel leven heeft geleid dat zijn tweede memoires, uitgebracht als Bartleby & Me, volkomen op hun plaats zijn. In drie lange hoofdstukken voert Talese de lezer terug in de tijd: respectievelijk naar zijn beginjaren als journalist bij The New York Times en Esquire, zijn werkwijze bij het schrijven van zijn magnum opus over Frank Sinatra, en een reconstructie waaraan hij zeventien jaar werkte, over een Roemeense arts die zijn woning in de chique Upper East Side in New York opblies.
Talese schetst een bloemrijke voorstelling van zijn carrière als journalist. Zijn aantekeningen maakte hij bijvoorbeeld op rond afgeknipte repen karton, die hij mee naar huis nam als hij zijn colberts ophaalde bij de stomerij. Het liefst verkaste hij na het observeren van een geschikte scène voor zijn verhaal linea recta naar een toilet om alles zo gedetailleerd mogelijk neer te pennen (in tegenstelling tot Capote, die volgens Talese beweerde ‘complete herinneringen’ terug te halen terwijl hij In Cold Blood schreef).
Het tweede hoofdstuk is het memorabelst. Talese neemt meer dan honderd pagina’s de ruimte om na te vertellen hoe hij ‘Frank Sinatra Has a Cold’ maakte – het fenomenale stuk van 15.000 woorden uit 1966 waarin het publiek alles te weten komt over de zanger, zonder dat de auteur hem fatsoenlijk te spreken kreeg. In een kat-en-muisspel met Sinatra’s manager, advocaat en bodyguard probeert Talese wekenlang een een-op-eenafspraak te regelen met de zanger en filmster zelf, die onderwijl worstelt met een kritisch interview over zijn vermeende banden met de maffia, een verongelijkte oud-assistent en een verkoudheid. ‘Ik heb het zo druk’, verzucht Sinatra meerdere keren. ‘Maar misschien kan er iets geregeld worden.’
De hoofdpersonen die Talese opvoert in zijn boek komen nogal eens op de proppen met een variant op ‘liever niet’ – een knipoog naar de kantoorbediende uit Herman Melvilles korte verhaal Bartleby, the Scrivener. Dokter Bartha uit hoofdstuk drie is daar het extreemste voorbeeld van. Zo verbolgen was deze 66-jarige man over het feit dat zijn Nederlandse ex-vrouw er na de scheiding vandoor zou gaan met 4 miljoen dollar dat hij liever zijn huis liet ontploffen dan een cent naar haar over te maken.
Wil je dan ook nog lezen hoe dit stukje Manhattan via een Ierse drukpersmagnaat, een Amerikaans spionnengezelschap en een Russische zakenvrouw bij een suïcidale Roemeen en een Nederlandse diplomate terechtkwam? Als het Gay Talese is die het allemaal opschrijft: liever wel.