De financiële sector is rijk, en dus slim en nuttig – denkt vooral de financiële sector

Misschien had je al niet zo’n hoge pet op van mensen die op de Zuidas, op Wall Street of in de Londense City werken, omdat hun werk je weinig zinnig voorkomt – het heen en weer schuiven van geld tijdens een bordspel voor mensen met een relatief hoog IQ.

Maar misschien had je (zoals ik) nog wel het idee dat ze behoorlijk slim waren – of zelfs borderline geniaal. Dit stuk van John Lanchester rekent snoeihard en hilarisch af met die gedachte. In elk geval voor wat betreft één prominente Wall Street-man, Ray Dalio, die bekendstond als denker – of beter: als Denker.

Dalio runt het hedgefonds Bridgewater, en werd zo rijk met investeren dat hij halverwege de vijftig wilde stoppen met werken. Maar eerst wilde hij zijn werkwijze – of Denkwijze, die in zijn hoofd wel waardevol moest zijn, want hij was rijk – op schrift stellen, zodat zijn genialiteit verder verspreid kon worden.

Een pdf’je genaamd Principles werd een boekje, het boekje werd een boek, en het boek werd een app, zodat je de ‘filosofie’ van Dalio makkelijk tot je kon nemen. De essentie van de principes – vooral kitscherige clichés die het op LinkedIn goed doen – was radicale openheid en eerlijkheid.

Vergaderingen werden standaard opgenomen op video en opgeslagen in de ‘Bibliotheek van Transparantie’. Als je kritiek had op iets of iemand, moest je die kritiek hardop uitspreken (‘No one has the right to hold a critical opinion without speaking up’). De bekritiseerde moest openlijk uitleggen wat hij of zij had geleerd van de feedback.

Enigszins welwillend kun je denken: ambitieus! In de praktijk kwam het neer op wrede, in de stijl van Mao Zedong. Kritiek kon alleen van boven naar onder in de organisatie; de leider zelf bekritiseren gebeurde alleen in theorie of in het hoofd van

Lanchester doet wat hij vaker doet: hij leest een paar boeken, koppelt dat aan zijn kennis over het vakgebied en schrijft er een grappig en inzichtelijk verhaal over. Hij rekent bijvoorbeeld af met een argument dat de financiële sector graag gebruikt om zijn bestaan te rechtvaardigen: dat men ervoor zorgt dat het geld terechtkomt waar het het meest rendeert, in de vorm van leningen, en dat dit Lanchester plaatst dat in een beschamend perspectief: slechts 3 procent van de geldstromen wordt daadwerkelijk uitgeleend aan bedrijven en personen. 97 procent van het geld dat banken besteden, besteden ze aan – in essentie – gokken.

London Review of Books: ‘For Every Winner a Loser’ (leestijd: 35 minuten)