In Nederland, waar een online huuradvertentie meer bezoekers trekt dan het Spoorwegmuseum op een regenachtige dinsdag, wacht men met ingehouden adem op een oplossing voor de woningnood. Er zijn 390.000 huizen te weinig, en dat tekort blijft stijgen – zeker tot 2028.
De kiezers zijn het zat. Bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen vonden ze ‘betaalbaar wonen’ het belangrijkste thema. Belangrijker dan immigratie, klimaatverandering en zelfs de gezondheidszorg.
Er wordt vanuit Den Haag keer op keer benadrukt dat wonen inderdaad bovenaan de prioriteitenlijst zou moeten staan. Bouwen, gaan ze. ‘Bouwen, bouwen, bouwen.’ Maar voor de eerste steen kan worden gelegd, is het wachten op groen licht uit allerlei verschillende hoeken. Hoe zit het met de stikstof die vrijkomt bij de bouw? Wat gaan we precies bouwen, en voor wie? En waar? Wie of wat moet ervoor plaatsmaken? En de vleermuizen dan?
Het lukt de overheid al jaren niet om al die lichten op groen te krijgen. Soms hier, soms daar, maar nooit tegelijk. Dus wordt er niet genoeg gebouwd – terwijl het probleem blijft groeien.
Wat is er nodig om daar verandering in te brengen?
Misschien wel het grootste probleem van Nederland
Anno 2024 kent iedereen wel iemand die de dupe is van de woningnood — als je het zelf niet bent.
Veel twintigers, bijvoorbeeld. Zij zien zich genoodzaakt eindeloos bij hun ouders te blijven wonen omdat het ze niet lukt om een huis, appartement of kamer te vinden. Maar liefst 57,5 procent van de 21- tot 24-jarigen woont bij zijn ouders. De afgelopen drie jaar is nog niet eens de helft van de jongeren die graag zelfstandig willen wonen daadwerkelijk verhuisd.
Ook wonen veel ex-partners na een scheiding noodgedwongen samen. In je eentje kom je er niet tussen, zeker niet als je opties beperkt zijn omdat je vanwege de kinderen in de buurt wilt blijven wonen. Inmiddels bestaan er zogenoemde scheidingshotels, die de vraag allang niet meer aankunnen.
Huren lijkt onmogelijk, en aan een kóóphuis is nog lastiger te komen. Voor jongere stellen zeker, laat staan voor alleenstaanden. In 1993 kostte een eigen woning nog vier modale jaarsalarissen. Nu zijn dat er tien.
Ook bedrijven zijn de sjaak: een kwart van de jonge werknemers solliciteert niet als er geen geschikte woning te vinden is in de buurt van de nieuwe baan. De starter geen woning, de baas geen werknemer.
En het schrijnendste probleem dat raakt aan de wooncrisis: dakloosheid. In het schatrijke Nederland leven tienduizenden mensen zonder dak boven hun hoofd. Het aantal dakloze mensen is de laatste jaren iets gedaald, tot ruim 30.000, maar dat is volgens schattingen van het CBS nog altijd 72 procent meer dan in 2009. Een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer – 142 van de 150 zetels – wil naar nul dakloze mensen in 2030.
Maar… hoe dan?
Een wirwar van belangen
In het regeerakkoord van 2017 stond al dat de overheid ‘meer nieuwe koop- en huurwoningen’ wilde bouwen. Vier jaar later zette Rutte IV in op 100.000 woningen per jaar. Dat is nog niet één keer gelukt.
Waarom komt van dat bouwen zo weinig terecht? Het lijkt erop dat het simpele streven – meer woningen bouwen – keer op keer verstrikt raakt in een web van principes. Vier voorbeelden:
Voor wie mag je bouwen?
Bij bouwprojecten hebben veel gemeenten te maken met een minimumpercentage sociale huur, dat inmiddels ook voor middenhuur kan gelden. Zo betaal je als ontwikkelaar marktprijzen voor de grond, maar mag je die vervolgens niet ook vragen voor een groot deel van de te bouwen woningen. Dat maakt bouwen voor ontwikkelaars een stuk minder aantrekkelijk.
Waar mag je bouwen?
Gemeenten zijn verplicht om eerst binnen de stadsgrenzen te zoeken naar grond, voordat de provincie toestaat dat er landbouwgrond (een weiland) wordt gebruikt. De gemiddelde prijs van Nederlandse landbouwgrond is slechts 8 euro per vierkante meter, terwijl bouwgrond voor huizen bijna honderd (!) keer zoveel oplevert. In veel weilanden mag je niet bouwen. Een interessant voorbeeld van zo’n (landbouw)grondkwestie vind je in het Groene Hart – midden in de Randstad; een gebied waarvan 80 procent voor de landbouw wordt gebruikt.
Wie mag de bouw tegenhouden?
In meer dan 80 procent van de gemeenten krijgen nieuwbouwprojecten te maken met weerstand van buurtbewoners. Mona Keijzer (BBB), de kersverse minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, voerde zelf jarenlang juridische procedures om woningbouw in haar eigen buurt tegen te houden. Voor deze vorm van inspraak en het belang van lokale democratie valt natuurlijk wat te zeggen, maar hierdoor wordt de bouw van één op de drie (!) nieuwbouwwoningen vertraagd.
En wie bezwaar maakt, doet dat bovendien niet altijd met de juiste intenties: sommige bewoners chanteren de ontwikkelaars en trekken hun protest in voor bedragen tot wel 100.000 euro. Een van de bewoners die zich voor die som wilde laten afkopen, bleek nota bene werkzaam te zijn geweest als ambtenaar op het ministerie van Volkshuisvesting. Dit spelletje kan voor projectontwikkelaars reden zijn om er überhaupt niet aan te beginnen.
Voor wie is de stikstofruimte: de bouw of de landbouw?
Minister Femke Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) besloot begin september het Nationaal Programma Landelijk Gebied stop te zetten. Als de landbouw meer ruimte krijgt om stikstof in de bodem en de lucht te brengen, dan geeft dat onzekerheid voor ontwikkelaars. Wat blijft er van die ruimte over? Belangenvereniging Bouwend Nederland was dan ook ‘verbouwereerd, verbaasd en geschokt’. Jelmer Alberts, een van de directieleden, sprak zonder meel in de mond in gesprek met BNR Nieuwsradio: ‘Er is geen enkel perspectief op woningbouw.’
En ga zo maar door: we willen huizen, maar tegelijkertijd niet minder groen in de wijk – of buiten de wijk – geen grote veranderingen in het dorps- of stadsgezicht, liever geen hoogbouw, niet minder landbouwgrond, geen schaduw in de tuinen van bestaande woningen, we willen vleermuizen redden, aan het klimaat denken, meer woningen voor kwetsbare groepen, en geen ‘visuele verstoringen’ van monumenten.
Dus staat de bouw stil.
Besturen met lef in Minneapolis
Dit is niet alleen een Nederlands probleem; een tekort aan huisvesting is de belangrijkste bron van ongenoegen in westerse landen. Dat bleek vorig jaar uit een grootschalig onderzoek van Gallup onder 37.000 mensen in 37 rijke landen. Zo ook in de Verenigde Staten. New York Times-columnist Ezra Klein heeft er een term voor bedacht: everything-bagel liberalism. Kort gezegd: het idee dat de politiek álle wensen tegelijkertijd in vervulling kan laten gaan, in plaats van te moeten kiezen tussen tegenstrijdige belangen.
Als tegenhanger van dit everything-bagel-denken wint de abundance agenda (overvloedsagenda) de laatste tijd eveneens aan populariteit in de Verenigde Staten: focus op één ding. Bijvoorbeeld: het massaal bijbouwen van huizen, om schaarste en hoge prijzen te verslaan. In datzelfde land valt op dat in alle grote steden in het Midden-Westen de huizenprijzen (gecorrigeerd voor inflatie) toenemen.
Behalve in… Minneapolis, in de staat Minnesota. Aan het begin van de 21ste eeuw werd er in Minneapolis te weinig gebouwd. Totdat de stad vijftien jaar geleden besloot om het anders aan te pakken. Bouwen werd prioriteit nummer één. Andere belangen verdwenen naar de achtergrond.
Vanaf 2009 liet Minneapolis stapsgewijs eisen vallen: het bestuur schafte minimale aantallen parkeerplaatsen af, stond bijgebouwen plots toe, verkleinde de minimale grootte van bouwgrond in woonwijken, moedigde de bouw van appartementen aan langs commerciële routes en sprak minimale bouwhoogtes af in plaats van hoogbouw te blokkeren – allemaal om meer huizenbouw te stimuleren. Eind 2018 werd Minneapolis de eerste stad waarin strenge eisen voor eengezinswoningen verdwenen, waardoor het bouwen van meerdere appartementen onder één dak overal werd toegestaan.
En ja hoor: er wordt radicaal meer gebouwd dan op andere plekken. Sinds 2018 zijn er meer dan twee keer zoveel nieuwe woningen per duizend inwoners gebouwd als in veel andere grote Amerikaanse steden. Zo wordt wonen ook nog eens betaalbaar. Terwijl huren in steden als Indianapolis, Cincinnati en Kansas City de afgelopen jaren flink gestegen zijn door de woningschaarste, is de huurstijging in Minneapolis beperkt gebleven.
Grond genoeg
De geschiedenis suggereert dat het in Nederland ook best zou kunnen. Sinds 1990 hebben we nooit meer dan 100.000 woningen in één jaar gebouwd. Maar in de 25 jaar daarvoor lukte dat ieder jaar (behalve in 1975), en soms zelfs meer dan 150.000! Toen er minder regelgeving in de weg stond, toen er nog geen ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ was die weilanden als een schatkist bewaakte, toen politici onverschrokken knopen doorhakten voor de lange termijn van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, en we zelfs nieuwe steden uit de grond stampten.
Zo lang geleden is dat niet: Lelystad is jonger dan mijn moeder (sorry, mama) en de eerste bewoners van Almere arriveerden in hetzelfde jaar dat Bradley Cooper het levenslicht zag (of 50 Cent).
‘Nederland zit vol’, brengt de reactionair daartegen in. Dat klopt als het om huizen gaat – er zijn te veel mensen voor te weinig woningen. Maar het klopt niet als we het over grond hebben. Een van de verrassendste feiten over Nederland is wat mij betreft dat slechts 13 procent bebouwd is. Dat omvat niet alleen huizen, maar ook kantoren, winkels, clubs, parkeerplaatsen, en ga zo maar door. 13 procent!
Ondertussen gebruiken we 48 procent van het land voor de vee-industrie. Twee derde van de in Nederland geslachte varkens is bestemd voor de export. Ons land is koploper binnen de Europese Unie als het gaat om de uitvoer van rund- en kalfsvlees. Als we besluiten deze export terug te schroeven, dan hoeft dat niet meteen te betekenen dat mensen elders honger zullen lijden. Want de dieren consumeren gedurende hun leven meer voedsel en grondstoffen dan ze uiteindelijk in de vorm van vlees voortbrengen. Het is niet radicaal om wat land dat nu voor intensieve veehouderij gebruikt wordt, terug te geven aan mensen.
Om een einde te maken aan de woningnood hoeven we heus geen nieuwe zee droog te leggen. Al hebben we met het Markermeer een stuk water waarvoor we nog plannen voor twee steden op de plank hebben liggen. Hoe dan ook, we hoeven slechts een fractie van het land te bestemmen voor een absolute basisbehoefte – wonen – en het labyrint aan bouwbeperkingen dat in de loop der jaren is ontstaan, durven af te breken.
Wie wonen serieus neemt, moet leren kiezen
Wonen is een grondrecht. Althans, op papier. Het bouwen van veel meer woningen betekent dat het slopen van heilige huisjes onvermijdelijk wordt. Van rechts tot links moet er plaats worden gemaakt: van Bloemendaal tot in het Groene Hart.
Wil het nieuwe kabinet echt iets veranderen, dan moet het dus durven kiezen. Na jarenlang roepen dat het helemaal anders moet, willen kiezers nu resultaten zien. Minneapolis is geen Amsterdam, maar lef heeft zich daar in woningen uitbetaald.
Beleidsmakers zouden ervoor kunnen kiezen snoeihard te zijn voor de nimby’s. Met kortere bezwaarprocedures, minder milieuregels rondom woningbouw, heldere doelstellingen voor provincies en gemeenten, en door te investeren in (mogelijke) nieuwe dorpen en steden. Misschien zelfs in het Markermeer.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.