Hoe de oorlog in het Midden-Oosten het falen van de westerse journalistiek blootlegt

Pankaj Mishra
Journalist en schrijver
Tijdens de Democratische Nationale Conventie in Chicago werden door demonstranten namen van gedode Palestijnse kinderen gescandeerd. Meerdere bezoekers stopten vervolgens hun vingers in hun oren. De auteur van dit stuk, Pankaj Mishra, plaatst dit voorbeeld in de context van verantwoordelijkheid, wegkijken en de vraag: en wat deed jij met jouw macht? De beelden in het artikel zijn stills uit video's van Middle East Eye en BreakThrough News.

De manier waarop westerse media schrijven over de oorlog in het Midden-Oosten is geworteld in het traditionele verhaal dat het Westen zichzelf graag vertelt: dat van verlichte supermachten die de wereld verlossen van onvrijheid. Maar newsflash: die wereldorde bestaat al lang niet meer. En de niet-westerse meerderheid wordt elke dag woedender over het brute geweld waar Israël mee wegkomt.

‘In den beginne was er de pers, en toen verscheen de wereld’, schreef Karl Kraus in 1921. De verwijzing naar de Bijbel was geen retorisch trucje. De Oostenrijkse schrijver – je zou kunnen zeggen de eerste echte mediacriticus – had apocalyptische tijden meegemaakt. Hij had alle reden om aan te nemen dat de journalistiek geen neutrale filter meer was tussen de populaire verbeelding en de wereld ‘daarbuiten’, maar dat ze de werkelijkheid zélf vorm was gaan geven. 

Kraus had zijn kritiek aangescherpt tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij kranten ervan beschuldigde dat ze de ramp – waarvan ze eigenlijk verslag zouden moeten doen – juist erger maakten. ‘Hoe wordt deze wereld bestuurd en een oorlog in gesleept?’ vroeg Kraus zich af. Hij was ervan overtuigd dat de pers een belangrijke rol speelde in het ontstaan van WO I: Europa was verdeeld en stortte ineen, en dat kon gebeuren doordat de pers ‘een bepaalde mate van het onvoorstelbare voorstelbaar maakte.’

Daardoor struikelden Europese landen een oorlog in die ze niet hadden zien aankomen, noch konden stoppen. ‘Na decennialang oefenen’, schreef hij, ‘heeft [de journalist] zo veel fantasieloosheid bij de mensheid gekweekt dat die in staat blijkt een vernietigingsoorlog tegen zichzelf te voeren.’ 

Het is misschien makkelijk om vanuit ons comfortabelere, hedendaagse perspectief neer te kijken op het bekrompen wereldbeeld van de Weense bladen waar Kraus zich zo over opwond. Maar met de huidige brute oorlogen in Europa en het Midden-Oosten, die zomaar kunnen oplaaien tot grotere conflicten, en die het sociale weefsel in allerlei landen aan stukken scheuren, wordt Klaus’ kritiek op de vierde macht niet alleen urgenter: ze resoneert ook als een bredere analyse van het verval van democratische instituties in het Westen.

Dat die instituties inherent zwak zijn, was de Aziatische en Afrikaanse onderdanen van de Europese kolonisten lang geleden al duidelijk. Mohandas ‘Mahatma’ Gandhi, die de democratie letterlijk zag als de macht van het volk, stond erop dat de democratie in het Westen hooguit ‘symbolisch’ was, en geen werkelijkheid zolang ‘de grote kloof tussen de rijken en de hongerige miljoenen blijft bestaan’ en kiezers ‘het moeten hebben van kranten, die vaak leugenachtig zijn’. 

Je zou tegenwoordig net zo botweg kunnen zeggen dat een groot deel van de digitale media, met hun nepnieuws en samenzweringstheorieën, systematisch leugenachtig is. En de mainstream media, vaak eigendom van grote zakenbonzen, mogen dan volhouden dat ze politiek en ethisch verantwoord bezig zijn, dat ze een baken van licht zijn in de duisternis waarin de democratie zou sterven: in de drie decennia dat ik in de journalistiek werk, is me steeds duidelijker geworden dat ook die media tekortschieten, of zelfs corrupt zijn.

De 'war on terror' was een moreel en intellectueel fiasco

Mijn carrière als schrijver van non-fictie begon met de oorlog tegen het terrorisme, die grote oorlog van onze eigen eeuw, die grote delen van Azië en Afrika in puin legde, burgerrechten in het Westen ontmantelde, om uiteindelijk uit te monden in het vernederende vertrek van het Westen uit Afghanistan in 2021. Begin 2001 was ik naar Afghanistan en Pakistan afgereisd voor het tijdschrift Granta en de New York Review of Books. Mijn lange artikelen over deze reizen verschenen kort na 11 september en het gevolg was dat ik in veel Europese en Amerikaanse media ineens werd beschouwd als ‘terrorisme-expert’. 

Ik verzette me lang niet zo hevig tegen dat absurde label als had gemoeten. Er waren in die tijd in de Angelsaksische pers heel weinig schrijvers van niet-westerse origine; de opiniepagina’s stonden vol bekrompen tirades tegen de islam; ik voelde druk en een groot gevoel van verantwoordelijkheid. Ik wilde me ver weg houden van de infantiele vraag ‘waarom haten ze ons toch zo?’ maar ik wilde er wel alles aan doen om te voorkomen dat toch al zo beschadigde landen als Afghanistan en Irak nog verder zouden worden verminkt, en dat minderheden in het Westen nog meer gedemoniseerd zouden worden. 

Maar ik kon alleen maar met ongeloof toekijken hoe de BBC op primetime een documentaire uitzond over de wereldwijde positieve invloed van het Britse Rijk. In mijn eigen werk voor westerse media voelde ik druk om niet te veel af te wijken van de breed gedeelde consensus: dat de gelijktijdige invasie van meerdere landen rechtvaardig en noodzakelijk was; dat de inwoners, zeker de vrouwen, bevrijd moesten worden van hun wrede onderdrukkers, en dat de democratie verder verspreid diende te worden. 

Ik kon alleen maar hulpeloos toekijken naar hoe zelfs de meest respectabele westerse pers eraan bijdroeg dat het een rassenkwestie werd

En ik kon alleen maar hulpeloos toekijken naar hoe zelfs de meest respectabele delen van de westerse pers niet alleen een frauduleuze oorlog toejuichten, maar er ook aan bijdroegen dat het een rassenkwestie werd. De extreemrechtse nationalisten van nu hebben allerlei fantasieën over de donkergekleurde onmens die je huisdieren opeet en die op het punt staat de witte westerse beschaving te slopen. Maar in zogeheten ‘oude’, respectabele media en onder linkse intellectuelen woekerden jarenlang ook allerlei fantasieën over het geweld dat deze duistere vijand wel niet verdiende. 

‘Hoog tijd om na te denken over marteling’, verklaarde Newsweek een paar weken na 11 september. ‘Gerichte wreedheid’, opperde Time. Terwijl de invasie van Irak op stoom kwam, zette The Atlantic in een coververhaal de voordelen van ‘marteling-light’ uiteen. In The New York Times Magazine spoorde Michael Ignatieff de inwoners van de Verenigde Staten niet alleen aan om hun lotsbestemming als grootmacht te omarmen en Irak binnen te vallen; de hoogleraar Mensenrechten schreef ook dat je zwarte en bruine lichamen best kon onderwerpen aan ‘vormen van slaaponthouding’ en ‘desoriëntatie die stress veroorzaakt (bijvoorbeeld door ze een zak over hun hoofd te doen)’. Het artikel verscheen onhandig genoeg net toen de eerste foto’s uitlekten van gevangenen in de Iraakse Abu Ghraib-gevangenis – met een zak over hun hoofd.

De straffeloosheid waarmee Israël (nadat het alle buitenlandse verslaggevers had weggestuurd) inmiddels bijna tweehonderd schrijvers, academici en journalisten in Gaza heeft vermoord, was het land al kort na 11 september verleend door zijn medestanders in het Westen. In 2002, nadat Israël een tv-gebouw op de Westelijke Jordaanoever had gebombardeerd, schreef Anne Applebaum, tegenwoordig een vooraanstaand criticus van ‘autocratieën’, dat ‘Israël groot gelijk heeft dat het zijn toorn richt op de officiële Palestijnse media’. 

Trumps muslim ban – een inreisverbod voor moslims – en de gewelddadige fantasieën van J.D. Vance líjken alleen maar schandalig als je even vergeet dat schrijver Martin Amis in 2006 al op samenzweerderige toon tegen een journalist van de Times had gezegd dat hij een ‘duidelijke drang’ voelde om dingen te zeggen als: ‘De moslimgemeenschap zal moeten lijden totdat-ie zijn zaakjes op orde heeft. Wat voor soort lijden? Een reisverbod. Deportaties – dat kan later komen. Vrijheden beperken. Mensen fouilleren als ze eruitzien alsof ze uit het Midden-Oosten of Pakistan komen.’

Tegenwoordig is iedereen het er wel over eens dat de war on terror een militaire en geopolitieke mislukking was. Maar minder goed wordt begrepen dat het óók een gigantisch intellectueel en moreel fiasco was; een poging van de politieke klasse én de westerse media om de werkelijkheid zelf vorm te geven. Een poging die catastrofaal mislukte, en waarmee een diepe wreedheid en leugenachtigheid waren doorgedrongen in het openbare leven.

En deels omdat de ramp niet als zodanig werd erkend – de redacteuren en schrijvers die valse narratieven voorspiegelden en hadden staan juichen bij het grootschalige geweld, bleven in hun loopgraven zitten en maakten zelfs carrière – gebeurt nu hetzelfde in de manier waarop westerse media verslag doen van de oorlog in Gaza: alweer een oorlog die een vreugdevuur heeft ontstoken, waarbij alle internationale wettelijke en morele normen, en alle murw geslagen en verdorven gewetens in de fik gaan. 

Al deze overduidelijke werkelijkheden worden elke dag weggemoffeld, zoniet ontkend, door de belangrijkste spelers in de westerse media

Historicus Omer Bartov wijst erop dat Israël, ogenschijnlijk als antwoord op de ongekende terroristische aanval van Hamas, al van meet af aan probeert ‘de hele Gazastrook onbewoonbaar te maken, de bevolking zodanig te slopen dat die niet anders kan dan doodgaan, of het gebied kan ontvluchten, hoe dan ook’. Vandaag de dag proberen de ultrarechtse leiders van Israël – met behulp van bommen van duizend kilo, waarmee de VS ze overladen – hun bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Gaza verder te militariseren, en met allerlei terroristische acties een grotere oorlog uit te lokken tegen hun vijanden in Libanon en Iran. Maar al deze overduidelijke werkelijkheden – ook de totale ontmanteling van Gaza, die anders dan veel andere gruwelijkheden door zowel de daders als de slachtoffers wordt gelivestreamd – worden elke dag weggemoffeld, zo niet ontkend, door de belangrijkste spelers in de westerse media. 

In schril contrast met de manier waarop westerse media de Russische barbarij in Oekraïne beschrijven, gebruiken ze voor Israëlische gruwelen bij voorkeur waardoor het moeilijker wordt om te zien wie precies wie wat aandoet, en onder welke omstandigheden.

Daarentegen kregen onbevestigde – en later ontkrachte – berichten over onthoofde Israëlische baby’s alle aandacht van journalisten, en zelfs van de Amerikaanse president. Allemaal over de meerdere rapporten die reppen van verkrachting en marteling in Israëlische gevangenissen.

Aannames die dertig jaar lang de basis vormden voor westers beleid en westerse journalistiek liggen in scherven

De manier waarop westerse media het Israëlische recht op ‘zelfverdediging’ aanhalen, laat andermaal zien hoe radicaal de discrepantie is tussen wat mainstream journalisten in het Westen zeggen en wat de rest van de wereld ziet gebeuren. Ik kan niet ontkomen aan een gevoel van déjà vu, en de aloude vraag dringt zich op: is het nog mogelijk om het denken te verruimen in het afbrokkelende koninkrijk van de westerse journalistiek – het betoverde rijk waar ik zo’n groot deel van mijn leven heb doorgebracht en van heb geprofiteerd? 

We wonen per slot van rekening in een veel grotere wereld dan die waarin Karl Kraus begin twintigste eeuw leefde, met een veel grotere waaier aan ervaringen en perspectieven. In de uitgeverswereld en op redacties is veel meer diversiteit dan toen ik als schrijver begon. Zouden we de voortdurende intellectuele en morele valkuilen van de journalistiek voortaan kunnen vermijden met een minder conformistisch opinieklimaat, en meer openheid voor andere ervaringen en perspectieven?

Misschien. Maar de eerste stap in deze richting is erkennen dat er geweldige obstakels voor ons liggen. We leven in zeer verwarrende tijden, zeker voor de oudere generatie westerse journalisten en commentatoren. Zij werden volwassen in de decennia na het einde van de Koude Oorlog en de val van het communisme, in een tijd dat de op westerse leest geschoeide idealen – democratie en het kapitalisme – de toekomst van de hele wereld leken te gaan bepalen. 

Het westerse kapitalisme heeft voor enorme ongelijkheid gezorgd, en veroorzaakt nu fel verzet

Vandaag de dag liggen alle aannames die dertig jaar lang de basis vormden voor westers beleid en de westerse journalistiek in scherven. We leven in een wereld waarin de toekomst van de democratie allerminst zeker is – zelfs niet in Europa en de Verenigde Staten, laat staan in een land als India. Het westerse kapitalisme heeft voor enorme ongelijkheid gezorgd en veroorzaakt nu fel verzet. Overal komen demagogen en despotische leiders op. En het meest verontrustend is dat aan beide kanten van de Atlantische Oceaan wit nationalisme opnieuw, na lange afwezigheid, de expliciete ideologie is van mainstream politieke partijen. 

In tijden van wijdverbreide economische nood vinden etnisch-nationalisten in de VS, het Verenigd Koninkrijk maar ook in Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Polen, Italië en Nederland elkaar in hun afkeer van immigranten, en nemen ze instituten op de korrel die ze onvoldoende vaderlandslievend achten, of waarvan ze vinden dat ze te tolerant zijn voor seksuele, etnische of raciale minderheden. En het wordt nog somberder. Belangrijke economische leerstukken over eindeloze groei en mondiale welvaart lopen tegen grenzen aan: op het gebied van milieu en technologie, maar ook binnen hun eigen systemen.

De redacteuren en schrijvers van die oude journalistieke titels zijn er nooit mentaal op voorbereid dat hun ideologie – die van kapitalistische globalisering – ooit zou instorten, of dat de dominantie, de legitimiteit en het prestige van het Westen zo rap zouden krimpen. Ze zitten als gevolg van hun nationaliteit, hun klasse, hun opleiding, veel te vast aan de intellectuele aannames die wortel schoten tijdens de onbetwiste hegemonie van het Westen. 

Ze zijn nog zo betrokken bij de doodsstrijd van de oude wereld dat ze de barensweeën van de nieuwe wereld niet voelen. Ze hebben grote moeite hun eigen snel veranderende samenleving te begrijpen; ze zijn geobsedeerd door wat slechts symptomen zijn van een versplinterende sociale consensus – zoals ‘cultuuroorlogen’ – en proberen uiteindelijk enige betekenis te persen uit abstracties als ‘populisme’, ‘een democratische terugval’ en een ‘crisis van het liberalisme’. 

Een groter probleem is dat zowel de intellectuele als de politieke elites in het Westen maar weinig handvatten hebben om de rest van de wereld te begrijpen – laat staan te verklaren. Mainstream journalisten proberen de snelheid en de schaal van de voortdurende wereldhistorische veranderingen – zoals de opkomst van het mondiale Zuiden – te vangen in kwantitatieve analyses. Ze komen met cijfers over de groeiende buitenlandse handel van China, of de uitdijende Indiase, Braziliaanse en Indonesische economieën. 

Maar deze feiten en cijfers zijn slechts kleine rimpelingen op de vloedgolf van wereldwijde veranderingen die alles wegspoelt wat we ooit voor waar aannamen. 

Wat wij onszelf graag vertellen over het verleden, geeft ons houvast in de wereld zoals die nu is

We wonen tegenwoordig in een wereld die op vrijwel elk gebied – of het nu gaat om politieke denkbeelden, emotionele vooruitzichten of economische structuren – radicaal anders is dan twintig jaar geleden. De geschiedenis is altijd een botsing geweest tussen Wat wij onszelf graag vertellen over het verleden, geeft ons houvast in de wereld zoals die nu is, geeft ons een plek, een identiteit, en een idee over wat mogelijk is. Het breed gedeelde frame van de westerse journalistiek was gestoeld op westerse overwinningen: de nederlaag van totalitaire regimes in twee wereldoorlogen, het naoorlogse temmen van Duitsland, Italië en Japan, daarna de overwinning op het communisme in de Koude Oorlog, gevolgd door de wereldwijde verspreiding van de westerse vormen van democratie en kapitalisme. 

Deze zeldzame ervaring van vooruitgang die het naoorlogse Westen beleefde, maakte dat de mensen die ervan hadden geprofiteerd optimistisch werden: wij in het Westen kunnen in de rest van de wereld nog van alles veranderen!

Dekolonisatie kan een hele reeks aan nationale en internationale fenomenen verklaren

Maar dit verhaal, waarin verschillende generaties westerse journalisten zichzelf graag herkenden, botst nu met een ander, veel groter en overtuigender verhaal: dat van dekolonisatie – een ontwikkeling die voor de grote meerderheid van de mensheid dé centrale gebeurtenis van de twintigste eeuw is. 

Het woord dekolonisatie werd voor het eerst gebruikt om het historische proces te omschrijven dat in de jaren 1940 begon, toen ‘de donkerder volkeren’ in Azië en Afrika zichzelf begonnen te bevrijden van de directe en indirecte westerse heerschappij. Maar tegenwoordig betekent het veel meer dan alleen wereldhistorische verschuivingen van politieke en economische macht. Dekolonisatie is een begrip geworden waarmee veel niet-witte mensen – onder wie ook veel zwarte Amerikanen en immigranten in het Westen – zichzelf in een langer historisch verloop plaatsen; het is de bril waardoor ze naar het verleden kijken en waarmee ze hun potentieel in de toekomst meten. 

Als er één analytisch kader is dat een hele reeks aan nationale en internationale fenomenen kan verklaren – van de opkomst van het Chinese nationalisme en de groei van extreemrechts in het Westen tot de cultuuroorlogen in Europa en Noord-Amerika, van chaotische Gaza-protesten op universiteiten, de ruzies bij PEN America tot Kylie Jenner die minstens een miljoen Instagramvolgers kwijtraakte – dan is het dekolonisatie. 

Westerse leiders hebben de plicht te begrijpen op wat voor verschillende culturele en psychologische manieren deze herbalancering zich manifesteert

Daarom wordt er een beroep gedaan op westerse leiders en commentatoren, zeker op hen die nog altijd volledig in beslag genomen zijn door het waanidee van ‘ om niet alleen een antwoord te hebben op deze cruciale historische dynamiek – namelijk: dat de westerse heerschappij, die gebouwd was op het imperialisme, een nieuw evenwicht moet vinden; ze hebben ook de plicht om te begrijpen op wat voor vele verschillende culturele en psychologische manieren deze herbalancering zich manifesteert.

Het mag geen verrassing zijn dat dit nogal veel gevraagd is. Want zelfs de rudimentaire feiten uit de wereldgeschiedenis – imperialisme, dekolonisatie – liggen niet voor het grijpen; ze kwijnen weg in de duisternis achter de monumentale from-Plato-to-NATO-narratieven over de westerse beschaving. Toen ik in de jaren negentig begon met publiceren in Europa en de VS, presenteerden de schrijvers en journalisten aldaar hun eigen land doorgaans als geestelijke erfgenamen van de Atheense democratie, het individualisme van de Renaissance en het rationele Verlichtingsdenken. 

Je kon miljoenen woorden lezen over de zegeningen van de westerse democratie en het liberalisme, en over de kwaadaardigheid van het oosterse totalitarisme, woorden van Angelsaksische intellectuele grootheden als Thomas Friedman, zonder ook maar een alinea tegen te komen over de gevolgen van de slavernij, het imperialisme, of dekolonisatie. De schrijvers leken geobsedeerd door de misdaden van Hitler, Stalin en Mao, maar als zogenoemde liberale internationalisten gaven ze nauwelijks enig blijk van bewustzijn over de moderne westerse geschiedenis, die bol staat van massaal lijfeigenschap, koloniale onteigening en genocidale oorlogen tegen oorspronkelijke volkeren. 

Voor de jongere generatie journalisten en commentatoren is een dergelijk niet-weten tegenwoordig fataal; zij hebben te maken met een wereldorde waarin democratie en liberalisme, of zelfs maar politiek stabiele systemen, niet langer vanzelfsprekend zijn. Zij worden geacht de wereld te zien zoals die is, zonder de Koude Oorlogprikkel die het verhaal over de eigen kant zo veel prettiger maakt. Ze worden in zekere zin gedwongen om een koers te plotten door een gefragmenteerd geopolitiek en cultureel landschap, en de vele geschiedenissen en nieuwe krachtsverhoudingen daarbinnen te herkennen. 

Dat betekent op de allereerste plaats: erkennen wat de verschoppelingen wereldwijd in hun antikoloniale strijd verbond, en wat het postkoloniale falen van veel natiestaten heeft overleefd, namelijk: de gedeelde overtuiging dat privilege op basis van ras niet langer aan de basis zou moeten liggen van de wereldorde. 

Niet-westerse intelligentsia zoeken naar manieren om hun eigen ervaringen uit te drukken

Tegenwoordig stellen assertieve, soms zelfs agressieve geschiedenisverhalen en wereldbeelden in landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika de dominante westerse aannames radicaal aan de kaak. Het was ooit de bedoeling dat Maar tegenwoordig zoeken de leden van de niet-westerse intelligentsia – de architect in Jakarta, de arts in Kuala Lumpur, de advocaat in Mumbai, de socioloog in Istanbul, de econoom in Doha, de hoogleraar in Lahore, de student in Kaapstad – naar manieren om hun eigen ervaringen uit te drukken, en hun eigen geschiedenis en tradities te verkennen. 

Ze zien dat de leiders, beleidsmakers en journalisten die verantwoordelijk zijn voor de rampzalige oorlogen van het Westen tot op de dag van vandaag niet ter verantwoording zijn geroepen. Ze zien ook het grote contrast tussen de genereuze gastvrijheid die het Westen verleent aan Oekraïense vluchtelingen, en de muren en hekken die Europese landen en de VS bouwen om de donkergekleurde slachtoffers van hun eigen oorlogen buiten de deur te houden. 

We zien dit groeiende bewustzijn haarscherp in de woedende bewoordingen waarmee de niet-westerse wereld het Israëlische en westerse geweld in het Midden-Oosten veroordeelt. Deze woede groeit exponentieel bij de mondiale meerderheid, zeker als een westers verlengstuk in het Midden-Oosten elke dag weer laat zien met welk gemak het nog altijd zwarte en bruine lichamen kan oppakken, breken en slopen – buiten alle oorlogswetten en -normen om. 

Ons verlangen naar levendige en rechtvaardige beschrijvingen van de wereld wordt alleen maar onbedwingbaarder

Lang voordat de oorlog was uitgebroken, en de verslaggeving erover zo schaamteloos leugenachtig werd, klonk overal de dringende wens van mensen van niet-westerse afkomst om de westerse denksystemen te dekoloniseren, om een herziening van het zelfbeeld van de voormalige wereldrijken. Dat vraagt op veel plekken om een hervorming van de publieke cultuur; niet alleen moet je plaatsnamen, standbeelden en museumcollecties vervangen, het gaat ook om de herziening van academische curricula, de journalistiek en het politieke discours.

Het is wel te begrijpen dat zo’n make-over voor veel mensen in het Westen onaanvaardbaar is. Hun reactie is dat ze stug blijven vasthouden aan mislukte ideeën en gesneuvelde aannames, en dat ze krampachtig de structuren van ongelijkheid – waar ze zo van hebben geprofiteerd – proberen te herstellen.

Je ziet hoe dat werkt in de pogingen van velen in de westerse politiek, media en het bedrijfsleven om academische en artistieke verkenningen van racisme en imperialisme de kop in te drukken. Je ziet het nu ook in de harde aanpak van alledaagse politieke tegengeluiden. Ik zou laatst een lezing geven over Israël, Gaza en het Westen voor de London Review of Books, maar die werd voortijdig geannuleerd door de zaal – het Barbican Center in Londen. 

De Zuid-Afrikaanse schrijver Kagiso Lesego Molope stelde een paar maanden geleden op het Writers’ Trust-gala in Toronto de vraag: ‘De tijd komt dat de wereld zijn excuses gaat aanbieden voor wat er aan het gebeuren is – en als dat moment komt, krijg je de vraag: en wat deed jij met jouw macht?’ Het is een vraag die alle instituten en individuen zichzelf moeten stellen. Maar velen van hen doen, op z’n best, wat de Democratische afgevaardigden in Chicago deden: hun vingers in hun oren, om niet te hoeven luisteren naar de namen van gedode Palestijnse kinderen die werden gescandeerd toen ze het conferentiecentrum uit liepen. 

Op z’n slechtst is er een hele reeks westerse instituten – van Ivy League-opleidingen tot publieke omroepen – die volstrekt antidemocratische maatregelen nemen, in weerwil van hun eigen principes rondom vrijheid van geweten en meningsuiting. Onlangs nog zette de Universiteit van Californië op zijn website een lijst van militair wapentuig die ze wil hebben om oorlog te voeren tegen haar studenten: op de lijst staan onder meer drieduizend pepperspray-kogels, vijfhonderd stuks ‘impact munitions’ (rubberen kogels), twaalf drones en negen granaatwerpers. 

Eind februari schreef ik dat we getuige zijn van een soort ineenstorting van de vrije wereld. Sindsdien is daar alleen maar onheilspellend veel meer bewijs voor gekomen. Misschien is het niet verrassend. De intellectuele incompetentie en morele onwaardigheid van de vierde macht was al vastgesteld in de tijd dat Karl Kraus waarschuwde voor de ‘intellectuele zelfvernietiging van de mensheid door middel van de pers’. In onze eigen tijd waarschuwde Gandhi dat zelfs ‘de staten die vandaag de dag op papier democratisch zijn’ waarschijnlijk op den duur ‘volledig totalitair zullen worden’ aangezien een systeem waarin ‘de zwaksten tegen de muur gaan’ en slechts ‘een paar kapitalistische eigenaars’ floreren ‘niet kan blijven bestaan zonder geweld – heimelijk dan wel openlijk.’ 

Vaclav Havel waarschuwde voor macht die 'buiten alle geweten opereert'

Václav Havel, die in het Westen werd gevierd als een anticommunistische ‘dissident’, schreef in zijn essay ‘Politiek en geweten’ dat de toekomst in het Westen eruit zou komen te zien als de totalitaire systemen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa; hij waarschuwde voor macht die ‘buiten alle geweten opereert, een macht die geworteld is in een alomtegenwoordige ideologische fictie die alles rationaliseert, zonder ooit de waarheid onder ogen te hoeven komen’. 

Het is ons lot om hulpeloos toe te kijken hoe een macht die buiten alle geweten opereert en die geworteld is in ideologische ficties zelfs een gelivestreamde genocide kan rationaliseren. Na te zien wat er in Gaza gebeurt, heb ik er nog minder vertrouwen in dat we ooit herstellen van dit post-truthtijdperk.

Maar ik kan niet anders dan erkennen hoezeer we behoefte hebben aan nieuwe, verse ideeën om ons verleden opnieuw te overdenken, en ons een weg te banen uit het heden richting een leefbare toekomst. Ik geloof sterk dat die ideeën gaan komen van een jongere generatie schrijvers, kunstenaars en journalisten. Terwijl deze polycrisis elke dag ernstiger wordt – met onontkoombare oorlogen, klimaatrampen en politieke aardverschuivingen – weet ik óók dat ons verlangen naar levendige en rechtvaardige beschrijvingen van de wereld alleen maar onbedwingbaarder wordt; er zullen velen onder ons zijn die dat verlangen willen stillen. 

Er zijn talloze schrijvers en journalisten die ons niet zullen vergezellen bij dit essentiële werk. Dat zijn de schrijvers, academici en journalisten die het Israëlische leger heeft vermoord. Aan hen draag ik deze prijs op. 

Pankaj Mishra (1969) is schrijver. Dit is een licht bewerkte versie van de toespraak die hij op 16 september gaf toen hij de Weston International Award officieel in ontvangst nam. 

Vertaling: Hans Pieter van Stein Callenfels