Iedereen kan een religieuze ervaring hebben – ook als je niet in God gelooft
Een concert van je favoriete artiest, een marathon rennen of verliefd zijn: je kunt iets meemaken dat groter voelt dan jezelf – religieus of spiritueel zelfs. Dit soort ervaringen bestempelen als ‘zweverig’ is een vergissing, stelde psycholoog (en atheïst) William James honderd jaar geleden al. Want gelovig of niet, zo’n ervaring gaat over een gevoel van opluchting, naastenliefde en een allesoverheersend gevoel van ‘ja’ tegen het leven.
Wanneer was je voor het laatst verliefd? Kun je dat gevoel nog oproepen? Ergens in de wereld loopt diegene rond, net als jij; ademt, slaapt, eet, net als jij; en die bewegingen lopen als een onzichtbaar schaduwspel mee met de jouwe. Je weet niet precies waar die ander is op dit moment, maar je wordt continu vergezeld door het besef dat die ander bestáát.
Zo ongeveer, schrijft de beroemde Amerikaanse psycholoog William James, is de mens zich bewust van ‘iets groters’.
Als je zelf nooit verliefd bent geweest, zul je menen dat iemand die verliefd is idioot doet (wegdromen, obsessief bezig zijn met de ander, slecht slapen). En als je zelf nooit een religieuze ervaring hebt gehad, zul je mensen die daarover beginnen net zo goed wegzetten als dwazen.
Dat is een vergissing, meende James; een vergissing die hij in 1902 probeerde recht te zetten met een monumentale studie, The Varieties of Religious Experience. Een boek dat misschien meer dan honderd jaar oud is, maar nog altijd relevant: James’ studie werpt licht op de onverwachte sluipwegen die ‘de religieuze impuls’ zoekt in een (op het oog) atheïstische tijd.
Nu georganiseerde religie in het Westen aan populariteit inboet, stelt James’ boek ons in staat om die religieuze – of spirituele – impuls te herkennen wanneer-ie op onverwachte plekken opduikt. Tijdens een ultramarathon,* tijdens een rave, als Swiftie tijdens de Eras-tour, bij het doorlopen van een programma van Anonieme Alcoholisten, tijdens een bevalling of bij een wandeling in de natuur kun je zomaar overvallen worden door dat gevoel van ‘iets groters’, iets wat James beschreef als religieuze ervaring.
De ‘geloofstoestand’, zegt James, is een volstrekt natuurlijke psychische toestand, ‘zoals liefde of angst’,* en even basaal. Hij komt overal en in alle tijden voor. En net als verliefdheid heeft een religieuze ervaring concrete gevolgen voor wie haar ondergaat.
Net zomin als liefde en angst zal ze verdwijnen. Als je vandaag zo’n ervaring meemaakt, noem je die wellicht niet zo. Voel je je bij de aanblik van een mistige herfstochtend ineens eventjes één met het universum? Als je er vervolgens bij de koffie-automaat over vertelt, kan het zijn dat je ervaring wordt weggezet als ‘zweverig ’ of ‘wel heel new age, Flow Magazine’. We praten vaak laatdunkend over zulke dingen; een andere taal hebben we nauwelijks.
En dat is jammer. Want als James gelijk had – en hij is lang niet de enige wetenschapper die er zo naar kijkt – dan is de religieuze impuls in de basis het gevoel van ‘ja’ tegenover de wereld. Die ‘ja’ bevat de sleutel tot naastenliefde, verwondering, en vooral: levenslust. Daarom noemt James hem ook ‘de belangrijkste menselijke functie’.*
De ongelovige wetenschapper die geloof wilde begrijpen
Wat moet een wetenschapper met God? James – grondlegger van de moderne psychologie – was ongelovig, maar hij was ook empirisch wetenschapper. Hij had nooit een religieuze ervaring gehad, maar hij wist dat er zoiets bestaat, want door de millennia heen hebben talloze mensen er verslag van gelegd.
Religie is jouw houding tegenover wat jij beschouwt als heilig, of als de diepste waarheid over het leven en de wereld
James besloot om die ervaringen te beschrijven en catalogiseren, alsof het ging om een collectie kevertjes. Hij putte uit honderden bronnen om uit te vogelen: welke soorten zijn er allemaal? Wat kenmerkt ze? Wat voor effect hebben ze op ons gedrag? Op die manier probeerde hij spiritualiteit te beschermen tegen de hoon en het reductionisme van moderne, weldenkende, materialistische, rationele mensen zoals hijzelf. Immers: ‘Het domste wat we kunnen doen, is onze ogen sluiten voor bepaalde fenomenen, alleen maar omdat we er zelf geen deel aan hebben.’*
James zag dat deze religieuze ervaringen maar met moeite serieus genomen werden in zijn tijd, terwijl hij ze van fundamenteel belang acht voor de mens. Daarom wijdde hij er jaren van zijn leven aan.
Met ‘religie’ bedoelt James iets anders dan je misschien denkt. Religieuze theorieën interesseren James niet: het bestaan van God, engelen of demonen kan hij als wetenschapper noch bewijzen, noch ontkrachten. Hij kijkt louter naar religieuze ervaringen. Die leveren concrete data op, en bovendien: die zijn primair; de theorievorming, regels, machtsstructuren en sociale organisatie van een ‘georganiseerde religie’ zijn maar wat er achteraf omheen wordt gebouwd.
Religie is voor James een persoonlijke ervaring van ‘het goddelijke’ – of we dat nu ‘God’ noemen of niet. Religie is jouw houding tegenover wat jij beschouwt als heilig, of als de diepste waarheid over het leven en de wereld. Ook het vurige geloof in ‘geen God’ kan religieuze vormen aannemen. (‘He believes in No-God, and he worships him’, noteert James over een student.)*
Dat James de ervaring isoleert, de kenmerken ervan oplijst, en ze los bekijkt van het inhoudelijke geloof dat mensen eraan koppelen, maakt het mogelijk om een religieuze ervaring te herkennen – ook als die die naam niet draagt.
De formule van religie: ongemak en verlossing
Aan de basis van alle religies, zegt James, ligt een fundamentele formule: 1) ongemak, en 2) de verlossing daarvan. Het ongemak is het gevoel dat er iets mis met ons is zoals we gewoonlijk zijn. De oplossing is het gevoel dat we gered kunnen worden van die ‘verkeerdheid’ door ons op de juiste manier te verbinden met ‘hogere machten’.*
Veel mensen, schrijft James, hebben het gevoel dat ze gespleten zijn; dat ze een slecht deel hebben, en een ‘beter’ deel dat boven die slechte eigenschappen uit probeert te komen. Het religieuze gevoel begint vaak wanneer iemand denkt: maar dat betere, hogere deel van mij hoort bij iets groters dat óók beter en hoger is, iets dat buiten mij bestaat, en waar ik in contact mee kan komen; als ik aan boord van die reddingsboot kan klimmen, ben ik veilig. De reddingsboot kan van alles zijn: een politieke partij, een filosofie, een etnisch ‘zuiver’ volk, een god, de natuur. Iets waarmee je je één kunt voelen; iets dat je even losmaakt uit je ongemakkelijke zelf.
Een religieuze ervaring draait rond het bijbehorende gevoel van bevrijding: het gevoel dat je kleine ‘zelf’ eventjes ‘open gaat’ en opgaat in een groter zelf. Even neem je deel aan een groter leven; even draai je mee in iets dat uitstijgt boven jezelf en je eigen belangen en interesses.
Het grotere zelf waar de religieuze (of spirituele) ervaring om draait, is iets dat je niet kunt zien, horen, of aanraken. Het kan van alles zijn: een humanistisch ideaal, de wetten van de fysica, een onzichtbare aanwezigheid in de hoek van de kamer, een god; in elk geval een realiteit of een aanwezigheid die niet direct bereikbaar is voor de gewone zintuigen, en die je niet kunt doorgronden, maar die tóch, zo voel je, echt bestaat. Voor Albert Einstein was dat het mysterie van het universum; en dat mysterie greep hem zo dat hij zichzelf ondanks zijn atheïsme beschouwde als een diepreligieus mens.
De religieuze ervaring heeft niet alleen intensiteit, maar ook autoriteit: je voelt dat je iets belangrijks hebt meegemaakt en een plotseling inzicht hebt gekregen
Een religieuze ervaring doet je voelen: die ongrijpbare werkelijkheid bestaat niet alleen, zij is echter dan de gewone wereld. Het dagelijks leven steekt er bleekjes bij af. Mensen gebruiken omschrijvingen als: ‘Er valt iets weg, de achterliggende werkelijkheid wordt duidelijk, je ontwaakt uit een droom.’
Zo vertelt een van James’ bronnen over de keer dat hij voelde dat er iets of iemand bij hem in de kamer was.* ‘Er was iets bij me, en ik was daar zekerder van dan ik ooit ben geweest van de aanwezigheid van enig fysiek wezen. […] De zekerheid dat er daar iets stond was onnoemelijk veel groter dan het normale gevoel van gezelschap dat je hebt als er gewone, levende mensen bij je zijn […] [Het was] ongelooflijk veel echter dan normale perceptie […] Al het andere [dat ik heb meegemaakt] zou een droom kunnen zijn, maar dat niet.’
Heb jij ooit een religieuze ervaring gehad? Test het hier
Op basis van dagboeken, brieven, gesprekken en andere persoonlijke verslagen uit heden en verleden bespreekt James fenomenen als ‘de bekering’ of ‘de mystieke ervaring’. Hij put uit de geschriften van canonieke heiligen, maar laat ook onbekende pastors aan het woord, huisvrouwen, of mensen uit zijn eigen kennissenkring. Telkens benoemt hij de gemene deler die hij in hun ervaringen ziet. Bijvoorbeeld: ernst. Als je oog in oog staat met wat jij beschouwt als heilig, dan is er geen plek voor spot of ironie. Je houding tegenover wat jij als heilig ziet, is sowieso plechtig, schrijft James.
Zo laat zich uit James’ boek een soort checklist destilleren. Heb je een religieuze ervaring gehad? Test het hier.
De religieuze ervaring heeft niet alleen intensiteit, maar ook autoriteit: je voelt dat je iets belangrijks hebt meegemaakt en een plotseling inzicht hebt gekregen, al kun je dat misschien helemaal niet verwoorden (‘immediate luminousness’, noemt James dit). Je ‘weet’ ineens iets, maar je kunt dat inzicht niet navertellen, want het gaat taal en ratio te boven.
Zo’n gevoel kun je ook op andere momenten krijgen: als je stomdronken bent of drugs hebt gebruikt, bereik je ook een aparte staat van bewustzijn. Je kan het gevoel krijgen dat je het leven ineens helemaal snapt.
Of iets een religieuze ervaring is, zegt James, zie je het beste aan het resultaat ervan. Is dat een kater, of iets positievers en blijvenders? Verandert de ervaring iets aan je gedrag? Alleen dan is het volgens James een echte.
Het eenheidsgevoel dat de religieuze (of spirituele) ervaring kenmerkt, gaat gepaard met intense vreugde en opluchting, met naastenliefde, en met een allesoverheersend gevoel van ‘ja, ja’ dat in plaats komt van ‘nee’. Vaak, schrijft James, houdt dat gevoel aan en zorgt het voor een blijvend andere kijk op het leven, en ook voor ander gedrag.
Dat gevoel van ‘ja’ is zingevend. Sterker: het is een van de motoren achter het menselijk bestaan; het is een van de belangrijkste biologische functies. In feite, schrijft James, is deze spirituele ‘ja’ niets anders dan de wil om te leven. ‘De liefde voor het leven [...] is de religieuze impuls.’*
Sunday Assemblies en ecstatic dance: kerken zonder god
We zijn ruim een eeuw verder en inmiddels zijn de kerken nog verder leeggelopen; maar het gevoel van ongemak dat James beschrijft als de basis van religie – het gevoel van: ‘er is iets mis met ons’ – verdwijnt niet zomaar in deze atheïstische tijd. Alleen de geijkte, religieuze reactie erop wordt bemoeilijkt.
Wie vroeger ruim baan zou hebben gegeven aan zijn of haar of hun religieuze impuls, schrijft James, wordt nu belemmerd door de ‘pessimistische en materialistische overtuigingen’ waarin we vastgevroren zitten, of door ‘het agnostische dogma dat geloof iets zwaks en schaamtevols zou zijn, waar zoveel mensen nu door ineenkrimpen, zodat ze niet meer op hun instincten durven vertrouwen’.* De ‘nu’ van James was in 1902, maar inmiddels is dat atheïstische dogma alleen maar sterker geworden.
Er zijn tegenwoordig mensen die zichzelf als atheïst zien, maar tegelijk hun religieuze neigingen of behoeftes erkennen. Denk bijvoorbeeld aan de ‘Sunday Assemblies’, zondagse bijeenkomsten die op allerlei manieren lijken op een kerkdienst (samenkomen, zingen, luisteren naar een inspirerende lezing, koffie achteraf), maar dan zonder het geloof in God. En wie de steeds populairdere hobby ‘ecstatic dance’ beoefent, krijgt ook een soort mis voorgeschoteld: openen in een kring, kaarslicht erbij, een moment van stilte en bezinning, en dan samen dansen tot je ziel opengaat. En als dat niet werkt, kun je een seculiere pelgrimsroute gaan lopen.
Aan theorie omtrent seculiere religie ontbreekt het ook niet, in onze tijd: zo schreef de filosoof Alain de Botton Religion for Atheists, waarin hij ‘de dogmatische kanten van religies overboord’ zet (aldus de flaptekst), ‘waarna er enkele aspecten uit gefilterd worden die troostrijk kunnen zijn voor de sceptische hedendaagse mens’. In hetzelfde genre schreef de bekende religiewetenschapper (en voormalig non) Karen Armstrong het boek Twelve Steps to a Compassionate Life, waarin ze een twaalfstappenplan opstelt om naastenliefde – de vrucht van religieus gevoel, volgens James; de centrale waarde in alle religies, volgens Armstrong – in seculiere levens centraal te stellen.
Allerlei zelfbewuste pogingen dus, om een religievervanger te creëren die acceptabel is voor ‘rationeel’ opgevoede mensen. Maar werkt het? Kun je een intellectuele shortcut nemen naar mystieke overgave, of is het juist het ‘irrationele’ element van de religieuze ervaring dat de doorslag geeft?
Misschien wel – als je kijkt naar de andere, minder opzettelijke manieren waarop religieuze instincten vandaag vorm krijgen.
Zoals in het geval van een Amerikaanse duurloper die bezig was met een meerdaagse tocht in de Franse heuvels. Hij had die dag al 25 kilometer gedaan, en moest er nog 45 lopen; het ging moeizaam, hij was moe en chagrijnig. Maar terwijl hij een dorpspleintje overstak, kwam er een bruiloftsstoet de kerk uit, en begonnen de kerkklokken te luiden. ‘Het was een mooi gezicht’, schrijft hij op zijn blog, ‘maar wat mijn bewustzijn verzadigde was het luiden van die klokken. Mijn hele wezen lichtte op terwijl ze bleven luiden, mijn hart ging ineens open, mijn pas versnelde. Binnen een paar seconden was ik een en al vreugde. Het rennen was makkelijk, moeiteloos bijna. Ik heb die etappe fluitend uitgelopen.’
Achteraf probeerde hij die ervaring opnieuw op te wekken, eerst vooral omdat het zijn looptijd zo ten goede kwam. Maar gaandeweg ging de ervaring méér betekenen. Hij had ‘het gevoel door een voorheen onzichtbare grens te stoten, een gevoel van flow, gemak, vreugde en vrijheid, en een gevoel van eenheid.’ Dat was meer dan runner’s high: ‘Het was het ontwaken tot een echtere, diepere werkelijkheid, die onder mijn normale perceptie van de wereld ligt.’
James zou deze blogpost tevreden hebben opgenomen in zijn verzameling. Kijk, geen dorre theorie: dit is een echte.
Ken of ben jij iemand die een bijzondere ervaring heeft gehad die leek op wat James beschreef? Ik hoor het graag hieronder in de bijdragesectie.