Deze boekhandelaar aast zonder genade op de archieven van ’s werelds grootste schrijvers

Vrienden en vijanden hebben hem voor alles en nog wat uitgemaakt: ‘Satan’, ‘70 procent eerlijk’, ‘de uitvaartondernemer die me komt begraven’. Hij verpatste de archieven van Vladimir Nabokov, Gabriel García Márquez en John Updike, verkocht intieme brieven van William Faulkner en gedichten van Seamus Heaney. Maakte ruzie met Thomas Pynchon, Rolling Stone-oprichter Jann Wenner en Eagles-drummer Don Henley. Wist naar verluidt voormalig president Gerald Ford, toen die al met één been in het graf stond, tal van gevoelige documenten te ontfutselen.

Glenn Horowitz (69) is zo iemand die een uitgebreid profiel verdient in The New Yorker. Dat dacht journalist Tad Friend twintig jaar geleden ook al, toen hij Horowitz voor het eerst tegen het lijf liep op een van diens extravagante huisfeestjes. (‘Horowitz was goed op de hoogte van de netwerken en vermogens van zijn gasten en leek vaak te peilen van hoeveel nut ik hem kon zijn – niet veel, daar waren we het stilzwijgend over eens.’)

Wat volgt is een uur lang smullen van anekdotes en sappige quotes uit het illustere domein van geslepen antiquairs en gevierde auteurs. Horowitz die in zijn mailverkeer naadloos switcht tussen eloquent (‘de wisselvalligheden van het bedrijfsleven’) en vulgair (‘opeens schijt je goudklompjes?’). Horowitz die meedogenloos uithaalt naar de eigenaar van een zeldzaam maar impopulair boek: ‘Je kunt het je veroorloven om het voor een dollar te verkopen. [...] Het staat gewoon stof te happen op je plank.’ Horowitz, zonder enige gêne, over een Zoom-gesprek met een universiteit die haar archief wil spekken met werken van zwarte gedetineerden: ‘Ik kan ze ook [dominee] Al Sharpton geven, die een zeer dierbare vriend is. Nou ja, eigenlijk is hij niet zo’n goede vriend. Maar hij is wel een goede kennis!’

The New Yorker: ‘A Controversial Rare-Book Dealer Tries to Rewrite His Own Ending’ (leestijd: 1 uur)