Het traditionele gezin ís niet ideaal – waarom is het dan zo’n heilig huisje?
Het gezin is in gevaar, zegt rechts. Dat gezin is niet heilig, zegt links. Wat maakt ons gezinsleven zo politiek beladen? Historisch gezien is het antwoord helder: de mythe van het gezin hield vrouwen op hun plek en de samenleving rustig. Maar waarom is dat ideaalbeeld van huisje-boompje-beestje ook nu nog zo hardnekkig?
Hoe gaat het thuis? Men maakt zich zorgen. Het gezin loopt gevaar, schijnt.
De Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump wil scholen verplichten tot ‘positief onderwijs over het kerngezin’;* de Russische president Vladimir Poetin verklaarde 2024 tot ‘jaar van het gezin’;* de Hongaarse minister-president Viktor Orbán werpt zich al jaren op als agressieve voorvechter van het traditionele, Europese, christelijke gezin – met lhbtq+ als zondebok.*
Dichter bij huis sprak NSC-voorman Pieter Omtzigt zijn zorgen uit over het lage geboortecijfer van Nederland in een lezing die veel stof deed opwaaien, omdat zijn waarschuwingen (al dan niet terecht) geïnterpreteerd werden als variatie op ‘Kinder, Küche, Kirche’. Of in een vrije vertaling: baren, baren, baren.
Het beeld dat oprijst: het gezin – en daarbij horend: huwelijk en kraamkamer — moet worden verdedigd en geconserveerd.
Tegenover deze zorgen staat een schijnbaar onuitputtelijke stroom artikelen, podcasts en boeken die ook een probleem zien met de traditionele gezinsstructuur, maar haar juist losser willen maken. De nieuwste aanwinst in dit rijtje: De mythe van het gezin, van Lotte Houwink ten Cate: een pamflet met de opzet die mythe te ontmantelen.
Niet zo moeilijk doen over buitenechtelijke relaties
Een eeuw terug werd er ook al druk geëxperimenteerd met alternatieve vormen van huiselijk geluk, zoals open huwelijken en polyamorie. Het was de tijd dat suffragettes furore maakten met hun acties voor vrouwenkiesrecht, en de ‘new woman’ zelfverzekerd een nieuwe positie opeiste. Bij die positie hoorden ook nieuwe man-vrouwverhoudingen, waaronder bijvoorbeeld: niet zo moeilijk doen over buitenechtelijke relaties.
In de jaren twintig verscheen er een stroom aan boeken over het huwelijk, en beroemde Britse schrijvers, filosofen en journalisten – zoals H.G. Wells en Virginia Woolf – probeerden hun persoonlijke relaties vorm te geven aan de hand van de waarden als vrijheid, eerlijkheid en gelijkwaardigheid.
Door die idealen, schrijft criticus Katie Roiphe in 2009 in haar boek Uncommon Arrangements, ‘kregen hun liefdeslevens groot sociaal belang. Seksuele uitstapjes werden deel van een groots sociaal experiment dat moest uitmonden in meer gelijkwaardigheid en meer begrip tussen de seksen.’
Elke verandering in de maatschappelijke positie van vrouwen zal zich vertalen naar spanningen in ‘het gezin’. Want hoeveel terrein vrouwen buitenshuis ook winnen, en hoe groot de gelijkschakeling met mannen daar ook is, het gezin is dé plek waar we nog duidelijk als ‘vrouw’ functioneren. Want een gezin betekent kinderen, en kinderen komen altijd uit een baarmoeder.
Wordt de vrouw succesvoller of vrijer buitenshuis, dan legt dat druk op het gezin binnenshuis, zolang dat gezin niet meeverandert. Dat zie je in het klein: de kans op een scheiding neemt toe wanneer een vrouw succesvol wordt.* En je ziet het in de grotere golfbewegingen van de geschiedenis.
Het bevragen van het traditionele gezin was een belangrijke pijler van de tweede feministische golf in de jaren zeventig; denk aan de actiegroep Man Vrouw Maatschappij, en de ‘BOM’: de bewust ongehuwde moeder. Vandaag de dag voedt een nieuwe feministische golf een intense discussie over genderverhoudingen, relaties en seksualiteit.
Dat gebeurt met een andere toon dan honderd jaar terug: destijds stelde men zich bijvoorbeeld weinig vragen bij de impact die de eigen keuzes hadden op de kinderen, maar wie nu tornt aan traditionele gezinsstructuren, doet zijn best het belang van het kind daarin mee te nemen, of zelfs voorop te stellen. Mainstream websites geven advies over hoe je je open relatie het beste uitlegt aan je kinderen,* en er verschijnen artikelen over de voordelen van ‘polyamoreus ouderschap’.
De onderliggende vraag: ís het wel zo dat het kerngezin de ideale constructie is om je jeugd in door te brengen?
Het gezin als éénpersoonsverzorgingsstaat – ten koste van vrouwen
Die vraag wordt ook opgeworpen in De mythe van het gezin, waarin Houwink ten Cate de belangrijkste feministische literatuur over het gezin puntig samenvat, aangevuld met haar eigen inzichten en ervaringen als alleenstaande moeder. Haar uitgangspunt: we idealiseren het gezin als dé manier om te leven, maar het ís niet ideaal. Want ook binnen het gezin gebeurt veel ellendigs, en ook daarbuiten zijn mensen gelukkig.
Dus laten we onze blik verruimen en deze norm kritisch bekijken. Wat zijn de meest bevredigende aspecten van het gezinsleven, en hoe kunnen die bereikbaar worden voor mensen zonder klassiek gezin? Wat zijn de schadelijke aspecten van het instituut kerngezin, en hoe kunnen die worden beperkt?
Tijd dus voor een oefening in relativeren, schrijft Houwink ten Cate. Ten eerste: het kerngezin is geen natuurwet. Gedurende het grootste deel van de geschiedenis was het gangbaar dat mensen in grotere verbanden samenleefden, met meerdere generaties. Pas na de industriële revolutie, eind negentiende eeuw, kreeg het kerngezin de overhand, waarbij de man kostwinner was (in de fabriek) en de vrouw thuis de onbetaalde arbeid verrichtte die al het andere mogelijk maakte (zorgen, zogen, koken).
Het was een constructie die niet alleen de financiële afhankelijkheid van vrouwen in stand hield, maar moeders ook steeds verder isoleerde. Daar voeren ze niet per se wel bij. Gedurende de twintigste eeuw kregen zij steeds meer kalmerende middelen voorgeschreven, schrijft Houwink ten Cate; valium, ook bekend als ‘mother’s little helper’,* werd in de jaren zeventig het meest voorgeschreven medicijn ter wereld.*
Als het kerngezin niet tijdloos en ook niet perfect is, waarom is het dan zo’n heilig huisje?
Welnu, schrijft Houwink ten Cate: het is een essentieel bestanddeel van ‘de sociale organisatie’. Via gezinnen wordt de sociale en economische voorsprong doorgegeven (en dus ook ongelijkheid), maar ook genderongelijkheid wordt via gezinnen in stand gehouden (aangezien vrouwen binnen het gezin een groter deel van de onbetaalde arbeid verrichten, en ze de strijd om gelijkheid stuk voor stuk alléén moeten voeren met hun eigen man).
Daar komt bij dat het voor neoliberale regeringen die sociale voorzieningen willen schrappen, aantrekkelijk is om het kerngezin in stand te houden. Houwink ten Cate citeert de roemruchte Britse premier Margaret Thatcher:* ‘There is no such thing as society. [...] Yes, there will be problems. There always will be and there always have been in life, but the overwhelming majority of people live within the structure of the family and the family continues. [...] Most of the problems will be solved within the family structure.’
Met dit argument kun je de verantwoordelijkheden die de staat niet meer neemt, afwentelen op gezinnen. En dat betekent dikwijls: op de vrouw.
Het gezin als éénpersoonsverzorgingsstaat.
De mythe van het gezin in stand houden is, kortom, een goedkope manier om rust in de tent te houden, en vrouwen op hun plaats. Niet voor niets noemt de Amerikaanse politicus (en in 2024 Republikeinse presidentskandidaat) Vivek Ramasvamy het kerngezin ‘the greatest form of governance known to man’.*
De macht die die ‘governance’ biedt, wordt desnoods met geweld verdedigd. Een deel van de mythologisering van het (heteroseksuele) gezin bestaat uit het afsluiten, veroordelen en onzichtbaar maken van alternatieven – zoals lhbtqi+ of polyamorie. Ook femicide zou je kunnen zien als een vorm van geweld uit naam van het koppel of het gezin: vrouwen die proberen de relatie te verlaten, lopen extra risico.
Wie het gezin niet verlaat, kan proberen het van binnenuit te verbouwen
In de jaren twintig van de vorige eeuw was het nog heel riskant en pijnlijk om buiten de traditionele gezinsstructuur te leven – tenminste, voor vrouwen en kinderen. Toen de jonge schrijver Rebecca West zwanger werd van de veel oudere H.G. Wells, leerde ze hun zoontje om haar ‘Auntie Panther’ te noemen en zijn vader ‘Wellsie’.*
In honderd jaar is de positie van de vrouw in de buitenwereld extreem veranderd – maar de privésfeer is niet zo snel meeveranderd
West was een vrijgevochten feminist, en de geheimhouding waar ze haar zoon toe verplichtte lijkt slecht in dat plaatje te passen. Maar als je weet dat hij later van school werd gestuurd toen zijn buitenechtelijke status bekend werd, * begrijp je waarom ze toch deze knieval maakte voor de conventies.
Vergelijk haar positie met die van ons, honderd jaar later, en het verschil is enorm. Vrouwen hebben kiesrecht, studeren massaal, hebben carrières, en haast niemand zou het nog in zijn hoofd halen om een ‘ongetrouwde moeder’ schandalig te vinden. Maar wat nog steeds heel actueel voelt, zijn Wests woede en frustratie dat de vader de zorg op haar liet neerkomen. Het refrein dat zij liet horen, hoor ik nog altijd om me heen.
In honderd jaar is de positie van de vrouw in de buitenwereld extreem veranderd – veel sneller veranderd dan die van de man – maar de privésfeer is niet zo snel meeveranderd. Daarom zie je daar wrijving. Vrouwen draaien vaak een dubbele dienst: ze werken buitenshuis én ze werken thuis.
Op die wrijving kun je op verschillende manieren reageren. Sommige vrouwen proberen de druk te verlagen door zich alleen nog maar te concentreren op het gezin – een nostalgische jarenvijftiglevensstijl, die door zogenaamde tradwives gesuikerd en geföhnd wordt aangeprezen op TikTok en Instagram. Zij willen terug naar een grotendeels fictieve ‘goede oude tijd’, waarin de man kostwinner is en de vrouw reddert en kookt – een ideaal dat economisch gezien voor de meeste koppels nauwelijks haalbaar is, om van de wenselijkheid ervan maar niet te spreken.
Andere vrouwen kiezen de vlucht naar voren: wegwezen. Het lijkt me relevant dat scheidingen zo vaak door de vrouw worden aangevraagd (en dat de man dat dikwijls niet zag aankomen).
Derde optie: wie het gezin niet verlaat, kan proberen het van binnenuit te verbouwen.
In de fenomenale roman All Fours van Miranda July – dé zomerhit van dit jaar – kijkt de hoofdpersoon naar haar huiselijke leven als naar een te krap geworden jas. Ze is in de buitenwereld vrij, maar kan thuis, in haar rol van moeder en echtgenote, maar een klein deel van zichzelf kwijt.
Ze droomt ervan om thuis haar héle zelf te kunnen zijn, ook tegenover haar man Harris. ‘[H]et zou zijn alsof ik hem een trui liet zien die ik in het geheim had gebreid. O mijn god, zou hij zeggen. Hoe heb je de tijd gevonden om dit te doen?! Gewoon, [zou ik zeggen], af en aan, wanneer ik maar een moment had. Soms zelfs wanneer je vlak naast me zat.’
De trui – haar volledige zelf – is blijkbaar te groot voor de figuur van ‘moeder, echtgenote’. Wat te doen? De eerste kleiner maken, of de tweede groter?
Ze doet dat laatste, en verzint een alternatieve gezinsstructuur (waar haar man trouwens ook van opknapt).
Meer vrijheid binnenshuis betekent minder spanning daarbuiten
Wie zich verdiept in alternatieven voor het kerngezin – anders dan ‘gewoon’ een scheiding – komt al snel uit bij een boek dat gezien wordt als de bijbel van ‘open’ relatievormen: The Ethical Slut, van Janet Hardy en Dossie Easton.
Dit boek – uit 1997 – vertrekt vanuit het radicale idee dat liefde en seks fijn zijn, en dat ze niet kunstmatig hoeven te worden beperkt tot monogame relaties. Monogamie binnen een kerngezin is niet de enige smaak, schrijven Hardy en Easton; het gezin moet ook kunnen meegroeien en meebewegen met de tijd. De alternatieve vormen die het kan aannemen, beschrijven de auteurs met groot enthousiasme: liefdesrelaties van drie personen; primaire en secundaire partners; ‘cirkels’ waarbinnen iedereen elkaars geliefde is; enzovoort – maar ze waarschuwen ook voor de mogelijke repercussies van zo’n levensstijl. Er zijn al mensen ontslagen of uit hun huis gezet, of ze hebben zelfs de voogdij over hun kinderen verloren om die reden.
Zulke (wettelijke) obstakels maken duidelijk dat schijnbare ‘privé’-keuzes over met wie je je bed en je leven deelt, nooit privé zijn.* Alternatieve relatievormen hebben een duidelijke politieke lading. De auteurs van The Ethical Slut zien seksuele schaamte als iets dat mensen krijgen aangeleerd, iets dat ervoor zorgt dat ze in de pas blijven lopen, en het kerngezin niet verlaten.
Hardy en Easton verwijzen naar de omstreden Oostenrijkse psychiater en seksuoloog Wilhelm Reich, die van dichtbij meemaakte hoe de nazi’s de lhbti+-gemeenschap vervolgden, en hoe ze hamerden op ‘Kinder, Küche, Kirche’. Reich – volgens Sigmund Freud ‘de knapste kop’ onder zijn volgelingen* – meende dat de onderdrukking van seksuele impulsen een essentieel instrument is waarmee autoritaire regimes hun volk in bedwang houden.
Als mensen niet aangeleerd zouden krijgen dat ze zich zouden moeten schamen voor hun seksualiteit, aldus Reich, zouden ze veel minder vol zitten met frustratie en opgekropte energie, vrijer zijn om zelf te bepalen wat goed of slecht is, en dus ook minder makkelijk over te halen te zijn tot agressie. Meer vrijheid binnenshuis, dacht Reich, betekent minder spanning daarbuiten.
Van gefrustreerde huisvrouw naar werkende moeder met seksuele vrijheid
Kan meer vrijheid op seksueel en romantisch gebied fungeren als een overdrukventiel?
Het is moeilijk om daar statistieken voor te vinden. Maar in verschillende recente boeken over open relaties komen die vrijheden inderdaad naar voren als manier om de psychologische druk op gezinsleden – vooral vrouwen – te verlagen.
Liefde blijkt geen eindige grondstof waarop moet worden bezuinigd; zoals hernieuwbare energie is ze potentieel oneindig
Naast All Fours verscheen dit jaar ook de memoir More, van Molly Roden Winter, waarin de New Yorkse auteur in totale frustratie het huis uit stormt nadat haar man weer eens zo laat thuiskomt van zijn werk dat hun twee zoons allang slapen. Nog diezelfde avond komt ze iemand tegen in een bar en ze valt als een blok voor hem.
Winter beschrijft hoe zij en haar man hun huwelijk in het decennium dat volgt langzaam openstellen voor anderen. Aanvankelijk gaan ze daarbij uit van allerlei angsten en verboden, zoals: niet verliefd worden. Die blijken zowel onhoudbaar als onnodig. Zoals Molly haar tweede zoon evenveel liefhad als haar eerste, zo waardeert ze haar man niet minder, maar méér nu ze ook andere geliefden heeft. Liefde blijkt geen eindige grondstof waarop moet worden bezuinigd; zoals hernieuwbare energie is ze potentieel oneindig.
Bovendien maakt Winter een metamorfose door: van gefrustreerde huisvrouw naar werkende moeder met seksuele vrijheid. Het kost haar grote moeite om het dienstbare pleasen dat traditionele vrouwelijkheid definieert, af te leren; maar ze wordt geholpen door de heftige migraines die komen opzetten telkens wanneer ze over haar eigen behoeftes heen walst. Ze kan haast niet anders. Het is buigen of barsten.
Wat als we het hoofdpijndossier ‘gezin’ op dezelfde manier zouden aanpakken als Molly deed? Niet, zoals men op rechts graag wil, met minder ruimte voor de vrouw, die wordt teruggestuurd naar ‘haar enige recht, het aanrecht’, maar met méér?
Er hangt veel emotie rondom het gezin, en dat is logisch: we associëren het met warmte, geborgenheid, de enige plek waar je je nog een beetje afgeschermd voelt voor de harde wereld. Hoe onzekerder het leven is, des te zekerder moet het gezin voelen. Het probleem is alleen: onveranderlijkheid is niet de beste garantie om te behouden wat waardevol is; het is de beste garantie om de druk verder te laten oplopen.
Pas als iets niet meer kan buigen, barst het.