De rechtsstaat staat onder druk, maar boeit het de kiezer?
Links schreeuwt moord en brand over misleiding, lak aan politieke spelregels en polariserend taalgebruik. Dit kabinet sloopt de democratie! De kiezer lijkt dat ondertussen niet zo belangrijk te vinden. Die heeft wel wat anders aan zijn hoofd.
Er zijn inmiddels vele analyses gemaakt van de diepere oorzaken van Donald Trumps zege bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
Door de enorme verschillen tussen de kiessystemen ligt het niet altijd voor de hand om vergelijkingen te trekken met de Nederlandse politiek. Toch pikte ik uit The Guardian van zaterdag 9 november een interessante op. De Ierse schrijver Joseph O’Connor schreef daarin:* ‘Most things [Trump] said ranged from disconcerting to truly terrifying. Presumably, that’s what they wanted, the millions of decent, betrayed Americans who voted for him: a guy who doesn’t play by the rules.’
Ik moest meteen aan Wilders’ succes denken: iemand die lak heeft aan de regels van het politieke spel en de democratische en rechtsstatelijke regels die daaronder liggen.
In een land waar het algehele vertrouwen in de politiek op een dieptepunt is,* kan dat voor bepaalde kiezers een aanbeveling zijn. Wie zich consequent niet aan de regels houdt, belooft immers verandering in het gewantrouwde politieke systeem. Die wens tot verandering is voor deze kiezers zo urgent dat de nuchtere vraag of de populistische politici dan ook met iets beters, rechtvaardigers en vertrouwenwekkenders komen, niet wordt gesteld.
Alles beter dan de ‘slappe hap’ van de parlementaire politiek. En dát is het geheim achter het rechtse succes van de afgelopen jaren.
Wilders is er altijd buiten blijven staan
In Nederland zijn de verkiezingen de laatste jaren uiteindelijk beslist door een groep van 10 tot 15 procent van de kiezers die zeer hevig ‘zweeft’.*
Deze groep stemt vaak niet, maar als ze komt opdagen, dan gaat ze overwegend voor de ‘nieuwe’ partij. Een partij die een ‘verrassing’ belooft te worden volgens de laatste peilingen.
Je zou dit de ‘negatieve stem’ kunnen noemen: in de eerste plaats een afkeuring van het parlementarisme van de gevestigde partijen en hun politieke spel. Zo kan die stem de ene keer massaal terechtkomen bij Thierry Baudet, de volgende keer bij Caroline van der Plas en vervolgens bij Pieter Omtzigt. Allemaal buitenstaanders: spelers die zich profileerden als tegenstanders van het ‘systeem’.
Maar in november 2023 pakte de PVV ineens de winst.
Geert Wilders loopt al heel wat jaren mee in Den Haag, maar heeft er zorgvuldig voor gewaakt geen onderdeel van de ‘oude politiek’ te worden. In een consequente en principiële oppositie – vaak meer op sociale media dan in de Kamer – profileert Wilders zich als de échte buitenstaander. De man die nooit meedoet met de grote partijen, en de regels van het spel niet erkent, wist de groep zwevende kiezers aan zich te binden, met maar liefst 37 zetels in de Tweede Kamer als resultaat.
Ondanks zijn lange staat van dienst wist Wilders zich neer te zetten als de brenger van drastische verandering.
En hij zal deze aanhang alleen behouden als hij consequent de regels aan zijn laars blijft lappen. Daarom was het ook geen al te groot offer om de functie van minister-president te laten lopen – daarin had hij zich te veel moeten conformeren aan de regels van de coalitiepolitiek en behoorlijk bestuur. Veel aantrekkelijker is het om iedere week iets te twitteren waarover heel Den Haag het hoofd schudt, maatschappelijke botsingen niet te de-escaleren maar het vuur zoveel mogelijk op te stoken en het kabinet en de coalitiepartners in het voorbijgaan te schofferen en te vernederen.
De reactie van de PVV-voorman op de Amsterdamse rellen tussen Israëlische voetbalsupporters en gewelddadige jongeren was hiervan weer een mooi voorbeeld.
In plaats van de regel te volgen dat democratische politiek de-escalerend werkt op maatschappelijke botsingen, gooide Wilders zoveel mogelijk olie op het vuur door keiharde repressie, deportaties* en het aftreden van burgemeester Halsema te eisen.* Vervolgens ontving hij de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken op Schiphol* – een actie die absoluut niet bij zijn rol als Kamerlid past.
De grondwettelijke regel van eenheid van het kabinetsbeleid wordt sinds juli jongstleden niet meer nageleefd
Het feit alleen dat een Israëlische minister naar Nederland komt om zich te mengen in onze binnenlandse aangelegenheden had voor premier Schoof reden moeten zijn om de man te weigeren. Dat de premier, onder druk van Wilders – die al naar Schiphol onderweg was – de Israëlische minister liet ontvangen door een minister is een grove schending van het beginsel dat buitenlandse inmenging in ons overheidsbeleid nooit mag worden toegestaan, laat staan gefaciliteerd.
Binnen een week bleek verder dat Schoof en de coalitiepartners niet van plan waren het escaleren aan Wilders over te laten. Zij gooiden er graag nog een schepje bovenop.
BBB-minister Mona Keijzer* (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en VVD-staatssecretaris Jurgen Nobel* (Participatie en Integratie) wisten voor de microfoon in één zin het antisemitische geweld van een groep Amsterdamse jongeren op te waarderen tot onvoldoende waardenbesef en gebrekkige integratie van meer dan een miljoen Nederlanders met een migratieachtergrond.
In zijn persconferentie na de ministerraad sloot premier Schoof hierbij naar strekking en woordkeus naadloos aan, zodat we moeten aannemen dat ook in de ministerraad op deze toon over migranten, in het bijzonder Marokkanen (álle Marokkanen), was gesproken. Dat zullen we nooit zeker weten, want de notulen van de ministerraad zijn staatsgeheim.* Maar ook de publieke uitingen van Schoof en zijn bewindslieden schuren zeer ongemakkelijk met zo niet de tekst, dan toch de geest van het discriminatieverbod in artikel 1 van onze Grondwet.
Dat NSC vervolgens het aftreden van zijn staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen en Douane) zonder politiek gevolg liet, bevestigde pijnlijk dat men ook in deze partij het probleem liefst geheel neerlegt bij mensen met een migratieachtergrond, in dit geval de staatssecretaris.
Zo laat Wilders bijna iedere dag wel een regel van het democratische politieke spel sneuvelen. En als hij het niet doet, zijn de minister-president, BBB en VVD maar al te bereid het stokje over te nemen. Media en oppositie falen niet om dit in duidelijke bewoordingen aan de kaak te stellen: onze democratie en rechtsstaat glijden in rap tempo af. Maar de vraag is of gewone Nederlanders dat als een groot probleem zien: al die regels in het parlement, dat zijn toch maar ‘omgangsvormen’?
En waar duidelijk is dat Wilders de regels van het spel net zo minacht als de democratie als zodanig, is het de vraag hoeveel indruk die vaststelling op de gewone kiezer maakt.
Bewuste strategische keuzes
Ook de paladijnen van de PVV-leider trekken zich weinig aan van de geldende parlementaire regels. Zo kondigde minister Reinette Klever (Ontwikkelingshulp, PVV) in Oeganda aan dat asielzoekers uit Nederland voortaan daar hun vergunningsprocedure konden afwachten, zonder dat het kabinet en de premier, of zelfs maar de Oegandese regering, daarvan wisten.*
Zo heeft niemand in het kabinet ooit de ‘dragende motivering’ van minister Marjolein Faber voor haar noodmaatregelen gezien, waarvan zij vol bleef houden dat deze klaar (en volledig overtuigend) was.* De grondwettelijke regel van eenheid van het kabinetsbeleid, die voorschrijft dat wat een minister als beleid naar buiten brengt door het kabinet als geheel gedragen moet worden, en dus overlegd in de ministerraad, geldt nog steeds, maar wordt sinds juli jongstleden niet meer nageleefd.
In het debat met de Kamer zijn de regels sinds Wilders’ komst in het centrum van de macht eveneens drastisch op de schop gegaan.
Ministers maken er een gewoonte van de vragen van Kamerleden niet meer te beantwoorden, maar hun eigen opvattingen te herhalen,* daarbij geholpen door de partijgenoot-Kamervoorzitter. Het is niet meer nodig bezuinigingen te onderbouwen met harde beleidsmaatregelen: een minister kan nu gewoon aankondigen dat zij het budget van asielbeleid met 85 procent zal verminderen in 2028 op grond van de veronderstelling dat tegen die tijd de instroom wel zo ver is teruggelopen.*
De verontwaardiging over hun antiparlementaire optreden is vooral aan het Binnenhof groot. In de rest van het land is daar weinig van te merken
Kennelijk heeft de minister van Financiën (Eelco Heinen, VVD) hiermee ingestemd, waarmee hij de belangrijke begrotingsregel schond dat besparingen op harde maatregelen moeten zijn gefundeerd. Of deze minister wist van niks en dan is de eenheid van kabinetsbeleid wederom in het geding.
Het consequent overtreden van de regels, het spelen van het spel volgens eigen regels en uitsluitend te eigen bate zijn bewuste strategische keuzes.
Zo’n permanente middelvinger naar het ‘nepparlement’ en de ‘vertegenwoordigers van de elite’ heeft grote aantrekkingskracht op de kiezers. Die sluit immers naadloos aan bij het algemene gebrek aan vertrouwen in ‘de politiek’. Wilders en zijn volgelingen poseren in dit klimaat met succes als antipolitici. De verontwaardiging over hun antiparlementaire optreden is dan ook vooral aan het Binnenhof groot. In de rest van het land is daar weinig van te merken.
Die ontnuchterende vaststelling zal ook gelden voor de verontwaardiging over aantasting van democratie en rechtsstaat. Bij het verlies van Kamala Harris is gebleken dat haar waarschuwingen dat Trump een groot gevaar is voor de democratie, weinig indruk op de kiezers hebben gemaakt. Niet omdat dat een overdreven bewering is (Trump bevestigt het bij ieder optreden), maar meer omdat het de kiezer niet kon boeien.
Henk en Ingrid maken zich niet druk
Iets soortgelijks zien we dezer dagen bij het debat over de rechtsstaat. De evidente bedreiging die Wilders voor de Nederlandse rechtsstaat is – met zijn aanvallen op parlement, politieke tegenstanders, rechters en onafhankelijke journalisten, en niet te vergeten zijn voortdurende dreigen met deportaties* – lijkt momenteel vooral een gespreksonderwerp van geleerde juristen en oudere politici.
De gemiddelde kiezer kan zich bij de rechtsstaat weinig concreets voorstellen, in ieder geval veel minder dan bij ‘eerlijk delen’ of ‘sociale rechtvaardigheid’, om van ‘meer betaalbare woningen’ maar te zwijgen.
Dat de rechtsstaat mogelijk door Wilders bedreigd wordt, is voor Henk en Ingrid geen reden om je druk te maken.
Tenminste, niet zo druk als we ons maken over het lot van de armen en daklozen, de extreme zelfverrijking van de machtselite, de mensonvriendelijke (overheids)bureaucratie, de achteruitgang van publieke voorzieningen, de prijsstijgingen of het gebrek aan betaalbare woningen. En al die dingen die de burger iedere dag laten zien dat de democratie in Den Haag misschien ‘werkt’, maar in het land niet presteert.
Dat Wilders de wonderen die hij belooft niet zal volbrengen, is vers twee; wat telt is dat hij de enige lijkt die zich werkelijk met de dagelijkse noden van gewone mensen bezighoudt. Dat laatste is niet zijn verdienste, maar illustreert het falen van de midden- en linkse partijen om een aansprekend alternatief te bieden.
Die kunnen tegenover Wilders’ aanhoudende aanslagen op de regels niet volstaan met het uitspreken van hun vurige steun voor democratie en rechtsstaat. Dat gelooft de kiezer wel.
De oppositie kan niet van de kiezer vragen haar wél het vertrouwen te geven dat door de coalitie van conservatieven en populisten zo nadrukkelijk is beschaamd. Partijen als GroenLinks-PvdA, D66 en het (nieuwe) CDA mogen zich niet beperken tot oppositie voeren tegen de inhumane, kwaadaardige en misleidende plannen van het kabinet-Schoof-Wilders. Zij kunnen het niet laten bij waarschuwingen tegen populistische, ronduit fascistische en autoritaire tendensen.
Deze partijen zullen de kiezer reële hoop moeten durven geven op een aanpak van de woningnood, de armoede, de dakloosheid, de stijgende prijzen en de belazerde publieke dienstverlening; kortom, al die zaken waar de kiezer wél van wakker ligt. De vraag is of de progressieve partijen toe zijn aan zo’n optimistisch politiek radicalisme.
Voorshands overheerst in die kringen een soort technocratisch-bestuurlijk conformisme, waarbij vooral het handhaven van de strikte begrotingsregels politici salonfähig maakt. Terwijl de kiezer snakt naar geïnspireerde, duidelijke en dus radicale politiek. Dat laten Trump en Wilders iedere dag zien.
Wie die boodschap niet wil verstaan en voortgaat oude politiek te bedrijven, mag niet verwachten dat het vertrouwen in democratie en rechtsstaat zich snel herstelt.