Nederland is een oliestaat en blijft dat voorlopig ook
Nederland heeft op wereldschaal een belangrijke positie als olieverwerker. Brengt de energietransitie daar verandering in? Niet als we het aan de sector zelf overlaten.
De Saoedische oliesjeik, de Texaanse jaknikker of het vriendje van Poetin met een staatsbedrijf – niet iedereen zal bij een olieland direct aan Nederland denken.
Maar als je weleens langs het Rotterdamse havengebied rijdt, ken je de eindeloze rijen silo’s en fakkelende pijpen, ’s nachts van ver te zien. Fossiele reuzen zoals Shell en BP kennen in Nederland een rijke geschiedenis en hebben er voor miljarden aan fabrieken staan.
Minder zichtbaar zijn de zeevarende olietankers, de kolossen van de oceaan, die alleen de allerdiepste kades van de haven aandoen. Bijna ongemerkt lossen ze hun lading, via een ondergronds netwerk van pijpleidingen dat reikt tot Antwerpen en fabrieken in het Duitse Ruhrgebied.*
Naar de buitenwereld presenteert Nederland zich graag als voorloper van de duurzaamheidstransitie, maar onder het groene jasje schuilt een serieuze speler op de internationale oliemarkt.
Wat is de toekomst van de Nederlandse oliesector, die op wereldschaal zo’n belangrijke rol speelt, nu de wereld af moet van fossiel?
Nederland behoort tot de oliewereldtop
Ook al vind je er nauwelijks aardolie in de grond,* er stromen serieuze hoeveelheden zwart goud door Nederland.
Het stroperige goedje is namelijk verdomd handig. Je kunt het verwerken tot benzine of kerosine voor auto’s en vliegtuigen, maar ook tot allerlei kunststoffen – van parachutes tot kogelvrije vesten of zelfs de werkzame stof in medicijnen.* Nog een voordeel: aardolie is ruim aanwezig op onze planeet.
Maar voordat het gebruikt kan worden, moet je het eerst bewerken. Dat doet de zogeheten olieraffinage-industrie, en die is volop aanwezig in Nederland.
Het grootste deel daarvan bevindt zich in Rotterdam. De vier raffinaderijen in het havengebied verwerken dagelijks ruim 1,1 miljoen vaten ruwe aardolie. Die olie komt van over de hele wereld, maar vooral uit de Verenigde Staten, Europese landen rondom de Noordzee, Afrika en het Midden-Oosten. Als je de hoeveelheid dagelijks verwerkte olie in tankwagens achter elkaar zet, dan staat er een file van Rotterdam tot Amersfoort.
De Nederlandse raffinage-industrie staat op plek twee in Europa. Als je deze cijfers naast de inwonersaantallen legt, valt direct op dat Nederland per hoofd van de bevolking een enorm grote olie-industrie heeft.
Rotterdam, waar de meeste raffinaderijen staan, speelt als raffinaderijcluster zelfs mee in de wereldtop.
Wat moet Nederland met al die olie?
Nederland slaat een slaatje uit fossiele export
De oorzaak dat Nederland een relatieve reus is op de oliemarkt, is niet dat Nederlanders nou zoveel meer autorijden of vliegen dan de gemiddelde Europeaan.*
Nee, Nederland verdient geld met olie.
Voor een deel via de chemische industrie, die van aardolie verschillende soorten plastics maakt. Deze sector is erg groot in Nederland: de fabrieken zijn samen verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de Europese kunststoffen* en zo’n 18 procent van de raffinageproducten is bedoeld voor die sector.*
Ook tanken veel zeeschepen ‘stookolie’ in de Rotterdamse haven – goed voor nog eens 16 procent van de Nederlandse olieverwerking.
Maar de belangrijkste reden waarom Nederland zoveel aardolie verwerkt, zie je hier:
Nederland is veruit, maar dan ook echt veruit de grootste exporteur van fossiele transportbrandstoffen in Europa.
Het betreft hierbij vooral benzine, diesel en kerosine, waarvan het meeste naar omliggende landen zoals Duitsland en België gaat, maar ook de Verenigde Staten en Nigeria zijn grote afnemers.
Uiteindelijk bereikt de Hollandse oliewaar elk continent ter wereld.
Maar er was toch iets met fossiele brandstoffen? Hadden we daar geen plannen voor?
Klimaatneutraal betekent minder olie
In 2050 moet Europa het eerste klimaatneutrale continent zijn.* Dat is het streven van de Europese Unie, en zelfs het door de PVV gedomineerde kabinet sluit zich erbij aan: ‘Nederland is op weg’, aldus minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei (VVD), ‘naar een volledig duurzaam 2050.’*
En omdat in die duurzame wereld geen plaats is voor fossiele brandstoffen zoals olie, moet er volgens verschillende energie- en klimaatinstituten afgebouwd worden.
Een slecht vooruitzicht, zou je denken, voor de grootste ruwe aardolieraffinaderij van Europa – die van Shell in de haven van Rotterdam* – of die van BP, de nummer twee, een paar kilometer verderop.
Wat zijn zij van plan? Krimpen zij mee met de verwachtingen van de verschillende energieautoriteiten?
Het zijn vragen die de oliegiganten liever niet beantwoorden. Ze delen graag hun toekomstplannen wanneer het gaat om de productie van duurzame biobrandstoffen (ook al blijken die bij nader inzien soms te ambitieus), maar blijven opvallend stil als het gaat over de toekomst van fossiele brandstoffen (een industrie die in Europa al meer dan 25 jaar stabiel is).
En dat terwijl het broeikaseffect vooral wordt veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen zoals benzine, diesel en kerosine en nauwelijks door de verbranding van biobrandstoffen.*
De reden erachter is even pijnlijk als eenvoudig. Ook al bedreigt het de toekomstige leefbaarheid van de planeet, met fossiel valt nog steeds geld te verdienen. Ontzettend veel geld zelfs: in 2022 had Shell de hoogste winst ooit sinds zijn oprichting in 1907.* En ook 2023 was een goed jaar voor de gas- en oliegigant. De aandeelhouders profiteerden mee: de dividenduitkeringen stegen in beide jaren.
Nederland is nog lang niet uitgekeken op fossiel
Toch werd vorig jaar stilletjes bekend wat de oliebedrijven van de toekomst verwachten.
Verborgen in een technisch rapport van Netbeheer Nederland, de koepelorganisatie van Nederlandse elektriciteitsnetbeheerders, deelden oliebedrijven hun plannen voor hun productie in Nederland, op basis van verschillende klimaatneutrale toekomstbeelden.
Zo te zien gaan oliebedrijven in Nederland uit van veel minder krimp dan wordt verwacht van de sector wereldwijd in een ‘net zero’-scenario.
Wacht even. Nederland moest in 2050 toch klimaatneutraal zijn? Daarvoor wil het zelfs, net als de rest van de Europese Unie, vanaf 2035 de verkoop van brandstofauto’s verbieden.* Hoe kan het dan nog zoveel fossiele aardolie blijven verwerken?
De cijfers leggen bloot dat de raffinaderijen – nog meer dan nu – willen inzetten op wat ze nu al doen: de export naar andere landen.
En laat dat nou precies de manier zijn waarop je het klimaatbeleid kunt omzeilen.
Exporteer je product en de CO₂ telt niet mee
De klimaatdoelstellingen van Nederland en de EU richten zich namelijk alleen op de directe broeikasemissies die plaatsvinden in een land. Wat ze niet meenemen, zijn de emissies die plaatsvinden bij de gebruikers van je product.
Dat betekent dat je oneindig veel fossiele benzine kunt produceren, zolang je die benzine maar exporteert. De CO2 die vrijkomt bij verbranding komt na het exporteren in de boekhouding van het importerende land.
Op die manier kan Nederland geld blijven verdienen aan fossiele brandstoffen, zonder dat dit ten koste gaat van het landelijke CO2-budget.
Dat betekent wel dat je je vervuilende raffinaderijen in Nederland moet verduurzamen – een enorme klus, die grote investeringen vereist. Maar zelfs áls dat verduurzamen volledig slaagt, ontkom je niet aan het feit dat veruit de meeste CO2-uitstoot plaatsvindt bij de verbranding van de fossiele brandstof, niet bij de raffinage ervan.*
Fossiele diesel uit een klimaatneutrale fabriek zorgt bij verbranding voor net zoveel CO2-uitstoot als fossiele diesel uit een ‘normale’ raffinaderij.
Economisch gezien is het trouwens geen gekke gedachte om in Nederland fossiele brandstoffen te blijven produceren. Doordat de meeste raffinaderijen hier in een cluster zitten, hebben ze allerlei schaalvoordelen. De fabrieken maken gebruik van dezelfde infrastructuur, hetzelfde elektriciteitsnet, dezelfde gespecialiseerde milieudienst en een internationaal netwerk van pijpleidingen. Ook voor de verduurzaming van de fabrieken is dat voordelig. Vanuit dat oogpunt zou Nederland als laatste olieverwerker in Europa of zelfs ter wereld kunnen overblijven.
Hoe verder in de toekomst, hoe meer de klandizie van de sector zal bestaan uit landen die zich de energietransitie niet kunnen veroorloven – vermoedelijk de armste landen. Zo kan Nederland blijven profiteren van het fossiele tijdperk, tot de allerlaatste druppel.
Stoppen met fossiel betekent stoppen met olie
Als we echt volledig duurzaam willen worden, zoals klimaatminister Sophie Hermans proclameert, moeten we nadenken over een afbouwbeleid van de olieraffinaderijen.
Zolang dat er niet is, blijft Nederland een olieland en blijft het geld investeren in het verduurzamen van fabrieken die nog steeds aardolie verwerken tot fossiele producten die ergens anders leiden tot CO2-uitstoot.
Niet iedereen zal bij een olieland direct aan Nederland denken, maar op deze manier zullen we zo wel de geschiedenisboeken ingaan.