De realiteit is grimmig. Toch moeten we haar liefhebben

Marjan Slob
Filosoof

De aarde kán een rechtvaardige, vreedzame en warme plek zijn – maar de realiteit is vaak anders. Hoe hou je jezelf staande in een wereld die zoveel lelijker is dan waar we van dromen?

Het is een zinnetje dat me in mijn hart treft, zonder dat ik gelijk weet waarom: ‘Reality is all we have to love’. 

Kunstcriticus John Berger schreef het terloops op, in 2006, Volgens Berger bezag deze cineast de gebeurtenissen in de wereld met onverschrokken helderheid – omdat ‘de realiteit het enige is dat er valt lief te hebben’. Of is de betere vertaling: ‘De realiteit is het enige dat we hoeven lief te hebben’? Kan allebei. Precies die ambiguïteit vind ik zo mooi.

Want ja, hier sta ik dan. Ik wil liefhebben, dat geeft mijn leven kleur en zin. En dat betekent volgens mijn held Berger dus dat ik me tot de realiteit moet wenden. Maar wat ik dan zie – waar wij dit afgelopen jaar getuige van zijn geweest – dat kan ik eigenlijk nauwelijks verdragen. 

Met een diepe zucht: het aanhoudende lijden in Oekraïne. De helse situatie in Gaza. De hongersnoden in Zuid-Sudan en Somalië. Het dagelijkse verlies aan uitbundige levensvormen door de teloorgang van hele biotopen. En de constatering dat veel van mijn medemensen daarop reageren door benepen, gemene en giftige politici op het schild te hijsen – Trump en Wilders zijn werkelijk niet anders te kwalificeren. 

En die realiteit zou ik volgens Berger dus niet alleen helder moeten zien, maar zelfs moeten liefhebben? Hoe dan!? 

Wie wegduikt voor de realiteit, kan haar niet veranderen

Het zinnetje ‘reality is all we have to love’ heeft daarmee de structuur van een koan, een zenraadsel. Een koan is een uitspraak die door je begrip heen wil breken, om je een andere ervaring van de realiteit te bieden. 

Om te beginnen doet Bergers raadsel je afvragen waarom het überhaupt belangrijk is om de grimmige realiteit onder ogen te zien. Jij gaat je er geheid ellendig door voelen, en wordt de wereld daar nu beter van? De netto hoeveelheid mondiaal geluk daalt dan zelfs. Zo bezien is het logischer om je af te wenden van de wereldse misère en je eigen capsule van geluk zo goed mogelijk te koesteren.

Deze redenering vind ik nog redelijk eenvoudig te pareren. Hoe weldadig het ook kan zijn om de deuren bij tijd en wijle gesloten te houden voor het wereldnieuws, wie helemaal geen weet wil hebben van wat er gaande is, geeft de politieke macht uit handen om de toekomst te beïnvloeden.

Daarom: laat zoveel realiteit toe als je aankunt. Dat is nodig om de wereld een beetje mooier te maken.

Oké, de realiteit onder ogen zien dus – mondjesmaat, zoveel als je aankunt – in de hoop haar een beetje bij te kunnen buigen. Dat kan ik begrijpen, dat is een oproep tot politiek bewustzijn. Maar dat zinnetje van Berger vraagt nog meer van mij. Berger vraagt om liefde voor die realiteit die ik zo graag anders zou zien. Hoe valt dat te rijmen? Daar wordt zijn oproep echt raadselachtig.

Ten opzichte van onze dromen schiet de realiteit tekort

Een koan los je nooit op met frontale logica. De suggestie is dat je er een tijdje mee leeft, en het raadsel bij je draagt. Wie weet gebeurt er dan iets. Iets ongerijmds, dat op ondoorgrondelijke wijze toch relevant voelt. 

Mij overkwam dat ik aan engelen ging denken – en ik ben niet eens gelovig. Gewoonlijk zie ik engelen als hersenspinsels, of eventueel als leuke hebbedingetjes voor in de kerstboom. Maar engelen hebben diepe wortels in onze cultuur. Tal van denkers en kunstenaars hebben de engel gebruikt als een soort zinnebeeld van waaruit zij de menselijke conditie hebben belicht – en daar sluit die koan voor mij kennelijk bij aan.

Volgens die denkers en kunstenaars lijken wij mensen op engelen, omdat wij – net als engelen – ons een paradijs kunnen voorstellen. Zo’n paradijs is in feite een extrapolatie van het wereldse bestaan, een versie waaruit we het kwaad hebben uitgezuiverd. 

Maar dat wonderbaarlijke vermogen tot gloedvolle abstractie heeft een keerzijde: we moeten leven met het besef dat de feitelijke realiteit minder mooi is. En – hoe typerend voor onze diersoort – we lijden onder die kloof tussen mogelijkheid en realiteit. 

Misschien is dat wel de reden dat engelen hun ogen met hun vleugels bedekken, Vanuit hun besef van de paradijselijke toestand die had kunnen bestaan, kunnen engelen niet aanzien wat wij er daadwerkelijk van gebakken hebben. In die zin ben ook ik engelachtig: ik lijd dagelijks onder het feit dat de wereld niet zo mooi is als volgens mij mogelijk zou zijn.

Ik heb de indruk dat ook veel van mijn medemensen momenteel boos en verongelijkt zijn omdat de wereld niet strookt met wat zij goed en juist zouden vinden. Zij voelen zich beroofd van dromen die zij met grote, abstracte woorden – woorden als rechtvaardigheid, schoonheid, vrede, harmonie – kunnen oprichten en stofferen. En ja, ten opzichte van die dromen schiet de realiteit beslist tekort.

We zijn onze oude waarheden kwijt

Wij mensen dromen van een betere wereld. En precies daarin verschillen we, volgens de grote middeleeuwse filosoof Thomas van Aquino, van God en zijn engelen.

God en de engelen dromen niet. Zij hoeven zich geen fantasiewerelden voor te stellen, want zij doorzien van bovenaf al dat wat is. Zij begrijpen de onvermijdelijkheid en uiteindelijke juistheid van het ondermaanse gedoe. Kwestie van hemelse logica. Staande buiten ruimte en tijd beseffen zij dat het wereldse bestaan zijn goddelijke weg neemt en gewoon niet anders had kunnen zijn. Dus wat valt er dan te dromen?

Deze middeleeuwse voorstelling van zaken voldoet voor moderne mensen niet meer. En wel omdat wij niet langer geloven dat zo’n kennispositie mogelijk is. Alom is het besef ingedaald dat kennis nooit helemaal objectief zal zijn, maar altijd op zijn minst gebonden is aan het verstand van de mens. 

Die kennis wordt bovendien onvermijdelijk ontwikkeld vanuit een bepaalde wereldse plek (lees: in een specifieke tijd en cultuur), en vaak genoeg ook nog eens met het oog gericht op zeer wereldse belangen. Het ideaal van eeuwige, alomvattende en universele kennis is daarmee een vervlogen droom. 

Wij zijn uit de ideeënhemel gevallen. En dat levert serieuze problemen op. Want wat is eigenlijk de status van kennis, nu universele kennisclaims verdacht zijn geworden? Hoe verantwoorden wetenschappers hun kennis als ook zij geen objectieve buitenstaander zijn, maar onvermijdelijk deel uitmaken van hun eigen tijd en maatschappij? En hoe kunnen politici claimen dat zij weten wat er speelt? 

Het zijn vragen waar we geen goed antwoord meer op hebben. We zijn onze oude waarheden kwijt en weten niet goed hoe we met de pijn van dat gemis om moeten gaan. Het daagt ons dat we geen kennisengelen kunnen zijn. En afscheid nemen van die illusie vergt nogal wat rouwarbeid.

Hoe verwerk je de kloof tussen wens en realiteit?

Afgelopen herfst ging ik tijdens het Brainwash Festival in Amsterdam publiekelijk in therapie bij psychoanalyticus

‘Zegt u het eens’, begon hij. En op het podium van de Melkweg legde ik hem mijn vraag voor: ‘Dokter, wat moet ik nou met mijn zware gemoed, met dat lijden aan de realiteit?’ 

Natuurlijk was dit in scène gezet, natuurlijk wisten we dat er meegeluisterd werd, en toch ontspon zich een waarachtig gesprek.

Zoals gezegd is Eaton psychoanalyticus, en het mooie en interessante van de psychoanalyse vind ik haar uitgangspunt dat mensen de realiteit onvermijdelijk en noodgedwongen tegemoet treden vanuit hun eigen beleving. Natuurlijk kun je jouw indrukken kritisch onderzoeken en verbeteren en opwaarderen; doe dat vooral. Maar als mens zul je altijd slechts een beperkte beleving van de realiteit hebben; daar is geen ontsnappen aan – en ergens weten we dat wel. 

De psychoanalyse erkent daarmee het gevoel waar het mij hier om te doen is, namelijk dat mensen zichzelf ervaren als een soort gevallen engelen. We verlangen naar tijdloos inzicht, maar beseffen dat het voor ons buiten bereik ligt.

Op dat podium vertelde Eaton ook over Sigmund Freuds ‘realiteitsprincipe’, dat van je verlangt dat je jouw lusten, driften, wensen en verlangens leert afstemmen op de realiteit. Als peuter was je boos toen het tot je doordrong dat je je maar te schikken hebt; de wereld voegt zich vaak genoeg niet naar jouw wensen. Een leven lang ben je bezig om afscheid te nemen van die almachtsfantasie.

Het is een soort permanente rouw, die kan variëren van rouw om dat snoepje dat je niet krijgt tot rouw om de betere wereld die in het verschiet ligt, maar wordt geblokkeerd door de belangen van het grote geld. De vraag wordt dan: wat is er nodig om goed te rouwen?

Daarop zei Eaton iets wat mij verraste: ‘Droom! Dromen is namelijk een teken van gezonde rouw.’ 

Sindsdien kauw ik op die opmerking. Ik weet niet of ik het helemaal begrijp, maar misschien is dromen een vorm van gezond rouwen omdat je al dromend jouw diepmenselijke fantasieën van almacht en heelheid laat stuiten op jouw voorstelling van de wereld – een wereld die vaak genoeg bizar en soms griezelig is. Al dromend doorleef je wat er gebeurt als wens en wereld clashen. En wel op een veilige plek, in je bed. 

Zo oefen je als het ware met de kloof tussen wens en realiteit, en wen je aan dat wat je eigenlijk nog niet onder ogen kunt zien. Ook dat kun je een soort rouwarbeid noemen.

Kijk het beest in de bek, maar blijf ook dromen

Een wereldse wijsheid leert dat je maar beter in de smiezen kunt hebben En dat is zeker belangrijk. Maar een prangender maatschappelijk probleem lijkt me het wegkijken of ontkennen van wat we ‘eigenlijk’ wel weten. Het verdringen, zoals psychoanalytici zouden zeggen. 

Het zijn de olifanten in de kamer, de grote onderwerpen waar het niet over gaat aan de tafels van talkshows, in de vergaderzalen en in bestuurskamers van het land. Bijvoorbeeld dat Poetin, Trump en Wilders gemankeerde en gevaarlijke mensen zijn. Dat de huidige wereldeconomie miljoenen mensen en dieren vermorzelt. Dat klimaatverandering ons gigantisch in de problemen gaat brengen. We weten het wel, maar we doen alsof we het niet weten, zodat we ‘gewoon’ kunnen doorgaan.

En precies daar komt Bergers zinnetje weer om de hoek kijken: ‘Reality is all we have to love’. Dit is het. In deze situatie leef je je leven. Wend je niet af van die realiteit. Weersta die neiging tot verdringen en kijk het beest in de bek. Aanvaard dat dit jouw toestand is – en blijf ademen. Blijf vooral ook dromen. Want zo kun je verwerken wat je ziet, terwijl je in contact blijft met dat waar je verlangen naar uitgaat.

Dat is het kwartje dat viel, daar op die sofa bij Arthur Eaton. Hij liet me inzien dat ik die oproep om de realiteit onder ogen te zien niet hoef te begrijpen als een bevel om ‘realistisch te zijn’, dus om me maar te schikken naar hoe de wereld ‘nu eenmaal’ is. Ik mag blijven dromen, juist omdat je op basis van je dromen ziet wat je te doen staat. 

Zolang je je maar niet inbeeldt dat je een soort engel bent die de realiteit volledig doorziet en weet waar het heil ligt. Je zweeft niet ergens in de hemel met een soort goddelijk overzicht over de aardse realiteit. Als je dat gelooft, ben je niet aan het dromen, maar leef je in een fantasie. In feite sta je precies waar je nu bent: in jouw beperkte stukje van de realiteit, met jouw onvermijdelijk beperkte inzicht.

Zo heb je de realiteit lief

Bij mijn optredens als Denker des Vaderlands ben ik het afgelopen jaar nogal wat jonge mensen tegengekomen die – vaak aarzelend en na moed te hebben verzameld – vertellen dat ze bang zijn voor de toekomst en dat het lijden in de wereld zwaar op ze drukt. 

Wat antwoord je dan? Natuurlijk niet dat het allemaal wel meevalt; filosofie gaat eerst en vooral over helder kijken, over het onder ogen zien van wat je misschien liever niet zou weten. Filosofie is het onbeholpen verlangen om de realiteit te doorschouwen.

Mijn respons, met Berger in gedachten, is inmiddels: heb de realiteit lief.

‘En jij bent net zo goed die realiteit’, voeg ik daaraan toe. Ik spoor hen aan vooral een beetje voor hun omgeving te zorgen, maar zich niet te beladen met schaamte over het feit dat ze überhaupt bestaan, en voor de onvermijdelijke ecologische voetafdrukken die ze dan dus achterlaten. ‘Via jou viert het leven zich net zo goed’, zeg ik.

Die jonge mensen hebben mijn volle sympathie; ik voel hun rouw om de wereld, en is die rouw niet een uitvloeisel van liefde voor de wereld? Maar ik proef ook wanhoop, en die lijkt mij gestoeld op een denkfout. Wanhoop is een erfenis van het engelengevoel. Je hoeft niet de hele wereld te redden, zo groot is je cirkel van invloed niet. Vanuit jouw ervaring van een beperkt stukje aarde kun je trouwens niet eens weten wat de wereld precies kan redden.

Een totaal gevoel van onmacht is de keerzijde van de oude fantasie van almacht. Beide zijn niet reëel.

Beter is het – en dit zeg ik ook tegen mezelf – om te vertrekken vanuit het hier en nu, vanuit je eigen plek. Vlucht niet weg, fantaseer geen ander bestaan. Wees present in je eigen leven. En denk niet te veel na. Ga simpelweg iets doen wat je leuk en mooi en belangrijk vindt. Zoek daarbij het gezelschap op van mensen bij wie je je goed voelt, en heb ondertussen vooral ook een beetje lol.

Wend dat engelachtige voorstellingsvermogen van je aan om de mogelijkheden te zien die de realiteit nog steeds in zich draagt. En bekrachtig wat jij daarin liefhebt.

Echt, reality is all you have to love.