Het Nationaal Burgerberaad Klimaat gaat van start! De impact ervan is aan ons
Op verzoek van het kabinet en de Tweede Kamer komen vanaf morgen 175 willekeurig gelote Nederlanders samen om aanbevelingen te bedenken voor een effectief klimaatbeleid. Jij kunt ervoor zorgen dat er straks ook echt iets met die aanbevelingen gebeurt.
Het heeft even geduurd, maar de nationale politiek beseft eindelijk dat inwoners essentieel zijn om ingewikkelde vraagstukken op te lossen. Dat je als politiek niet alles zelf hoeft te bedenken, maar dat je de collectieve wijsheid van de samenleving kunt aanboren – door middel van een burgerberaad.
Als je dat op een goede manier organiseert, krijg je niet alleen slimme, bruikbare aanbevelingen, maar ervaren inwoners ook dat hun ideeën en zorgen er wel degelijk toe doen. Dat kan er zelfs toe leiden dat ze de politiek weer wat meer vertrouwen.
En morgen is het zover. Dan begint het Nationaal Burgerberaad Klimaat.
175 mensen van 16 jaar en ouder — uit alle hoeken van het land, met alle mogelijke achtergronden en opvattingen over het klimaat — komen dan in Amersfoort samen om gezamenlijk tot een antwoord te komen op de vraag: ‘Hoe kan Nederland eten, reizen en spullen gebruiken op een manier die beter is voor het klimaat?’ Dat doen ze niet op één zaterdagnamiddag: ze komen elf volle dagen samen om deze zomer hun aanbevelingen te kunnen overhandigen aan het kabinet.
Zelf pleit ik sinds 2020 voor zo’n Nationaal Burgerberaad Klimaat. Ik schreef er allerlei artikelen en een boek over, en richtte samen met anderen een expertisecentrum op. Dus ik ben natuurlijk blij dat het nu werkelijkheid wordt. Ik zie hoe gedegen het Nationaal Burgerberaad is voorbereid en ik ben hoopvol, maar ik heb ook grote zorgen. Nu we tussen de aanloop en de start van het burgerberaad zitten, is het dan ook een mooi moment om een tussentijdse balans op te maken. Zie het als een voorbeschouwing.
Hoopvol: politici durven inwoners om hulp te vragen
Nederland liep de afgelopen jaren bepaald niet voorop in Europa als het aankomt op burgerberaden.
Al in 2016 schakelde Ierland 99 inwoners in om nieuw klimaatbeleid te maken, in 2019 volgde Frankrijk met een veel groter en ambitieuzer burgerberaad over klimaat, en al snel volgden het Verenigd Koninkrijk, Schotland, Spanje, Luxemburg, Oostenrijk, Denemarken, Zweden, Duitsland en Polen met nationale burgerberaden over klimaat.
Ook op andere onderwerpen zag Europa een ware golf aan burgerberaden ontstaan. In honderden gemeenten lieten verschillende landen hun inwoners op een gelijkwaardige manier meepraten over de voedseltransitie (Duitsland), drugsbeleid (Ierland), partijfinanciering (België) en de mentale gezondheid van jongeren (Zwitserland).
Nederland sukkelde erachteraan. Sinds 2014 werden in enkele gemeenten wel lokale burgerberaden georganiseerd, maar nationaal bleef de tijd stilstaan.
Dat achterlopen van Nederland bleek echter best een voordeel. Zowel politici als ambtenaren en uitvoerende organisaties hebben veel geleerd van wat er in andere landen goed en minder goed ging – of ronduit slecht.
Zo leerde Nederland van Frankrijk hoe belangrijk het is om het parlement te betrekken bij de opdracht voor een burgerberaad en dat vooral niet aan één minister of partij over te laten. Want ook al ben je de president van een van de grootste landen van Europa, als je degenen passeert die uiteindelijk met de uitkomsten aan de slag moeten, dan is de kans vrij groot dat zij niet zoveel boodschap hebben aan een burgerberaad.
Om die teleurstelling te voorkomen, vroeg het Nederlandse kabinet in 2022 aan de Tweede Kamer om samen op te trekken rond de opdracht voor een burgerberaad. Want, zo schreef de toenmalige minister voor Klimaat en Energie in een Kamerbrief: ‘Een goede samenwerking tussen parlement en kabinet is cruciaal omdat zij [...] samen de voorwaarden opstellen die het succes van een burgerforum bepalen.’ De verkiezingen en kabinetswissel hebben daar niets aan veranderd, zo blijkt uit de Kamerbrief die de huidige ministers van Klimaat en Binnenlandse Zaken recent naar de Tweede Kamer stuurden.*
Dat stemt hoopvol.
Wat Nederland ook heeft geleerd, is aan welke voorwaarden een burgerberaad moet voldoen om effectief en geloofwaardig te kunnen zijn.
Zo is er een gewogen loting uitgevoerd om te zorgen dat de leden van het Nationaal Burgerberaad samen een goede afspiegeling vormen van de samenleving. Dit is belangrijk, omdat zo veel verschillende perspectieven gehoord worden, en iedereen in de samenleving zich kan herkennen in het burgerberaad.

Ook is er veel moeite gedaan om te zorgen dat de leden straks een gelijkwaardig gesprek kunnen voeren. Gespreksbegeleiders zullen hen – waar nodig – helpen om een dialoog te voeren in plaats van een debat, waarin ze zoeken naar overeenkomsten in plaats van verschillen en het gesprek geen wedstrijdje overtuigen wordt.
De leden zullen zo autonoom mogelijk zijn, wat wil zeggen dat ze zelf een probleemanalyse maken, gezamenlijk bepalen welke informatie en deskundigheid ze gebruiken, en zeggenschap hebben over het verloop van het proces. Verder zullen er tolken aanwezig zijn, is er kinderopvang, krijgen leden een dagvergoeding, en, niet onbelangrijk, is er voldoende tijd uitgetrokken.
Tot zover de goednieuwsshow.
Zorgelijk: wat gebeurt er straks met de uitkomsten?
Met name twee fundamentele aspecten zijn minder overtuigend.
Mijn grootste zorg is of Nederland uit de buitenlandse voorbeelden wel de meest cruciale les heeft getrokken. Namelijk dat een burgerberaad niet is afgelopen op het moment dat de aanbevelingen worden overhandigd. Dan zijn we pas op de helft. De helft waarin inwoners hun werk hebben gedaan.
Na een pauze, waarin politici en ambtenaren de aanbevelingen kunnen bestuderen, begint de tweede helft. Daarin geven zij op een transparante en effectieve manier opvolging aan de aanbevelingen.
Bij veel burgerberaden in binnen- en buitenland is de fout gemaakt om zo’n beetje alle aandacht en middelen te besteden aan het ontwerp en de uitvoering van het burgerberaad — de eerste helft dus. Daardoor bleef er weinig over voor de opvolging, de ‘tweede helft’. Alsof je een voetbalwedstrijd na 45 minuten affluit. Verontwaardiging gegarandeerd. En dat geldt ook voor een burgerberaad. Dat kan nog zo goed georganiseerd zijn en nog zulke briljante aanbevelingen doen, maar als daar vervolgens niets mee gebeurt, voelen mensen zich gepiepeld.
Wat niet helpt, is dat het mandaat van het Nationaal Burgerberaad Klimaat beperkt is. Het kabinet moet binnen zes maanden met een reactie komen, waarin het voor iedere aanbeveling motiveert waarom deze wel of niet wordt overgenomen. Vervolgens zal de Tweede Kamer de aanbevelingen en kabinetsreactie bespreken. Het is mooi dat iedere individuele aanbeveling een reactie krijgt, maar in theorie kunnen alsnog alle aanbevelingen gemotiveerd afgewezen worden.
Maar zelfs als kabinet en Kamer het gros van de aanbevelingen overnemen, wil dat nog niet zeggen dat ze ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. Het risico dat aanbevelingen wegstoffen is aanzienlijk als niemand helder heeft wat er moet gebeuren vanaf het moment dat de aanbevelingen op het bureau van ambtenaren belanden.
Dat is dan ook mijn tweede zorg. Want de les uit zowel buitenlandse als lokale Nederlandse burgerberaden is dat aanbevelingen door de spleten van de bureaucratie in het niets vallen, als er vooraf geen plan voor opvolging is gemaakt. Daar moet dus van tevoren tijd en menskracht voor worden ingepland.
Een belangrijke stap in de goede richting is dat het ministerie van Klimaat en Groene Groei heeft laten onderzoeken wat de sleutelfactoren voor succesvolle opvolging zijn – iets wat in bijna ieder ander land achterwege is gebleven. Nu moet blijken of die inzichten in de praktijk worden gebracht. En jij kunt daar een rol in spelen.
Wat jij kunt doen
De samenleving speelt een essentiële rol in de mate waarin de aanbevelingen van een burgerberaad uitgevoerd worden. Als niemand vraagt hoe het ervoor staat, is de kans groot dat de waan van de dag de aanbevelingen én de opvolging overschaduwt. Als we dat laten gebeuren, zal de conclusie over een jaar of twee zijn dat zo’n Nationaal Burgerberaad een bijzondere ervaring is voor degenen die eraan meedoen, maar verder geen enkele impact heeft. Laat staan dat het een versterking van de democratie kan zijn.
Daarom is er maatschappelijke druk nodig. Als inwoners hebben we de taak om de politiek alert te houden en zowel het burgerberaad als de aanbevelingen niet in de vergetelheid te laten raken.
Geef het burgerberaad en het werk van die 175 landgenoten dus aandacht. Zie ze als onze democratische atleten, die een olympische prestatie gaan neerzetten. Ze verdienen onze support.
Laten we ze volgen en praten over hun werk aan de keukentafel, op ons werk en op de socials. Niet alleen tijdens de eerste helft van het burgerberaad, maar vooral ook in de tweede helft, als de politiek aan de slag moet. Politici moeten voelen dat Nederland achter het burgerberaad staat en de opvolging op de voet volgt.
Wat je ook kunt doen: pessimisten en sceptici helpen. Ongetwijfeld zal er direct na ‘de eerste helft’ gemopper klinken omdat er nog geen aanbevelingen uitgevoerd zijn. ‘Zie je wel, geldverspilling zo’n burgerberaad.’ Wijs deze mensen erop dat goede opvolging tijd kost, soms wel anderhalf of twee jaar. Geef Ierland als voorbeeld, waar het grootste deel van de aanbevelingen is overgenomen in een nieuwe klimaatwet – al duurde dat wel ruim drie jaar.
Juist omdat dit een spel van de lange adem is, is het belangrijk om de aandacht erop te houden. Iedereen op zijn of haar manier.