Waarom zelfoverschatting helpt als je de baas wilt worden

Wie nemen de belangrijkste posities in onze economie en politiek in – wie worden er de baas? Antwoord: competente mensen en mensen die dénken dat ze competent zijn. Het probleem is alleen dat de wereld die twee nauwelijks uit elkaar kan houden.
In een vorig stuk schreef ik over economisch onderzoek dat liet zien dat mensen die graag de baas willen worden niet per se de beste bazen zijn. Integendeel zelfs. Mensen die graag de baas willen worden, presteerden sléchter dan mensen die willekeurig de baas waren gemaakt.
Dat is er eentje om bij stil te staan. Een groep waarin mensen zitten die absoluut geen baas willen worden, doet het beter dan een groep die volledig bestaat uit carrièretijgers. Zoals een van de onderzoekers het droogjes stelde: de baan graag willen is iets anders dan de baan graag doen.
De onderzoekers waarschuwden voor bedrijven, organisaties, overheden en electoraten die bazen aanstellen. Laat je niet verblinden door de geldingsdrang van kandidaten, want die zegt weinig over hun vermogen om werknemers te managen.
Toch kiest de wereld – vermoedelijk op grote schaal – vaak voor mensen die vooral graag de leider willen worden.
De vraag is: waarom doet de wereld dat eigenlijk?

Recruiters, pas op: zelfvertrouwen en zelfoverschatting zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden
Een onderzoek* van een groep psychologen uit Australië, Duitsland en Nederland uit 2019 geeft daarvoor een plausibele verklaring.
De groep onderzoekers bestond uit evolutiepsychologen (die bijvoorbeeld bestuderen hoe hiërarchieën ontstaan en wie er waarom de leider wordt) en selectiepsychologen (die bestuderen hoe mensen door middel van sollicitatieprocedures en toelatingsexamens worden geselecteerd).
Eerst legden ze met een kennistest vast in hoeverre de proefpersonen hun eigen capaciteiten goed inschatten. Daarna bestudeerden ze hoe deze kandidaten werden beoordeeld, zowel in een echte sollicitatieprocedure met echte recruiters, als in experimenten in het psychologielab.
De uitkomsten kun je verontrustend noemen: kandidaat-bazen die zichzelf overschatten, die er dus van overtuigd waren dat ze beter waren dan ze waren, werden vaker aangesteld als de baas dan anderen. En ook professionele recruiters bleken zelfoverschatters hoger in te schatten dan anderen.
De verklaring is best wel logisch. Wie oprecht denkt dat zij/hij competenter is dan zij/hij is, vertoont gedrag dat voor beoordelaars nauwelijks te onderscheiden is van gedrag van daadwerkelijk competente mensen: mensen die dus terecht zelfvertrouwen hebben. Simpeler gezegd, competente mensen en mensen die zichzelf overschatten lijken veel op elkaar.
Het is niet zo dat zelfoverschatters slimmere dingen zeggen dan andere mensen, ze komen alleen competenter over. En blijkbaar zit ’m dat in hun lichaamstaal. Want toen de onderzoekers de audio van de gesprekken weghaalden en een nieuwe groep beoordelaars de kandidaten dus alleen kon bekijken, werden de zelfoverschatters wederom als competenter ingeschat.
Waarom? Moeilijke vragen of lastige opdrachten brachten de zelfoverschatters relatief weinig van hun stuk. Dat resulteerde in een lichaamstaal die beoordelaars blijkbaar associëren met goed leiderschap – of je de vraag goed beantwoordde of de opdracht goed uitvoerde, was een tweede.
Nog tragikomischer: deze non-verbale indrukken waren zelfs sterker dan objectieve informatie over de capaciteiten van de kandidaat. Dus zélfs als de beoordelaars informatie kregen dat de zelfoverschatters zelfoverschatters waren, dan nog werden ze beter beoordeeld dan de betere kandidaten.
Managers worden vaker op gevoel geselecteerd dan andere werknemers
Hoe iemand lijkt, is dus belangrijker dan wat iemand kan. En juist bij managementposities speelt dit probleem een grote rol, omdat de taken en bijbehorende capaciteiten van een manager zelden strak te definiëren zijn. Als niet helder is wat je moet kunnen, wordt als vanzelf hoe je overkomt belangrijker.
Vergelijk het met een transparant beroep als voetballer. Jij en ik kunnen dan wel branden van verlangen om Champions League-voetbal te spelen, en misschien denken we ook wel dat we een bepaald niveau hebben op het voetbalveld, maar als we dan een keer bij Ajax meetrainen, dan blijkt voor iedereen inclusief jezelf dat je er geen zak van kunt.
Maar in heel veel andere domeinen in de moderne economie is je kwaliteit niet zo makkelijk te zien of te beschrijven. Bij gebrek aan goed gedefinieerde eigenschappen of competenties van kandidaten kiezen bedrijven en hun recruiters vaker op basis van hun gevoel in plaats van op basis van strakke criteria.
Anders gezegd: als je geen heldere criteria hebt om kandidaten op te beoordelen, dan val je sneller terug op wat de psychologische wetenschap ‘impliciete leiderschapstheorieën’ noemt. Dat zijn clichébeelden van hoe bazen horen te zijn, beelden die vermoedelijk stammen uit de tijd dat de grootste, gespierdste, luidste man van de stam de baas werd.
En dan werken zaken als ‘uitstraling’, ‘ambitie’, ‘zelfverzekerdheid’, ‘stelligheid’ in je voordeel. Inhoudelijk zegt het allemaal weinig, want het is vooral vorm. Maar mensen associëren het intuïtief met leiderschap.


Goed voor het individu, riskant voor de rest
Voor de kandidaat die zichzelf overschat is dit allemaal niet erg. Een beetje zelfoverschatting kan je dus helpen om de baas te worden. Maar de gevolgen van het aanstellen van de verkeerde baas zijn, zoals de onderzoekers schrijven, voor de maatschappij: ‘Op de lange termijn worden de kosten van beoordelingsfouten door iedereen gedragen.’
Wat ze daarmee bedoelen: leiders die zichzelf overschatten, nemen (onbewust) risico’s die ze niet kunnen inschatten.
Op een goede dag is dat goed nieuws: er gebeurt misschien iets wat mogelijk met een behoudender, verstandiger leider niet zou zijn gebeurd. In een studie uit 2011 concludeerden* economen dat bedrijven die werden geleid door zichzelf overschattende CEO’s innovatiever waren.
Maar ja, het bewijs dat het slecht werkt, lijkt overtuigender. Zo betalen zichzelf overschattende CEO’s vaak te veel* voor de overname van een ander bedrijf. Plus: op een slechte dag gaat je bedrijf of je land wél ten onder aan een leider die zichzelf meer acht dan hij of zij is, en daarom een risico neemt dat hij of zij niet goed kan inschatten.
Willen we dat? Zichzelf overschattende leiders die gokken met onze toekomst?


Hoe individualistischer de maatschappij, hoe meer het loont om jezelf te overschatten
Dat we voor de belangrijkste posities in de economie mensen serieus nemen die we niet serieus zouden moeten nemen, is dus slecht nieuws. Nog slechter nieuws is dat maatschappijen waarin managers relatief belangrijker zijn – waarin macht en middelen ongelijk zijn verdeeld – meer van zulke zelfoverschatters blijken te kennen.
Onderzoek van de psycholoog Steve Loughnan doet vermoeden dat het zo werkt. Een clichébeeld is dat zelfpromotie en zelfoverschatting een grotere rol spelen in het individualistische Westen, en een kleinere rol in collectivistischere samenlevingen, waar mensen het belang van de groep belangrijker vinden dan het eigenbelang.
Loughnan probeerde dat eens uit te zoeken, zo goed als het kon. Hij toetste inwoners van een groep landen die flink van elkaar verschilden op het gebied van economische gelijkheid op de mate waarin mensen uit die landen zichzelf overschatten.

Het verband dat Loughnan vond, bleek fascinerend rechtlijnig: hoe ongelijker de samenleving, hoe meer mensen in die samenleving zichzelf overschatten. Hoe zou dit komen? Richard Ronay, een van de auteurs van het onderzoek naar zelfoverschatting in sollicitatieprocedures, gaf in de podcast The Dissenter een verklaring: het loont om jezelf te overschatten.
Als in een samenleving geld, middelen en macht sterk geconcentreerd zijn – als de machtigste mensen, zoals CEO’s, premiers en presidenten, nog machtiger zijn dan in andere samenlevingen – dan wordt het aantrekkelijker en lucratiever om een machtspositie te verwerven.
Loughnans vondsten suggereren dat deze ongelijke culturen een bepaald type mens creëren: zelfoverschatters. Mensen die dus oprecht denken dat ze competent zijn terwijl ze dat niet zijn. Waarom? Omdat dat loont. Wie zichzelf overschat, maakt immers meer kans om ook daadwerkelijk de baas te worden.
Meer onderzoek naar deze verbanden is momenteel gaande. Maar ik denk dat ik wel weet welke kant de wereld op gaat: naar leiders die zichzelf overschatten en meer risico’s nemen, met meer uitschieters naar onder en boven als gevolg. Een mogelijk toekomstbeeld: eerst planten we een vlag op Mars, daarna airfryen we de wereld.