Het mbo? Het Meest Belangrijke Onderwijs bedoel je

Karim Amghar
Gastcorrespondent mbo
In het programma ‘Brabant gaat Beter’ werken praktisch opgeleide jongeren tijdens burgerschapslessen aan gezondheidsvraagstukken. Vervolgens presenteren zij hun ideeën aan gemeenten, provincie en zorg- en welzijnsorganisaties. Samen kijken zij hoe ze de ideeën kunnen realiseren. De foto's zijn gemaakt door Annegien van Doorn en Ilse Leijtens.

De enorme personeelstekorten in de zorg, de bouw en andere essentiële sectoren kunnen alleen opgelost worden als we genoeg mbo’ers opleiden. Maar zo cruciaal als mbo’ers zijn, zo weinig waardering krijgen ze.

Romy, een achttienjarige mbo-student, heeft een helder doel voor ogen. ‘Ik ga de allerbeste pedagogisch medewerker worden. Ik ga ervoor zorgen dat kinderen de beste kansen krijgen.’

Haar ogen glinsteren als ze erover vertelt. ‘Als klein meisje wist ik al: dit wil ik later doen. Ik leer op mijn opleiding dingen waar ik echt gelukkig van word.’

Maar niet iedereen in Romy’s omgeving is even enthousiast over haar opleiding. ‘Op feestjes heeft de familie van mijn vriend liever niet dat ik vertel dat ik op het mbo zit, omdat ze zich ervoor schamen.’ Ze slikt. ‘Ze maken er zelfs grapjes over. Als we over het nieuws praten, zeggen ze vaak: “Ah joh, Romy, jij hoeft hier niet aan mee te doen. Dat begrijp jij toch niet.”’

Romy is een van de die de ruggengraat van ons land zullen vormen. Het zijn de mensen die onze windmolens en zonnepanelen gaan plaatsen voor de energietransitie, die de huizen gaan bouwen om het woontekort op te lossen, en de ouderen gaan verzorgen die straks in de verpleeghuizen zitten.

We kunnen nu al niet zonder al die aannemers, elektriciens, verplegers en docenten. Maar zo cruciaal als mbo’ers zijn, zo weinig waardering krijgen ze.

Foto: Ilse Leijtens

Afkeurende blikken en goedbedoelde adviezen

Dat ervaart ook Femke (14). Zij kreeg in groep 8 een vmbo-tl-advies en was daar zelf heel blij mee. Toch gingen haar ouders met de docent in discussie. Femke kan veel meer, vonden zij.

Femkes vader Paul besefte later pas dat hij daarmee een boodschap had meegegeven aan zijn dochter: dat vmbo-tl niet goed genoeg was. ‘Ik bedoelde het helemaal niet zo. Maar blijkbaar zitten dat soort aannames toch ergens diep in mijn hoofd.’

Foto: Annegien van Doorn

Onderwaardering van het mbo zit in woorden (bijvoorbeeld het onderscheid dat we maken tussen hoog- en laagopgeleid), afkeurende blikken en goedbedoelde adviezen (‘Ach, je kunt altijd nog doorstuderen’).

Ook ik weet hoe dat voelt. Toen ik op het mbo zat, hoorde ik maar al te vaak: ‘Maar dat begrijp jij toch niet.’

Later, op de hogeschool, kreeg ik ineens wel positieve reacties. Tijdens discussies die ik als mbo’er had werd ik niet serieus genomen, maar als hbo-student – met exact dezelfde argumenten – wel.

‘We leven in een verkapte standenmaatschappij’

Vlak voordat oud-minister van Onderwijs en PvdA’er in 2020 overleed, sprak ik met hem over onderwijs, kansengelijkheid en het mbo. Al in de jaren zeventig had hij zich ingezet voor het beroepsonderwijs. Zo wilde hij dat leerlingen van alle niveaus zo lang mogelijk bij elkaar op school bleven zitten, om de onderlinge waardering te stimuleren.

‘Zijn we in al die jaren nou iets opgeschoten met het creëren van gelijke kansen en in de waardering voor het beroepsonderwijs?’ vroeg ik Van Kemenade. Hij bromde even, pakte zijn pijp en nam een paar diepe trekken. ‘Karim, het is alleen maar erger geworden. We leven in een verkapte standenmaatschappij.’

‘Vroeger was het tenminste duidelijk’, vervolgde hij. ‘De advocaat in zijn dure pak zei ronduit: “Ik wil niet dat mijn kind in de klas zit bij de zoon van de timmerman.” Die scheiding tussen arm en rijk was uitgesproken. Nu is die er nog steeds, maar subtieler. Bakfietsouders zeggen dat ze “gewoon” een school zoeken die beter bij hun kind past. Maar wat ze eigenlijk bedoelen, is hetzelfde: ze willen niet dat hun kind in de klas zit met toekomstige arbeiders.’

Als hbo- en wo-opgeleiden blijven neerkijken op mbo’ers, waarschuwde Van Kemenade, dan wachten ons grote problemen. Niet alleen op papier of in theorie, maar in het dagelijks leven.

Foto: Ilse Leijtens

Te weinig mbo’ers om personeelstekorten op te lossen

Wat Van Kemenade bedoelde, is nu terug te zien in de cijfers.

Er staan op dit moment 66.000 vacatures open in de zorg – een Als we niets veranderen, zal dat aantal volgens schattingen oplopen tot 190.000 in 2033. En dan zal tegen 2060 maar liefst een op de drie werkenden aan de slag moeten in de zorg om het tekort op te vangen.

Ook de technieksector kampt met grote tekorten: bijna 80.000 openstaande vacatures, waarvan veel De kinderopvang zoekt 6.000 nieuwe krachten, en in de horeca staat de teller inmiddels op ruim 27.000.

Foto: Annegien van Doorn

In de bouw wordt de komende jaren een tekort verwacht van 60.000 arbeidskrachten. Timmerlieden (mbo niveau 2), metselaars (mbo niveau 3) en installateurs (mbo niveau 4) zijn er te weinig.

Hierdoor zal de woningnood voorlopig niet opgelost worden. In 2023 telde Nederland En hoewel er dat jaar en nog eens 14.700 woningen via werden gerealiseerd, blijven we ver achter bij de doelstelling van 100.000 nieuwe woningen per jaar. De komende jaren ziet de prognose er nog somberder uit: een daling naar

Ondergewaardeerd én onderbetaald

Het tekort aan mbo’ers op de arbeidsmarkt heeft ook simpelweg te maken met wat werkgevers hun willen betalen. Hun salarissen staan vaak niet in verhouding tot hun onmisbare werk. Een aantal voorbeelden:

· Pedagogisch medewerker: gemiddeld 2.645 euro bruto.
· Stratenmaker: gemiddeld 2.565 euro bruto.
· Zorgmedewerker: gemiddeld 2.600 euro bruto.
· Bouwvakker: 2.600 euro bruto.  

Neem ook de doorgroeimogelijkheden. Opklimmen naar leidinggevende posities lijkt voor mbo’ers vaak een onbegonnen zaak. Ondanks hun ervaring, praktische kennis en bewezen vakmanschap blijven ze vastzitten in hun functie.

Dit heeft alles te maken met de cultuur waarin leiderschap wordt geassocieerd met een hbo- of wo-diploma. Mbo’ers worden vaak gezien als uitvoerders, niet als denkers.

Het gevolg? Het potentieel van mbo’ers om structurele oplossingen voor maatschappelijke problemen aan te dragen blijft onbenut. Hun bijdrage als probleemoplossers, teamcoördinatoren of innovators wordt systematisch genegeerd. Hun ideeën, die vaak voortkomen uit de praktijk en daardoor zo waardevol zijn, vinden weinig gehoor in de bestuurskamers en de politiek. Zo kan het dus dat maar 5 procent van de Tweede Kamerleden een

De onderwaardering van mbo’ers heeft logischerwijs ook gevolgen voor het aantal jongeren dat nog een mbo-opleiding wil volgen.

Sinds 2020 is het aantal mbo-studenten met 30.000 gedaald, waarschuwde de MBO Raad Deze afname zal in de toekomst dus zorgen voor nog meer tekorten in cruciale sectoren als de zorg, de kinderopvang en de bouw.

Foto: Ilse Leijtens

De toekomst van Nederland kan niet zonder mbo’ers

Als we het hebben over de toekomst van Nederland, praten we vaak over grote ambities: een duurzame samenleving, gelijke kansen, innovatie en groei. Maar die ambities blijven luchtkastelen zonder de fundamenten die mbo’ers leggen.

Zij spelen de hoofdrol in het verhaal van onze samenleving, en toch behandelen we hen als figuranten. De schaamte, de onderwaardering, de gesloten deuren naar doorgroei en leiderschap: het zijn geen persoonlijke obstakels van mbo’ers, maar structurele muren die we zelf hebben opgetrokken. En terwijl die muren groeien, krimpt de waardering voor het mbo – en daarmee de aantrekkingskracht van het beroepsonderwijs op nieuwe generaties.

Wat als we dat narratief veranderen? Wat als we mbo’ers niet langer reduceren tot uitvoerders, maar erkennen als de denkers, innovators en leiders die ze kunnen zijn? Wat als we hun dezelfde kansen geven als mensen met een hbo- of wo-diploma, dezelfde waardering, dezelfde plekken aan de tafels waar de beslissingen worden genomen?

Dat vraagt niet alleen om betere salarissen, doorgroeimogelijkheden en een cultuurverandering in hoe we denken over onderwijs. Het vraagt om een radicale herwaardering van wie we zijn als samenleving. Want hoe we onze mbo’ers behandelen zegt uiteindelijk niet alleen iets over hen, maar vooral iets over ons. Over wat we waarderen, wat we belangrijk vinden en waarvoor we willen staan.

De toekomst van Nederland is er een waarin we bruggen bouwen, geen muren. En die bruggen kunnen we niet bouwen zonder onze mbo’ers.