De miljardairscoup in de VS laat zien: er moet een grens komen aan ongelijkheid

Tim 'S Jongers
Correspondent Samenleven
Illustratie door Sophia Twigt (voor De Correspondent)

Tijdens Trumps inauguratie zaten ze op de eerste rij: de superrijken. Macht is meer dan ooit te koop, terwijl de ongelijkheid groeit. Dat moet stoppen.

Wie tijdens Trumps inauguratie de voorste rij bekeek – waar het allegaartje van Trump-loyalisten Elon Musk, Jeff Bezos en Mark Zuckerberg een prominente plek innam – kon niet anders dan één conclusie trekken: macht is te koop. En met mij vroegen velen zich af welk van die miljardairs straks in het Witte Huis de touwtjes in handen heeft.

Dat zij die ‘hebben’ meer krijgen én meer invloed hebben op het maatschappelijke en politieke debat, is op zich niets nieuws. Dat het zo opzichtig gebeurt, duidt erop dat de Verenigde Staten een oligarchie op drift zijn: een klein groepje onverkozen superrijken trekt zoveel macht naar zich toe dat het op de kidnapping van de Amerikaanse democratie lijkt. Vroeger deed men op zijn minst nog alsof de leiders van het volk verkozen werden. Nu heeft men schijt.

Het maakt duidelijk dat de kloof tussen burger en elite groter is dan ooit. En dat er, als we de democratie willen beschermen, grenzen aan die ongelijkheid moeten komen.

Hoe rijker je bent hoe rijker je wordt...

Nu zijn de Verenigde Staten Europa niet.

Toch worden we er al jarenlang voor gewaarschuwd dat de ongelijkheid ook in Europa en Nederland problematische proporties aanneemt. Zo toonde de Franse econoom Thomas Piketty in zijn bestseller aan dat het rendement op vermogen vanaf de zeventiende eeuw nagenoeg altijd groter is geweest dan de economische groei. Met als gevolg dat de rijken – zij die veel vermogen (lees: kapitaal) hebben – steeds rijker worden. Zonder veranderingen in beleid, schreef Piketty, komt het grootste deel van het geld altijd bij een klein, select gezelschap terecht.

Piketty’s analyse ging in tegen de Dat is de theorie die stelt dat, wanneer de bovenlaag van de samenleving rijkdom vergaart, deze naar beneden sijpelt zodat op termijn de gehele samenleving ervan profiteert. Hoe rijker onze leiders zijn, hoe beter wij het zullen hebben!

In het geval van Musk en Zuckerberg: als big tech zo weinig mogelijk belastingen betaalt, profiteert de Amerikaanse werkende klasse daarvan.

Is dat zo?

Op 19 januari verscheen het rapport Hierin staat dat het vermogen van alle miljardairs van de wereld in 2024 met 2 triljoen dollar groeide.

De vijfhonderd rijkste Nederlanders zagen hun vermogen Gezamenlijk bezitten ze ruim 250 miljard euro. Bijkomend: de rijkste 1 procent Nederlandse huishoudens hebben een vierde van het totale vermogen in handen. Kijken we naar de rijkste 10 procent, dan bezitten zij 56 procent.

Vermogens zijn allesbehalve gelijk verdeeld. Macht daarmee ook.

...terwijl rijkdom en macht lang niet altijd eigen verdienste zijn

Ongelijkheid is natuurlijk niet nieuw en zal altijd blijven bestaan. Mensen verschillen, de plek waar je wieg staat doet ertoe en dom geluk speelt ook een grote rol.

Je kunt er ook zeker wat voor zeggen dat enige vorm van concurrentie positieve effecten heeft op een samenleving. We willen nu eenmaal dat de beste prestaties de beste beloningen krijgen. Maar ook dat zou eerlijker moeten verlopen.

De Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel waarschuwt ons in dat een doorgedraaid geloof dat alle succes aan jezelf te danken is, leidt tot een afname van solidariteit in de samenleving. Want waarom zou je anderen willen helpen; hadden ze niet gewoon wat harder kunnen werken, zoals jij?

Ook waarschuwt Sandel voor de het idee dat sociale klassen elkaar niet meer ontmoeten. De welbekende verzuiling is in Nederland in elk geval terug van weggeweest, schreven Alleen is die verschoven naar zuilen op basis van opleidingsniveau. Je opleiding bepaalt wat voor media je consumeert, wie je trouwt, waar je kinderen sporten en hoe ze heten, waar je op vakantie gaat.

Maar het verschil met de klassieke verzuiling is dat de vroegere zuilen allemaal wel evenveel kans op inspraak hadden. Vandaag de dag maken hoogopgeleiden de dienst uit in zowat al onze vertegenwoordigende organen. In de samenleving vormen ze de minderheid, binnen de machtsuitoefening de absolute meerderheid. Dat noemen Bovens en Wille

Het probleem daarmee is dat hoogopgeleiden andere voorkeuren, belangen en invloed hebben dan lager opgeleiden.

Al in 2010 waarschuwden Bovens en Wille dat het denkbaar is dat ‘populistische partijen en hun aanhang zich tegen de parlementaire democratie en de rechtsstaat keren, zoals dat in de jaren dertig gebeurde. In dit scenario wordt de parlementaire democratie niet meer als legitiem gezien – een verzameling praatjesmakers en zakkenvullers – en stelt men zijn hoop op sterke, charismatische leiders.’

Samengevat: lang voelde deze sociale laag zich niet gehoord en niet gezien, nu steekt ze pontificaal haar middelvinger op. 

Vernedering? Wel, denk bijvoorbeeld aan Hillary Clinton die de Trump-aanhang ‘ Of, dichter bij huis, de reactie van Sigrid Kaag op de stijging van Forum voor Democratie in de peilingen: ‘

Of om het in de woorden van de Nederlandse socioloog Mark van Ostayen te zeggen:

En dus nog liever een miljardairscoup dan meer van hetzelfde. Nu heeft men schijt.

Het is tijd voor ongemakkelijke ideeën: begrens de ongelijkheid, open de bubbel

Combineer de scheefgegroeide vermogensongelijkheid met de meritocratische ravage en het mag niet verwonderen dat zij die minder hebben zich ook minder gaan voelen.

Gevolg is dat het maatschappelijk onbehagen toeneemt en dat er een fenomeen de kop opsteekt dat we ‘relatieve deprivatie’ noemen: als je het met zijn allen slecht hebt, is dat nog wel te verdragen. Maar als we het gevoel hebben dat anderen het systematisch beter hebben dan wijzelf (vaak ook gewoon het geval) dan groeit de rancune.

De geschiedenis leert ons dat een breed gedeelde relatieve deprivatie Zonder omhaal: als we het niet krijgen, komen we het wel halen. Desnoods met de hooivork.

Willen we dit tij keren, dan hebben we nieuwe, zelfs ongemakkelijke, ideeën nodig, zo schrijven Piketty en Sandel in hun Zo mag er van Piketty een salarisplafond komen en mag de verhouding tussen lonen drastisch veranderen. Hij pleit ervoor om deze op 1 op 5 vast te stellen: het hoogste loon mag dan vijf keer zo groot zijn als het laagste loon. Ook pleiten beiden voor een forse, progressieve belasting op vermogen.

Maar: dat wordt moeilijk verkoopbaar zonder een breed gedeeld besef van gemeenschap en solidariteit. En daar schort het natuurlijk aan.

Al zijn er natuurlijk ook nog andere mogelijkheden.

Zoals we een morele ondergrens aan armoede stellen (het ten minste kunnen voorzien in je basisbehoeften), vinden sommigen dat het nu tijd is om een morele bovengrens aan rijkdom vast te stellen (wanneer heeft een mens een schadelijke hoeveelheid geld?). Dat is in elk geval de gedachte achter het limitarisme.

Hoogleraar Ethiek van Instellingen Ingrid Robeyns is hiervan een warm pleitbezorger. Bij het limitarisme is de vraag niet zozeer wanneer iemand ‘genoeg’ heeft, maar vanaf welk punt rijkdom immoreel is: ‘Wanneer extra geld niet meer bijdraagt aan meer welzijn, heb je gewoon genoeg. De rest zou je moeten teruggeven aan de maatschappij’,

In dit licht is ook het (emotioneel moeilijke) debat over de erfbelasting erg belangrijk. De babyboomgeneratie zal de komende jaren naar schatting tussen de 230 en 240 miljard euro nalaten aan haar erfgenamen. Dit versterkt de ongelijkheid. en

Het is overigens in het erfenisdebat dat het gedachtegoed van Piketty en dat van Sandel elkaar op een merkwaardige manier kruisen. Want als je echt in de meritocratie gelooft – succes als eigen verdienste, handjes niet ophouden maar uit de mouwen steken – lijkt het me eervol om elke vorm van gift of erfenis principieel te weigeren. 

Echter, zonder gemeenschappelijkheid en een gevoel van solidariteit zal de begrenzing van ongelijkheid nooit haar weg vinden tot de kritische massa.

Want dat rijke mensen rijker worden is een ding, dat ze zich opsluiten in hun bubbel en steeds meer macht naar zich toe trekken is twee. Zonder financiële en morele grenzen aan ongelijkheid, is het wachten op een echte ravage.

Zal ik hier binnen vier jaar – als wellicht de volgende miljardair plaatsneemt in het Witte Huis – nog eens op terugkomen?