Droge voeten, brede stranden en dolfijnen – zo mooi kan Nederland zijn over honderd jaar

Josta van Bockxmeer
Correspondent Wonen
Illustraties en information design door Sharon Coone

Over de toekomst van Nederland bestaan vooral doemscenario’s: steden staan onder water en de grond is uitgeput. Tijd voor een positief toekomstbeeld, vond klimaatwetenschapper Tim van Hattum. Want er is ook een Nederland mogelijk waarin het goed toeven is. En wie daarnaar uitkijkt, komt eerder in actie.

Over honderd jaar ligt Utrecht misschien wel aan zee. Noord- en Zuid-Holland zijn dan overstroomd; alleen de kerktorens van de steden steken nog boven het water uit. De inwoners zijn naar het oosten van het land verhuisd, waar ze dicht opeengepakt wonen in steden die in alle haast zijn neergezet. Eromheen is de grond uitgeput door de intensieve landbouw die nodig is om al die monden te voeden.

Het wemelt van dit soort doemscenario’s, realiseerde klimaatwetenschapper Tim van Hattum zich een paar jaar geleden. Dat is begrijpelijk, want Nederland heeft nogal wat problemen. De uitstoot van stikstof is veel te hoog, het aantal extreme regenbuien neemt toe en de zomers worden steeds droger. En naar verwachting blijft de bevolking groeien, wat de bouw van nieuwe huizen noodzakelijk maakt.

Zelf maakte Van Hattum ook al jaren scenario’s voor deze bangmakende toekomst. Hoe hoog zou de stijging van de zeespiegel uit kunnen vallen? Op welke manieren kon Nederland omgaan met het stijgende water?

Totdat hij er genoeg van had. Het keerpunt kwam tijdens een presentatie die hij hield op de school van zijn toen tienjarige dochter, schrijft hij Nadat hij beelden van bosbranden in Australië en hittegolven in India had laten zien, én een kaartje waarop Nederland voor de helft onder water stond, keek de klas hem ontzet aan. Een jongetje begon bijna te huilen.

Dat kon zo niet langer, besloot Van Hattum. Nederland moest uit de verlamming. Er was een positief toekomstbeeld nodig, een beeld dat hoop bood en oplossingen aandroeg voor de problemen die worden veroorzaakt door klimaatverandering. Een beeld dat mensen aanzet tot handelen – juist om te zorgen dat al die doemscenario’s niet uitkomen. 

In 2019 wist hij geld bij elkaar te krijgen voor onderzoek, en ging hij met een groep van zo’n twintig collega’s aan de slag. Ze hoefden geen nieuwe kennis te vergaren, want er is in Nederland al veel bekend over manieren om het land aan te passen aan het stijgende water en de oplopende temperaturen. Wat ze wel deden: al deze oplossingen samenbrengen tot één schets van een mogelijke, hoopvolle toekomst. 

Ze schreven het beste scenario voor Nederland dat ze konden verzinnen, voor over pakweg een eeuw, In dat scenario staat één principe centraal: de basis van het toekomstige Nederland is een gezonde natuur.

Hoe ziet Van Hattums Nederland anno 2120 eruit? En is het haalbaar? Reis mee aan de hand van drie belangrijke thema’s: water, landbouw en steden.

1. Met het water leven, in plaats van ertegen strijden

Nederland is al eeuwenlang wereldkampioen in strijden tegen het water. We houden de zee buiten met dijken en spectaculaire bouwwerken, zoals de Afsluitdijk en de Deltawerken. Er is een groep ingenieurs die zegt dat we daar prima mee door kunnen gaan:

Dat klopt, zegt Van Hattum in een vergaderruimte op de Universiteit van Wageningen, waar op de gang een grote, geprinte versie van zijn kaart hangt. Toch pleiten hij en zijn collega’s voor een radicale systeemverandering. Niet langer huizen bouwen waar het ons uitkomt, en vervolgens dijken en deltawerken aanleggen om droge voeten te houden. Maar ruimte maken voor het water. De reden? Al die dijken en dammen houden het water weliswaar tegen, maar ze veroorzaken ook een ecologische ramp. 

Veel scenario’s voor het beschermen van de Nederlandse kust gaan ervan uit dat de monding van een rivier wordt afgesloten, legt Van Hattum uit. ‘Er zijn scenario’s waarbij je de hele kust dichtplamuurt.’ Maar juist de overgangen tussen zoet en zout water, zoals bij de monding van rivieren, zijn ecologisch gezien de meest waardevolle gebieden, met de meeste verschillende dier- en plantensoorten. In de ‘gezonde natuur’ waar Van Hattum het over heeft, blijven zulke gebieden behouden.

Bovendien: als de zee niet meer vrij het land in kan stromen, brengt die ook geen zand en slib meer mee – die anders op de rivierbodem zouden blijven liggen. Daardoor komt de rivier steeds lager te liggen, terwijl de zeespiegel stijgt. En dus kan het rivierwater niet meer wegstromen. ‘Als je die technische benadering maar blijft doorzetten, dan is er op een gegeven moment geen weg meer terug’, zegt Van Hattum. ‘Dan kun je alleen maar een hele dikke dam bouwen. Of een hele dikke dijk.’

Open rivieren, brede stranden en dolfijnen voor de kust

En dus zijn in Van Hattums Nederland van 2120 de rivieren open en kan het water zo naar zee stromen. De riviermondingen zijn breder, zodat zoet en zout water zich mengen en er nieuwe leefgebieden voor planten en dieren ontstaan. Voor de kust is veel zand opgespoten. De duinen zijn dubbel zo breed gemaakt en er zijn schelpenbanken neergelegd om het water tegen te houden. 

In dat grote duingebied is het heerlijk wandelen en bezoekers kunnen genieten van de vele dieren die er leven. Doordat het warmer is geworden, zijn er voor de kust steeds vaker dolfijnen te zien.

Van Hattum weet dat Nederland, ook in zijn scenario, in de toekomst niet helemaal zonder dijken en dammen kan. ‘We kunnen niet alles met natuur oplossen, dat is niet de heilige graal. We zullen altijd een combinatie van die twee moeten inzetten’, zegt hij. Van natuur en techniek, dus. Hij haalt het boek De tovenaar en de profeet Daarin zijn ‘tovenaars’ mensen die denken dat de gevolgen van klimaatverandering met techniek zijn op te lossen. De ‘profeten’ stellen dat de mens de aarde te veel belast en pleiten voor minderen. ‘Maar de kern van het boek is dat die twee niet naar elkaar luisteren en ook niet samenwerken’, zegt Van Hattum.

In zijn toekomstige Nederland gaan natuur en techniek wél samen. De Oosterschelde krijgt een nieuwe stormvloedkering, die de getijden beter doorlaat. Zo kunnen zoet en zout water mengen, kan er zand blijven liggen en kunnen vissen meezwemmen. In Zeeland staan dubbele dijken op de kaart, waartussen zout water kan stromen en waar schaal- of schelpdieren gekweekt kunnen worden. 

2. Landbouw op de schop: strokenteelt en voedselbossen

Al die extra duinen, dijken en ruimte voor de rivier eisen natuurlijk veel vierkante kilometers op. Er is in Nederland geen enkel stukje onbenut, dus zal er iets anders voor moeten wijken. Van Hattum is er stellig in: dat is de landbouw. Dus dan ontstaat er al snel een discussie of de landbouw niet iets moet inleveren.’

Bovendien is de landbouw zelf ook aan een grondige herziening toe, vindt de klimaatwetenschapper. Het huidige landbouwsysteem is met technische middelen geoptimaliseerd, om zo veel mogelijk voedsel te produceren. 

Alleen, weten we inmiddels maar al te goed, heeft die optimalisatie schadelijke gevolgen voor de natuur. De koeienstallen worden steeds groter, maar het land kan al die mest niet verwerken. En dus hebben natuurgebieden te lijden onder grote hoeveelheden stikstof,

In het jaar 2120 gaat het er anders aan toe. In plaats van grote stukken landbouwgrond te gebruiken voor het produceren van veevoer, is de vruchtbare grond in het westen en noorden van het land vooral bestemd om eten voor mensen te verbouwen. Boeren passen er ‘strokenteelt’ toe, waarbij er niet één gewas per akker groeit, maar meerdere gewassen in stroken naast elkaar. Dat vergroot de diversiteit en

In het oosten van het land, waar de grond vaak uit zand bestaat, wisselen boeren stukken bos af met landbouwgrond. Of ze verbouwen voedsel in een voedselbos: een bos dat is aangelegd om voedsel te produceren, met bijvoorbeeld notenbomen, bessenstruiken en paddenstoelen. 

Het oppervlak aan bos in Nederland is verdubbeld, en naaldbomen zijn grotendeels vervangen door loofbos. Dat is goed voor de diversiteit aan planten en dieren, het water kan op die manier beter wegzakken na een hevige regenbui en het is heerlijk om doorheen te wandelen. ‘Er is van nature veel bos in Nederland’, zegt Van Hattum. ‘Als wij het land nu allemaal verlaten en over honderd jaar terugkomen, is het voor een heel groot deel bos geworden.’

3. De steden van de toekomst staan in het oosten

In het Nederland van 2120 wonen mensen ook heel anders dan nu. De grote steden in het westen zijn goed beschermd tegen het oprukkende water. Maar ze zijn al decennia niet meer uitgebreid. Dat heeft te maken met de vooruitziende blik van de overheid: als de zeespiegel meer dan twee meter stijgt, wordt het lastig om alle laaggelegen gebieden droog te houden. 

De IJssel is dubbel zo breed geworden, en de kades langs de Maas zijn verwijderd, zodat de rivier bij hevige regenval kan overstromen. Huizen die te vaak onder water kwamen te staan, zijn gesloopt. 

Tegelijkertijd is de bevolking wel flink gegroeid: er wonen zo’n twintig miljoen mensen in Nederland. Om die allemaal een thuis te kunnen bieden, zijn er nieuwe stadscentra ontstaan in het oosten van het land, op de hogere zandgronden. 

Een van de plekken waar hoge woontorens staan, is aan de rand van de Veluwe. Die torens zijn van hout, hebben groene gevels en grote dakterrassen met planten erop. Eromheen is bos, waar bewoners kunnen wandelen en waar voedsel wordt verbouwd. De beken zijn breder geworden, zodat er in de natte maanden moerassige gebieden ontstaan die water vasthouden én leuk zijn om in te kanoën. 

Het hoeft zo niet te gaan – maar het kan wel

Van Hattum benadrukt het steeds weer: de kaart die hij en zijn collega’s hebben gemaakt, is géén blauwdruk. Het hoeft niet precies zo te gaan. Er is ook genoeg tegenin te brengen.

Wie de hoeveelheid bos wil verdubbelen, zal bijvoorbeeld boeren uit moeten kopen, die daar helemaal niet op zitten te wachten. Projectontwikkelaars hebben vaak grondposities rondom de grote steden, Een nieuw stadscentrum laat zich ook niet zomaar uit de grond stampen; dat groeit door de jaren heen door een complex web van relaties die bewoners met elkaar aangaan. Zo zijn er allerlei andere factoren die van invloed zijn op hoe de toekomst eruitziet.

‘Ik kan vijftig redenen noemen waarom dit allemaal niet gaat lukken’, zegt Van Hattum. Maar waar het hem om gaat, is dit: er ís een ander Nederland denkbaar. Een Nederland dat aantrekkelijk is om in te leven. Die wetenschap kan politici, burgers en bedrijven helpen bewuste beslissingen te nemen. Want de keuzes van vandaag zijn bepalend voor het Nederland van later.

Genoeg stof voor een publiek debat. Hoe willen we dat Nederland er over honderd jaar uitziet? En wat zijn we bereid daarvoor te doen, of juist te laten?

Mensen noemen hem weleens een optimist, vertelt Van Hattum op weg naar buiten, terwijl hij langs de kaart van ‘zijn’ Nederland in 2120 loopt. Maar daar is hij het niet mee eens. Een optimist is iemand die denkt dat het vanzelf wel goedkomt. Wie hoop heeft, weet daarentegen dat een betere toekomst mogelijk is.