Er zijn steeds meer dakloze jongeren. Zo kunnen scholen helpen

Tim 'S Jongers
Correspondent Samenleven

Dakloosheid bij minderjarigen wordt pas opgemerkt als het te laat is: als de jongere geen dak meer boven zijn hoofd heeft. Kan dat anders? In Australië vonden ze het antwoord: kijk in het klaslokaal.

Dakloze kinderen en jongeren waren in Nederland lange tijd een onzichtbare groep. Uit de laatste telling van dakloze mensen, uitgevoerd in 55 gemeenten, bleek echter dat een op de vijf jonger was dan achttien jaar – dat zijn

Als je bedenkt dat Nederland en de vier grootste gemeenten niet eens meededen aan de telling, zou dit zomaar het topje van een zeer ellendige ijsberg kunnen zijn.

Uit een grote Canadese studie blijkt dat van de dakloze jongeren 42 procent minstens één suïcidepoging heeft gedaan en Wat ook bleek uit die studie: de meerderheid van de dakloze jongeren was voordat ze dakloos werden al bekend bij de jeugdzorg. Zij bleven onder de radar tot het te laat was. Het systeem heeft niet voor hen gewerkt.

Als jongeren eenmaal dakloos zijn, komt hulp per definitie te laat, want ooit hadden ze een dak boven hun hoofd. Late hulp is dan crisishulp en daardoor dure hulp: de kosten voor de samenleving hier in Nederland liggen per dakloze persoon Dat staat nog los van het

Redenen genoeg dus om de shift te maken van genezen naar voorkomen. Maar hoe doen we dat, voorkomen dat kinderen en jongeren dakloos worden? In het Australische Geelong vonden ze een antwoord op deze vraag, en daar nam het aantal dakloze jongeren

De les die uit Geelong te trekken is: zie het risico op vroegtijdig schoolverlaten als een risico op dakloosheid bij jongeren.

Potentiële schoolverlaters hebben een hoger risico op dakloosheid

Geelong is een 300.000 inwoners tellende havenstad op zo’n 75 kilometer ten zuidwesten van de Australische stad Melbourne. Tot 2013 werden er jaarlijks

Het Geelong Project, opgezet door een team van de Swinburne University onder leiding van universitair hoofddocent David MacKenzie, doorbrak deze negatieve trend. Na drie jaar daalde het aantal dakloze jongeren al met 40 procent. En in 2021 waren er in Geelong ‘nog maar’

Het viel MacKenzie op dat van de dakloze jongeren die nog leerplicht hadden er jaarlijks zo’n tweehonderd tot tweehonderdvijftig voortijdig de schoolbanken verlieten. De meesten van hen werden later werkloos, in een regio waar werkloosheid onder jongeren

Wat MacKenzie ook opviel, was dat veel projecten voor voortijdige schoolverlaters niet aansloten bij de problemen waar jongeren mee te maken hadden. Dat had te maken met de eenzijdige benadering: ‘niet naar school gaan’ is niet de kern van het probleem, maar juist een gevolg van achterliggende problematiek. De bredere context – de thuissituatie, mentale problemen of een verslaving – werd vaak over het hoofd gezien, waardoor de hulpverlening vooral neerkwam op symptoombestrijding.

Met het Geelong Project pakten MacKenzie en zijn team dat anders aan: potentiële voortijdig schoolverlaters werden voortaan beschouwd als jongeren met een groot risico op dakloosheid.

En hoe kom je zeker te weten of jongeren een risico lopen? Niet ingewikkeld: je vraagt het ze gewoon.

Alle hulpverleners werken samen

Bij de deelnemende scholen in Geelong zetten MacKenzie en zijn team een vragenlijst uit onder alle leerlingen. Deze bevatte vragen over onder andere de gezinssituatie en woonsituatie: wel of niet gescheiden ouders, woont de jongere nog thuis of bij familie dan wel vrienden, heeft de jongere een of meerdere bijbaantjes, slaapt hij weleens bij vriendjes op de bank?

Op basis van de survey en gesprekken met leerkrachten stellen de onderzoekers vervolgens risicoprofielen op. Hoe hoger jongeren daarop scoren, des te groter de kans op dakloosheid. Bij de jongeren met een hoog risicoprofiel namen de onderzoekers contact op met de jongeren en hun ouder(s) om de behoeftes in kaart te brengen.

Centraal in de hulp van het Geelong Project is dat er een ruimte ontstaat waarin alle relevante welzijnspartijen, de school en spilfiguren Zij bepalen op basis van de risicoprofielen welke hulp nodig is: therapie, crisisopvang, taalondersteuning – wat er maar passend is.

Soms is de geboden hulp van korte duur, zoals bijvoorbeeld therapiesessies bij een scheiding of schuldhulpverlening. Soms duurt de hulp langer: werken aan laaggeletterdheid, verslavingszorg, het oplossen van familietrauma’s. Gedurende het hele proces van hulpverlening blijven de jongeren betrokken. Veranderen hun behoeften, dan verandert ook de hulp.

En het werkt. Naast de spectaculaire daling van het aantal dakloze jongeren in Geelong, daalde ook het aantal vroegtijdig schoolverlaters met 20 procent. Daarnaast hadden MacKenzie en zijn team 185 leerplichtigen geselecteerd met een hoog risico op dakloosheid. Maar liefst 90 procent van hen werd nooit dakloos; voor 20 procent van die groep verbeterde de thuissituatie

Een van hen was de 15-jarige Belinda, die door de vragenlijst bij het Geelong Project onder de aandacht kwam. Bij haar waren er vermoedens van huiselijk geweld.

Het hulpteam nam contact op met de moeder van Belinda en die gaf toe dat het gezin te lijden had onder haar strenge, controlerende partner. Belinda en haar moeder leefden in voortdurende angst om iets fout te doen en door hem gestraft te worden. Door de stress en het feit dat Belinda’s moeder zelf ook misbruik had meegemaakt, was het heel moeilijk voor haar om er te zijn voor haar dochter.

De medewerkers van het Geelong Project boden mentale steun, organiseerden voor Belinda en haar moeder een plek in de crisisopvang en stelden voor hen beiden een veiligheidsplan op. Zo werd het mogelijk voor Belinda om gedurende het hele hulptraject en niet nog dieper in de problemen te raken.

Ook in België werkt de aanpak

In Geelong zelf werd het project in 2018 uitgebreid En landelijk ging de aanpak verder onder de naam ‘Upstream Australia’. Internationaal is er sinds kort de uitbreiding naar de Verenigde Staten, Wales, Canada en,

Het hardnekkigste probleem bij jongeren is dat ze vaak lang onder de radar blijven, vertellen de Belgische Upstream-onderzoekers Evelien Demaerschalk en Anna-Laura Marana. Vorig jaar maart startten ze in drie regio’s bij telkens drie scholen met de survey. Daar waar de scholen eerst nog sceptisch waren, veranderde dat snel: van de 1.158 leerlingen die de vragenlijst invulden, bleek 4 procent effectief dak- of thuisloos en had 13 procent een groot risico op dak- of thuisloosheid.

Wat Demaerschalk en Marana zien is dat jongeren eerder en beter geholpen worden en leerkrachten veel meer mogelijkheden krijgen om beter door te verwijzen. Alle deelnemende scholen hebben daarom besloten om verder te gaan met het project, vertellen de onderzoekers me enthousiast. In bijna alle scholen krijgen de projectmedewerkers zelfs een eigen lokaal. Samenwerking

En Nederland?

Voorlopig is er nog geen sprake van Upstream in Nederland. Er worden her en der wel pogingen ondernomen om de methodiek onder de aandacht te brengen, maar scholen staan er volgens verschillende onderzoekers nogal sceptisch tegenover.

Nienke Boesveldt, hoofdonderzoeker dakloosheid aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van het proefschrift Planet Homeless, dringt al langer aan op steviger preventiebeleid met betrekking tot dakloosheid. Want, zo benadrukt ze, ‘we laten het gewoon gebeuren’.

Boesveldt ziet wel iets in Upstream, al zal volgens haar ook gekeken moeten worden naar de Nederlandse context. Ze erkent evenwel dat huidige sociale diensten eerder het eindstation zijn, terwijl ze eigenlijk een trampoline naar een beter bestaan zouden moeten zijn. En zo blijven we individuele crises oplossen.

De casus België laat zien dat aanpassingen aan de lokale context prima kunnen. Dat het vroeg signaleren van problemen die voor gewoon onderwijzend personeel onder de radar blijven een win-winsituatie is, staat ook voor Boesveldt buiten kijf.

Zelf is ze een warm pleitbezorger van het vroegtijdig en integraler delen van informatie tussen diensten als de ggz, jeugdzorg, onderwijs en huisartsen. Want als je die informatie rondkrijgt, zie je vaak al problemen aankomen die je vanuit één gezichtspunt niet gaat zien.

Het vorige kabinet sprak de ambitie uit om dakloosheid tegen 2030 uit te bannen. Het Nationale Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis benadrukt het belang van preventie om te voorkomen dat mensen dakloos worden. Echter, het huidige kabinet noemt het jaar 2030 slechts ‘een stip op de horizon’.

Wat ondertussen uiterst relevant is, is dat er jaarlijks 29.702 vroegtijdig schoolverlaters zijn, van wie Dat zou zomaar eens meer dan het topje van een ellendige ijsberg kunnen zijn.