Aspirant-autocraat Wilders wil wel, maar de rechtsstaat zit in de weg
Overal waar de PVV macht heeft, geldt maar één mening: die van partijleider Geert Wilders. Zijn wil is wet, anders blaast hij de boel op. In een tweepartijenstelsel, zoals in de VS, zou die strategie best kunnen werken. Maar in onze democratische rechtsstaat kan er niet maar één de winnaar zijn.
PVV-leider Geert Wilders trekt in Den Haag aan alle touwtjes. En de man laat er geen twijfel over bestaan dat hij meer opheeft met autocratisch besturen dan met de ingewikkelde compromissen van ons ‘nepparlement’.* Hij is het enige echte lid van de PVV en bestuurt zijn partij volgens het ‘leidersprincipe’. Overal waar de partij macht heeft, geldt maar één mening: de zijne.
De afgelopen weken liet hij weer eens uitvoerig zien wie de baas is. Eerst moest PVV-staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ingrid Coenradie bijna aftreden omdat Wilders het niet met haar eens was. Zij stelde voor de overvolle gevangenissen te ontlasten door iedereen twee weken eerder vrij te laten. Hij vond dat geen goed idee.*
Daarna kondigde PVV-minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber – op gezag van de leider – aan dat ze een nog ongelezen Raad van State-advies over haar asielwetsvoorstellen nog vóór bespreking in de ministerraad naast zich neer zou leggen.*
Vervolgens tikte Wilders het hele kabinet-Schoof op de vingers. Dat werd wat hem betreft niet geacht zijn werk te doen en het Raad van State-advies serieus te wegen, maar zou de boel ongewijzigd naar de Kamer moeten sturen.
Ten slotte zette hij zijn coalitiepartners het mes op de keel: in het Kamerdebat over de wetsvoorstellen van Faber zal geen enkele wijziging, hoe miniem ook, worden getolereerd. Tekenen bij het kruisje, anders blaast hij de boel hoogstpersoonlijk op.
Kortom: Wilders lijkt er niet vies van de democratie te ontmantelen. Zijn wil is wet. En zo niet, dan moet die wet worden aangepast.
Voor NSC-leider Pieter Omtzigt bleek er een paar dagen later geen vuiltje aan de lucht.* NSC wil ook heel graag het ‘strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit’ – daar had hij zelf voor getekend. En Faber was beslist op de goede weg: het aantal asielaanvragen was vorig jaar flink gedaald, ten opzichte van het jaar daarvoor.* En al gelden die wetten (nog) niet, dat moest wel het ‘afschrikkingseffect’ van Fabers wetsvoorstellen zijn.
Van Pieter zal Geert voorlopig geen last hebben. Anders dan vorig jaar, toen Omtzigt nog zei niet te zullen zwijgen als Wilders buiten de democratische kaders zou treden, deed Omtzigt nu niet eens meer een poging om het democratisch decorum nog een beetje in acht te nemen.
Want één ding is wel duidelijk – daar kan ook hij niet omheen: als een enkele man bepaalt dat de adviezen van de Raad van State er op voorhand niet toe doen, er in het kabinet geen gedachtewisseling meer hoeft plaats te vinden, en dat de meerderheid van de Kamer alleen maar mag instemmen zonder morren, dan kun je moeilijk nog spreken van een democratisch functionerende coalitieregering.
Wilders wil winnen, democratie is bijzaak
Nu is het functioneren van de democratie niet Wilders’ grootste zorg, om het zacht te zeggen. Wat aan de man opvalt, is dat hij beide keren dat verkiezingswinst hem dicht bij de macht bracht (in 2010 en in 2023) de kans heeft laten lopen om zich als staatsman en verbindend bestuurder te manifesteren.
In een tweepartijensysteem, waarin de winnaar direct de volledige macht krijgt, is dat niet nodig. Denk aan Donald Trump, die in de Verenigde Staten geen enkele poging doet de Democraten tegemoet te komen. Maar bij ons, waar de coalitie uit meerdere partijen bestaat, kun je op de lange termijn alleen de baas blijven als je staatsmanschap vertoont en laat zien dat je de boel bij elkaar kunt houden. Daarmee bouw je bij de coalitiepartners het gezag op dat nodig is.
Maar Wilders speelt liever de baas op de enige manier die hij kent: door te dreigen, te intimideren en zwart te maken. Vrijwel ieder politiek meningsverschil in het kabinet-Schoof – en dat zijn er nogal wat – wordt door hem teruggebracht tot een keuze: óf ze doen meteen wat hij zegt, óf hij breekt de coalitie op.
Hiermee dwingt hij de coalitiepartijen zich op elk punt van gewicht heel voorzichtig op te stellen. ‘Laten we hier even over nadenken’ of ‘Dat komt later nog aan de orde’, hoor je in Den Haag nauwelijks meer – alle kwesties moeten direct en met grote haast worden geregeld. Het kabinet strompelt van de ene bijna-crisis naar de andere en de onderlinge verhoudingen zijn volkomen verziekt.
Maar voor Wilders is een bijna-crisis bijzaak, zolang hij naar buiten toe maar de Zichtbare Winnaar van al die discussies is. Als het hem maar lukt de andere partij neer te zetten als de Grote Verliezer die slappe knieën heeft en geen beslissingen durft te nemen.
Dat hij enkel denkt in winnaars en verliezers duidt niet alleen op een problematisch karakter (op school zijn het doorgaans de notoire pestkoppen die zo in elkaar zitten), het laat ook zien dat Wilders er werkelijk in gelooft dat hij zo met alle tegenstand kan afrekenen. Hij denkt kennelijk dat hoe vaker hij in Kamer en kabinet na een conflict als winnaar uit de bus komt, hoe meer de kiezers zijn leiderschap zullen waarderen. Die zullen, denkt hij, de partijen van de verliezers keihard laten vallen.
Als hij weer een recordaantal zetels wil winnen bij de volgende verkiezingen, is het wat Wilders betreft zaak duidelijk de sterkste te zijn en alle electorale concurrenten klein te krijgen. Niets samenwerken en elkaar wat gunnen, zoals we gewend zijn in de coalitiepolitiek, maar een reeks keiharde confrontaties waarbij er maar één de winnaar kan zijn.
Op volle kracht vooruit naar het centrum van de macht
Autoritaire, populistische leiders kunnen vrije en eerlijke verkiezingen winnen, maar die winst levert ze vrijwel nooit direct een absolute meerderheid op. Zeker in democratieën met een meerpartijenstelsel zijn er coalitiepartijen nodig om de aspirant-leider aan regeringsmacht te helpen.
Zo hadden de broeders Lech en Jarosław Kaczyński in Polen in 2005 de steun van de boerenpartij nodig om hun conservatief-nationalistische partij PiS aan de macht te helpen.* Hetzelfde gold voor premier Viktor Orbán in Hongarije, in 1998.*
Geert Wilders zou zelf, ondanks zijn aanzienlijke verkiezingswinst, gewoon in de oppositie zijn beland als de conservatieve middenpartijen VVD en NSC hem niet op het schild hadden gehesen.
Maar dan? De geschiedenis leert dat handige autocraten eenmaal in de regering een paar stappen zetten om de absolute macht te kunnen krijgen. Eerst schakelen ze hun coalitiepartners uit door die politiek te vernederen. Dan volgen partijpolitieke benoemingen in het ambtelijk apparaat, de media en de rechterlijke macht. Daarna willen een paar wijzigingen in het kiesstelsel nog weleens helpen om bij de volgende verkiezingen wel een meerderheid te halen.
Zo is het indertijd in Duitsland gegaan, en later in Polen en Hongarije. En Donald Trump laat nu zien dat zo’n traject in een tweepartijensysteem – waarin de winnaar van verkiezingen direct de volledige macht krijgt en er geen sprake is van een evenredige vertegenwoordiging – nog veel sneller en effectiever kan worden afgelegd.
Dat Omtzigt en BBB-leider Caroline van der Plas zo braaf meewerken, moet Wilders wel het triomfantelijke gevoel geven dat hij aardig op weg is. Na de volgende verkiezingszege volle kracht vooruit naar het centrum van de macht.
Geen wonder dat steeds meer commentatoren en gewone mensen zich ernstig zorgen maken over de toekomst van onze democratie en rechtsstaat. De verdediging daarvan moet het in de coalitie kennelijk niet hebben van sterke knieën en een rechte ruggengraat.
En toch: de kans dat Wilders op deze manier de rechtsstaat en de parlementaire democratie stap voor stap volledig kan ontmantelen, is nog altijd buitengewoon klein. Politicoloog Tom van der Meer wijst er in zijn studie Waardenloze politiek op dat ons meerpartijensysteem het aspirant-autocraten door de strikt evenredige vertegenwoordiging en zeer lage kiesdrempel veel moeilijker maakt om verdere stappen te zetten.
Deze kenmerken van ons kiesstelsel brengen relatief veel kleine partijen in het parlement en zorgen ervoor dat grote partijen nooit een absolute meerderheid halen. Coalities zijn dus altijd nodig, en één partij, hoe sterk haar leider ook is, kan vrijwel onmogelijk alle macht naar zich toe trekken. En alle macht is wel nodig, wil je de democratie en de rechtsstaat stap voor stap ontmantelen.
Een VVD-koekje van eigen deeg
Wat Trump kan, zal Wilders dus niet zo gauw lukken, hoe graag hij het ook wil. En dat blijkt, want hoewel hij BBB en NSC in een hinderlaag gelokt heeft, wil dat Wilders maar niet lukken bij die andere coalitiegenoot, de VVD.
Wel toetert die partij braaf mee in de radicaal-rechtse mediastormen, zoals na de voetbalrellen in Amsterdam afgelopen november,* en schurkt de VVD zo voor de bühne steeds dichter tegen het verhaal van de PVV aan. Maar binnen het kabinet blijft de partij gewoon haar oude conservatief-neoliberale bezuinigingsbeleid voeren.
Dat draagt bij aan het imago van de VVD als ervaren regeringspartij, die staat voor ‘verantwoord besturen’. Waar de kiezer NSC laat vallen, geldt dat mede hierdoor niet voor de VVD van fractievoorzitter Dilan Yeşilgöz. Sterker nog: omdat het de VVD lukt uit de verliezershoek weg te blijven, wordt die partij een steeds groter gevaar voor Wilders’ leiderschap.
Omdat de partij zich afzijdig houdt bij ruzies binnen de coalitie en een redelijk stabiele positie in de peilingen heeft, kan de VVD intern dreigen met een kabinetscrisis – precies op een voor Wilders ongelegen moment en onhandig issue. Bijvoorbeeld als het gaat om bezuinigingen in de Voorjaarsnota, op punten waar de PVV juist grote verkiezingsbeloften heeft gedaan (denk aan huurverlaging, minimumloonverhoging, afschaffing van het eigen risico, verlaging van energiebelastingen, et cetera.).*
En daar werkt Yeşilgöz nu naartoe. Cynische politiek van de bovenste plank, en geen groots voorbeeld van democratisch of liberaal ethos, maar voor Wilders een koekje van eigen deeg. In de politiek wordt het grote kwaad soms het effectiefst met kleiner kwaad bestreden (al zou je wensen dat het goede ook eens wint).
Grote plannen, geen millimeter vooruitgang
Ondanks de wekelijkse vertoningen voor de bühne, lukt het aspirant-autocraat Wilders dus niet om de volgende stap te zetten: het naar zijn hand zetten van de ambtenarij, de media en de rechterlijke macht, zoals in Polen, Hongarije en nu in hoog tempo in de VS gebeurt.
De belangrijkste benoemingen in deze instituties zijn in ons land in politieke handen; veelal gaat het om zogeheten Kroonbenoemingen. De koning benoemt, maar de minister is verantwoordelijk en maakt de keuze. Soms is zelfs toestemming van de Tweede Kamer nodig.
Vooral de ministers van Onderwijs en Cultuur, Binnenlandse Zaken en Justitie gaan dus over belangrijke benoemingen in respectievelijk de publieke omroep,* het landsbestuur, de adviesorganen van de regering* en de rechterlijke macht.* Alleen: die ministeries zijn op dit moment niet in PVV-handen. Wilders is dus afhankelijk van zijn coalitiepartners als hij hier greep op wil krijgen. En omdat hij in zijn eenpersoonspartij over bijzonder weinig goed opgeleide en vakbekwame adviseurs en bestuurders beschikt, wordt dit al helemaal een moeilijk traject.
Wilders dreigt dus wel voortdurend, maar met de gelijkschakeling van bestuur, media en rechtspraak heeft hij nog geen millimeter vooruitgang geboekt. En dat zal nog wel even zo blijven, terwijl de tijdbom van de VVD onder het kabinet-Schoof steeds harder begint te tikken.
Sterke man, zwakke speler
Daarmee tekent het dilemma voor Wilders zich steeds duidelijker af: zijn strategie levert hem het imago op van de sterke man, maar hij kan daar uiteindelijk niets mee. Anders dan hij denkt, wordt hij er niet alleen ongeliefd mee in de politiek, maar ook bij de kiezer. Het kabinet-Schoof rommelt door, valt van de ene ruzie in de andere mislukking, en het begint langzamerhand door te dringen dat de maatschappelijke problemen – ook en vooral de migratieproblematiek – bij deze ‘winnaar’ niet in goede handen zijn.
De meeste commentatoren houden nog steeds vast aan de gedachte dat iedere kabinetscrisis zal leiden tot nieuwe verkiezingen en een volgende monsteroverwinning van de PVV. Die hardnekkige gedachte is gebaseerd op het doorschieten van Wilders in de peilingen in de eerste maanden na de verkiezingen in november 2023, tot wel 49 zetels in maart 2024.*
Maar sindsdien daalt zijn populariteit weer bij de kiezers en volgen de peilingen van de PVV een neergaande lijn.* De belangrijkste peilingen geven Wilders nu 33 tot 39 zetels,* ten opzichte van de 37 zetels die de partij nu werkelijk heeft in de Tweede Kamer.
De PVV is dus niet zeker van een flinke overwinning bij nieuwe verkiezingen na een kabinetsbreuk. Het is ook maar de vraag of de VVD na dit jaar nog met de partij van Wilders zal willen samenwerken. Dat zal heel wat PVV-kiezers afschrikken – die gooien hun stem liever niet weg. Er komt dus steeds meer ruimte voor de VVD om bij Wilders de duimschroeven aan te draaien.
De komende maanden zal de stagnatie aanhouden in Den Haag. Faber krijgt van de coalitie alle ruimte om door te modderen met het asielbeleid, tot aan de Eerste Kamer. Op andere dossiers gebeurt er niet veel, behalve de Voorjaarsnota. Wilders zal steeds harder om zich heen slaan om het imago van Sterke Man in stand te houden, maar op de weg naar ontmanteling van democratie en rechtsstaat zal hij daardoor geen voortgang van betekenis boeken. Daarvoor is ons staatsbestel te taai.
Hoelang deze poppenkast nog duurt, is inmiddels een vraag die alleen de VVD kan beantwoorden. Geen geruststellende gedachte, maar democratie en rechtsstaat hebben uiteindelijk de langste adem. Ook langer dan die van Wilders.