Ouder worden betekent: aanpassen, aanpassen, aanpassen. En daar kan elke generatie wat van leren

Lisanne van Sadelhoff
Gastcorrespondent Verlies & Verbinding
Foto’s door Sanne Romeijn (voor De Correspondent)

Fysieke en mentale achteruitgang, afscheid nemen van vrienden en steeds hulpbehoevender worden. Ouder worden vergt veerkracht en aanpassingsvermogen. Hoe train je dat?

Haar ademhaling is traag, haar schouders zijn knokig, haar hoofd is ertussen weggedoken. Even richt ze het op. ‘Dokter’, zegt de 91-jarige vrouw.

‘Ja?’

‘Ik ben zo moe.’

‘U mag hier zoveel slapen als u wilt. Zal ik de tv even uitzetten?’ Geriater Suzanne Boon-van Dijk drukt op de rode knop van de afstandsbediening. Goede tijden, slechte tijden stond op.

We zijn in Franciscus Vlietland, een ziekenhuis in Schiedam. Op de derde verdieping zit de geriatrieafdeling. Hier komen alleen patiënten van 70 jaar en ouder binnen, vaak via de spoedeisende hulp (SEH). Het is een soort tussenstation, waarvandaan een paar haltes mogelijk zijn: het revalidatiecentrum, het verpleeghuis, terug naar huis, de dood. Boon-van Dijk: ‘“Huis” is hier een van de meest uitgesproken woorden. Daar willen de meesten toch naar terug.’

Ook veel gehoord, tijdens deze ochtenddienst van Boon-van Dijk: ‘Ik heb pijn’, ‘Waar is mijn vrouw?’, ‘Ik kan heus zelf wel plassen’, ‘Waarom ben ik hier?’, ‘Kun je me toch helpen plassen?’

Ik loop een ochtend met Boon-van Dijk mee omdat ik wil weten hoe ouder worden in Nederland eruitziet. Natuurlijk zijn heel veel mensen nog gezond en kwiek op hun oude dag, maar in zijn algemeenheid is er geen leeftijdsgroep die fysiek en mentaal meer te verduren krijgt dan ouderen. Denk aan rouw om het verlies van leeftijdsgenoten. Denk aan rouw om het verlies van een sociaal netwerk. Denk aan rouw om het verlies van gezondheid.

Hoe ga je daarmee om?

Veel problemen tegelijk

‘Ouderdom betekent vaak: veel problemen tegelijk hebben’, legt Boon-van Dijk uit. ‘Bij een jong iemand kan buikpijn ook veel oorzaken hebben, maar bij ouderen moet je veel meer kijken naar welke kwalen en ziekten de patiënt al heeft. En dan volgen vragen als: welke medicijnen slikt de patiënt, wat zijn alle bijwerkingen?’

Bovendien zijn de klachten bij ouderen atypisch. Die welbekende plaspijn bij een blaasontsteking? Kan bij een 70-plusser uitblijven, terwijl de ontsteking ongestoord doorwoekert. En vaak zorgt een val voor een ziekenhuisopname, maar zit er achter die val een heel andere medische oorzaak.

Op de geriatrieafdeling wordt veel ingeleverd. Zelfstandigheid. Onafhankelijkheid. Gezondheid. Van alle ouderen die in Nederland op de SEH terechtkomen, overlijdt 10 procent binnen drie maanden. ‘Maar niet alleen iemands gesteldheid bepaalt wat er met diegene gebeurt’, zegt Boon-van Dijk. ‘Ook het vangnet is heel bepalend.’

Of mensen dat hebben, merkt ze zodra een patiënt binnenkomt. ‘Dan vragen we: “Wie kunnen we voor u bellen?” Sommigen hebben meteen een hele trits namen paraat, anderen zwijgen.’

Suzanne Boon-van Dijk

Ouder worden vraagt om aanpassingsvermogen

Onze verzorgingsstaat werd het afgelopen decennium steeds meer een participatiesamenleving, wat veel impact heeft op het leven van hulpbehoevende ouderen en hun naasten. Zo lang mogelijk thuis wonen is het streven.

In 2021 woonde 92 procent van de 1,4 miljoen 75-plussers zelfstandig. Naar verwachting zullen er 2,5 miljoen 75-plussers in 2040 zijn, Met andere woorden: er komen ruim 1 miljoen thuiswonende 75-plussers bij. Deze mensen zullen een beroep moeten doen op hun omgeving – maar óók op zichzelf.

‘Wie ouder wordt, heeft een lastige maar belangrijke taak’, zegt Andrea Maier, hoogleraar veroudering aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘We moeten ons constant aanpassen aan wat ons lichaam en onze geest nog kunnen, en vooral níét meer kunnen. Goed compenseren, daar gaat het om als je ouder wordt.’

Dat maakt dat er iets hards en paradoxaals zit aan ouder worden. We leveren fysiek en mentaal veel in naarmate we ouder worden, en dat vergt veerkracht, maar we hebben minder veerkracht omdat we fysiek en mentaal inleveren.

Beweging, vrienden, familie en werk dragen bij aan de veerkracht van een mens, Maar ga als 80-jarige maar eens veerkrachtig om met de rouw na het overlijden van je levenspartner, als beweging moeizaam gaat, sporten en werken niet meer vanzelfsprekend zijn en veel van je generatiegenoten overleden of dementerend zijn.

‘En toch zitten er prachtige mechanismen in ons, die ons in staat stellen mentaal goed ouder te worden’, zegt Maier. ‘Zoals gewenning. Neem het verlies van leeftijdsgenoten. Als je 50 bent, dan schrik je nog van elk sterfgeval. Maar als ik mensen van 80 spreek, hoor ik vaak: “Het went.”’

Eigenlijk is dus elk hulpmiddel – van een rollator tot een ouderentaxi – een bewijs van aanpassing. Omdat er iemand achter zit die besluit: ‘Mijn lijf kan het niet meer zelf, en daar moet ik me aan aanpassen.’

We maken er het beste van

Aanpassen, daar weet Riet Rouwen (89) alles van. ‘Je moet niet de illusie hebben dat dingen weer beter gaan’, zegt ze. ‘Dat staat je aanpassingsvermogen in de weg.’ Ze klopt even op de leuningen van haar rolstoel. ‘Dit ding, daar kom ik nooit meer uit.’

Om haar benen hangen gewichtjes, 1 kilo per kuit. Ze wipt links omhoog, dan rechts, dan weer links, rechts.

Riet woont sinds vorig jaar in verpleeghuis De Burcht in Rotterdam en bezoekt elke week trouw het fysiolesje dat er wordt aangeboden. ‘Als je jong bent, train je om vooruit te gaan; als je oud bent, train je om in elk geval niet áchteruit te gaan’, zegt ze. ‘Maar ik klaag niet. Van klagen ga je dood.’

Ook in De Burcht is te zien wat het betekent om ouder te worden, en hoe ouderen daarmee omgaan. Nadat Riet een dubbele longontsteking kreeg waarvan ze niet meer herstelde, kon ze niet meer thuis wonen. Even dacht ze: als het morgen klaar is, dan is het goed – ze was zó moe. ‘Ik kon geen visite aan, ik kon niet eens meer tv-kijken. Als je oud bent en een klap krijgt, word je nooit meer wat je was. Maar weet je, als je oud mag worden, moet je ook in staat zijn om tegen jezelf te zeggen: “We maken er het beste van.”’

Er komt een zestiger binnengereden, Erik. Hij woont hier nog niet zo lang, kreeg een hersenbloeding en viel ineens uit – ‘Uit het leven, zeg maar. Ik kan niet meer werken, niet eens meer thuis wonen.’ Hij geeft Riet een boks – ‘Ha, kanjer!’ – en plaatst zijn ene nog werkende been op een hometrainer. Op het scherm is een fietspad te zien, de beelden simuleren een fietstocht. ‘O leuk, we zijn in Antwerpen’, zegt Erik terwijl hij zijn buurman aanstoot. ‘Pilsje doen, daar?’

Joël Kruisselbrink is bewegingsagoog bij De Burcht en begeleidt de ouderen bij de sportklas. In zijn tas zitten onder andere gekleurde plastic bekers en lange, schuimrubber zwemnoodles, waarmee hij spellen bedenkt.

Zoals pingpong-in-plastic-bak-gooien. Hij doet een helm op, plakt daar met tape een plastic bak bovenop. De ouderen kunnen een punt scoren door een pingpongballetje in die bak te gooien.

Kruisselbrink bedacht dit soort spellen nadat hij week in, week uit steeds dezelfde enthousiastelingen meekreeg naar zijn klasje, terwijl een tiental ouderen in De Burcht maar niet in beweging kwam. ‘Die wilden niet zoveel meer. Terwijl bewegen een van de manieren is om fysiek en mentaal goed te blijven.’ Voor die ‘stilzitgroep’ zijn Kruisselbrinks spellen vooral bedoeld: ‘Je ziet mensen opveren en denken: dat is gek, of grappig, of gezellig.’

Wat Kruisselbrink doet – focussen op wat iemand nog wél kan – is, zo begint me te dagen, het aanwakkeren en aanboren van iemands veerkracht.

Het leven herwaarderen

Die focus is er al langer in de ouderenzorg, vertelt Debby Gerritsen, ouderenpsycholoog en hoogleraar welbevinden in de langdurige zorg bij het Radboudumc in Nijmegen. ‘De ouderenzorg richt zich steeds minder op wat er mis is, maar op wat er nog mogelijk is. Dat is ook wat we van mensen vragen in onze samenleving: zelfredzaamheid.’

Volgens Gerritsen koppelen we ouderdom als vanzelfsprekend aan een slechtere levenskwaliteit. Dat idee sluit aan bij de definitie van ‘gezondheid’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 1948: ‘Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden Maar gezondheidswetenschappers noemen die definitie achterhaald. Zo biedt ze

‘We weten inmiddels dat die koppeling ook gewoon niet klopt’, zegt Gerritsen. Het wordt de disability paradox genoemd:

Zo interviewden wetenschappers van onder andere de Universiteit Leiden in 2004 bijna zeshonderd 85-plussers over oud worden. Bijna alle deelnemers gaven aan optimaal functioneren belangrijk te vinden, maar Ook stelden de onderzoekers dat iemands aanpassingsvermogen essentieel is om tevreden oud te worden. ‘Heel veel mensen gaan hun leven als dat verandert door ouderdom op een andere manier inrichten en vervolgens herwaarderen’, verklaart Gerritsen.

‘Oud worden is ook: de kunst je welbevinden niet te veel afhankelijk te maken van je fysieke toestand’, vervolgt ze. ‘Veel ouderen doen dat heel goed, andere hebben daar meer moeite mee. Veel mensen willen zich nuttig blijven voelen. Vroeger was de verpleeghuiszorg bijvoorbeeld gericht op comfort, nu ook meer op dingen samen doen. Gezamenlijk koken, tuinieren. Laatst sprak ik een vrouw die heel goed kon haken. Die had voor elke afdeling pannenlappen gehaakt. Wederkerigheid, daar draait het om.’

Een beetje toekomst

Een ouder brein maakt dingen sneller heel groot, zegt hoogleraar Andrea Maier. ‘Het is een beetje te vergelijken met mensen die in een burn-out zitten: dan is een supermarktbezoekje al vaak te veel.’ Daardoor ligt eenzaamheid vaak op de loer – een grote risicofactor voor een depressie op latere leeftijd.

Daarom mogen we verpleeghuizen weleens van hun slechte imago ontdoen, vindt Gerritsen. ‘In een verpleeghuis leveren mensen vrijheid in, maar ze krijgen er allerlei mogelijkheden bij voor sociaal contact en bezigheden. Er zijn veel mensen die opleven als ze in een verpleeghuis komen wonen, ook omdat ze met anderen samenleven die in hetzelfde schuitje zitten.’

Verlies is inherent aan ouderdom, maar verlies kan ook betekenen: iets hervinden. Je eigen aanpassingsvermogen, bijvoorbeeld. Nieuwe manieren om het vertrouwde te kunnen blijven doen. Hulp durven vragen, en die dan ook kunnen ontvangen.

‘Maar vertel dat maar eens aan iemand die in het ziekenhuis ligt, en de autonomie dreigt kwijt te raken’, zegt Boon-van Dijk. ‘Dan overheerst de angst voor het onbekende.’ Haar visite is inmiddels klaar, ze heeft nu een overdracht met twee collega-artsen.

Er worden namen genoemd van patiënten die moeten blijven, en van mensen die worden ontslagen. Als de naam valt van de vrouw die zo moe was, te moe voor een aflevering GTST, kijkt Boon-van Dijk bedenkelijk. ‘Ik betwijfel of zij naar huis kan.’ Even hiervoor vroeg de arts aan de patiënt waar ze behoefte aan had.

‘Een beetje toekomst’, antwoordde de vrouw.