Te troebel om te zien, te mooi om te negeren: vijf schitterende landschappen die niemand kent

Tamar Stelling
Correspondent Niet-menselijk leven
Illustraties door Maria Fraaije (voor De Correspondent).

We zijn goed thuis in bergen, bos en heide, maar noem eens een landschap in zee? Voor zeventig procent van het aardoppervlak – de gehele waterwereld – schieten woorden tekort. Onhandig, nu we er zoveel mee van plan zijn. Woorden bepalen hoe we een plek waarderen én beschermen. Dus verrijk dat voorstellingsvermogen! Ontdek de sponstuin, maerlmaliën en het wormenrif.

Experiment: denk aan een landschap. Wat zie je? Hoeveel verschillende landschappen kun je je snel voor de geest halen? Van welke houd je het meest? 

Wat is het landschap van je romantische vakantie? Je transformatieve avontuur? In welk landschap voel je je het meest senang? Of juist compleet overweldigd? Welk landschap mag best boven de bank aan de muur? 

Mijmer nog even verder. Dan hier mijn hamvraag: zie je ook een landschap voor je onder water

Woordeloze watertaal

Mensen houden van landschappen. Neem alleen al de categorie ‘ingelijste posters’ op de website van IKEA: 126 resultaten. Het leeuwendeel bestaat uit natuurplaten en ongeveer de helft daarvan is een vergezicht: heuvels, naaldbos, hertjes op de hei, aurora’s boven sneeuw, helmgras en palmen aan het strand. Landscapes sell.  

Maar wat schittert er door afwezigheid? Alles voorbij de kustlijn. Daarin is IKEA niet uniek. Je vindt geen onderzeese panorama’s op Instagram, ze hangen niet als metersbrede doeken in het Rijks. En wat zou zo’n werk ook tonen?

Op land kennen we bergen, bossen, heide, grasland, duinen, moeras en woestijn. Noem nu eens een landschap in zee?

Zie hier een enorm hiaat in onze verbeelding, beeldtaal en zelfs in de taal zelf: voor zeventig procent van het aardoppervlak – de gehele waterwereld – schieten woorden tekort. 

Ik benoem, dus jij bent

Maar de woorden waarin je landschappen vangt, zijn zeer bepalend voor hoe ze worden gezien – zeker voor wie er nooit kwam. Geef woorden aan een plek op de kaart, en je krijgt er een wirwar van kleuren, vormen, associaties en emoties gratis bij. Woorden bepalen hoe we een plek waarderen – én dus ook beschermen. 

Ga maar na. 

Bij een taalvondst als ‘het Groene Hart’ ziet menigeen de ultieme Hollandse idylle voor zich: weides omringd door netwerken van slootjes, rijen knotwilgen, kleine molens en schattige dorpjes. 

Al is het in wezen één groot grasveld vol schijtende koeien, hindert niet, voor een half miljard euro komt er een tunnel onderdoor, in plaats van erdoorheen, om het geheel niet te verstoren.

Voilà, het politiek belang van bestaan in onze verbeelding. 

Dit geldt ook voor de Veluwe; alleen al de naam roept beelden op van frispaarse bloempjes waar kuddes edelherten trots doorheen stappen in de ochtendnevel, blauw fonkelende vlindertjes die zich warmen aan de eerste zonnestralen, een kuifmees die vrolijk tjilpt. 

Het stikstofconflict loopt er hoog op. Kan iemand die boeren daar alsjeblieft uitkopen?

Nog zoiets: er kan een streep door je nieuwbouwproject als ergens in de buurt een braakbal van Los van wat je daarvan vindt: in zee is dit ondenkbaar. Ten eerste hebben we haar zeldzame soorten niet in kaart. Ten tweede, wie springt er in de bres voor een kwal? 

Wieren aan de wand

We zijn veel van plan in zee: windmolenparken,   onderzeese energieopslag, drijvende steden. 

Maar het debat hierover leeft amper. We kunnen ons immers zo weinig voorstellen bij de plek waar dit alles zich voltrekken gaat. Er hangen geen plaatjes van boven ons bed.

Dit kan ook anders. Tropisch koraal geniet bijvoorbeeld wél wat pr-kracht. Het effect is helder: verbleekt het Groot Barrièrerif weer bij een hittegolf, dan is Australië investeert nu miljarden in rifbehoud.

Of denk aan de Wadden; drieteenstrandlopers dribbelend langs de kustlijn, luierende zeehonden op een zandbank, een bruinvis naast je boot, een kanoet op weg naar Afrika. Probeer daar maar eens naar gas te boren. 

Hoe zou het debat over zeeprojecten lopen als ook al die andere ‘onderzeeschappen’ een plek veroveren in het publieke natuurbeeld? 

Vandaar mijn plan: het identificeren van vijf archetypische onderzeeschappen in Nederlandse wateren, die een naam geven en vervolgens laten illustreren. Opdat we een zeewiervariant hebben van een meanderend pad door het bos. Of wuivend zeegras boven de bank hangen in plaats van een bergdal in de zon. 

Onderzeeschappen-dreamteam

Hier had ik wel hulp bij nodig. Dus zocht ik Naturalis’ wierexpert Luna van der Loos op met de vraag: welke onderwaterhabitats zijn er eigenlijk? Van der Loos kan het weten. Ze is fervent duiker, vrijwilliger bij Stichting Anemoon en auteur van de Veldgids Zeewieren (2021).

Om elke onderzeeschapsnaam een kans te geven op inburgering in de spreektaal, betrok ik ook schrijver Miek Zwamborn erbij, die al veel woorden aan het onderzeese wijdde, zoals in haar bestseller Wieren (2018).   

Tot slot had het team een illustrator nodig, onze eigen Bob Ross onder water; dat werd die toevallig al druk was met het aanleggen van een alternatieve beeldbank van onze wateren in samenwerking met de Ambassade van de Noordzee.

Want wie nu googelt op ‘Noordzee’, vindt vooral het zeeoppervlak, windmolens, wolken en grijze luchten. En er is dus zoveel meer. 

Al zijn vergezichten en de zee een lastige combinatie, zeker in Nederland. 

Op land kun je op ooghoogte bijna vijf kilometer ver zien. Maar in de Noordzee? Eerder een meter of drie, vier. Nederland is een deltagebied, dus ons water is troebel. Het is melkachtig en bruin door het sediment dat  

Dat maakt onze onderzeeschapsplaten vrij uniek: ze tonen het zicht in zee op zeldzaam heldere dagen en leunen zwaar op het fotografisch geheugen van bioloog annex duiker Van der Loos.

Zeewier is hard op weg de oplossing te zijn voor bijna alles: het neemt CO2 op, vervangt plastic, is voedzamer dan vlees, herstelt koraalriffen en doet rundvee minder ruften. 

Maar in de tussentijd is het ook gewoon prachtig. Naast koraalriffen kent een enkeling misschien het kelpwoud: een imposante bos van zeewier – kelp – dat recht omhoog groeit door de waterkolom, als een lang, dik touw vol uitbundige windvanen.

Beroemd zijn de reuzenkelpwouden voor de kust van Californië. Ze worden wel zestig meter hoog en krioelen van de zeeotters, die zich in kelp wikkelen wanneer ze slapen, om niet  

Nederlandse wierenwouden zijn dan een stuk bescheidener. Sterker nog: een andere zeewierbioloog wist me eens te melden dat Nederland eigenlijk Leuk om voor te leggen aan de auteur van

‘Eens’, zegt Van der Loos. Onze kust is een zandbak, en zeewier hecht zich graag aan rotsen en kliffen. Maar op plekken waar wél zeewier groeit, zit er meteen vrij veel. Zoals in Zeeland, met zijn honderden kilometers aan dijk. Van der Loos: ‘Dijken zijn niet natuurlijk, maar ze staan er wel al heel lang.’ En wieren houden van dijken. Er komen zo’n driehonderd soorten op af.

Zeewier doet aan fotosynthese en heeft dus licht nodig. Door ons troebele water groeien ze tot slechts zeven meter diep. Maar in dat bescheiden strookje vervullen ze waanzinnig veel functies: voor de ene vis is het voedsel, voor de andere een huis of kraamkamer. 

De wieren die groeien in getijdengebied, zoals knotswier en zee-eik, bieden veel waterdieren en kleinere wieren ook bescherming tegen de zon tijdens laagwater. Knotswier houdt de temperatuur wel vijf tot tien graden lager dan kale stenen.

Maar nog veel aparter en onbekender: wierenwouden die aanspoelen zijn het begin van ons lievelingslandschap aan de kust. Gestrand wier vangt zand op uit de wind, waardoor een minibult van zand ontstaat – het prille begin van een duin, of in biologenlingo: een ‘embryonaal duin’. Voor Nederland erg belangrijk!

Het babyduin biedt vervolgens houvast en beschutting aan pionierplanten als de zeeraket en helmgras. Zij wortelen zich in het zand en versterken de zandbult. Dankzij de planten wordt het zand nóg beter vastgehouden. Aldus groeit het duin gestaag verder. En langzaamaan ontstaan volwaardige duinen die helpen bij onze kustverdediging.

Klik op de zeewezens in de illustratie voor meer informatie.

Veel vaker dan op land, zijn in zee de dieren de beeldbepalende  ‘ecosysteemingenieurs’. Zo ook de kleine pauwkokerworm:

Pauwkokerwormen zijn als onderwaterkunstenaars – kleurrijk, levendig en verrassend vindingrijk. Ze bouwen huisjes van zand, schelpgruis en slijm, verlijmd tot kronkelende kokers van dertig centimeter hoog. Dicht op elkaar, op tien tot veertig meter diepte, vormen ze zo een rif. Hier wonen de fragiele wormpjes met kroontjes als een pauwenstaart, in alle kleuren van de regenboog.

Waar veel andere rifvormers harde ondergrond nodig hebben, zoals rotsen of oud koraal, bouwen pauwkokerwormen hun riffen gewoon op los zand. Dat maakt ze uitzonderlijk, en ook uitzonderlijk kwetsbaar. Door visserij en zandwinning verdwijnen deze als sneeuw voor de zon.

En dat terwijl ze juist zo’n essentiële functie vervullen voor veel ander leven, dat alleen met harde ondergrond uit de voeten kan. De worm creëert dus iets uit het niets, en dient daarmee de anemonen, de dodemansduim, de zeepokken, zakpijpen, sponzen en zelfs wat wieren. 

‘Ook heel cool op zo’n rif’, zegt Van der Loos, ‘is het blauwtipje, een zeenaaktslak.’ Onderwaterslakken zijn weergaloos, zeker in vergelijking met naaktslakken op land. Nederland telt zo’n zeventig à tachtig soorten en ze zijn super extravert: roze, paars, geel, neonblauw, groen en soms zelfs goud bestippeld!

Verdient dat geen voorzichtige omgang?

Bepaalde Natura2000-gebieden moeten van Europa beschermd worden. Hier zijn 232 habitattypes aan gekoppeld, om de gebieden te omschrijven en te linken aan kwetsbare soorten.

‘Slechts 8 van die 232 types zijn marien’, zegt Van de Loos. ‘Dat is 3,4 procent. Ik vind dat absurd. In Nederland komen 5 van die 8 mariene habitattypes voor. En geen enkele is specifiek een biogeen rif!’ 

‘Sowieso is geen van onze vijf onderzeeschappen een Europees habitattype. Terwijl het land allerlei bizar specifieke types toegewezen kreeg, zoals “oude eikenbossen”, “eiken-haagbeukenbossen”, “beuken-eikenbossen met hulst” en “veldbies-beukenbossen”.’

Van der Loos kan er niet bij.

Klik op de zeewezens in de illustratie voor meer informatie.

Na een duik krijgt Van der Loos vaak de vraag: hoe was het, wat heb je gezien? ‘Dan zeg ik: “Het was echt fantastisch, velden vol pennenschaft!” Dan kijken mensen me echt aan van: ik weet niet waar je het over hebt.’

‘Dus ik: dat zijn hydropoliepen! Dieren, maar ze zien eruit als bloemen! Al vat dat het nog steeds niet goed samen.’ De toehoorder behoudt zijn glazige blik.

Bij Nederlandse wateren denk je niet direct aan ‘kleur’, zoals bij een bont koraalrif. Maar tussen de tien en veertig meter diepte, in de Noordzee, Oosterschelde en de Grevelingen, vind je wel degelijk vuurwerk: de sponstuin. 

Gedrapeerd over rotsen onder water vormen ze inderdaad bizarre ‘tuinen’: de sponzen, anemonen, zachte koralen, zakpijpen en hydropoliepen zijn paars, felgeel, Hollands-oranje, roze, dieprood, goudgespikkeld, witgevlekt enzovoort. ‘Ik vind het altijd mooi om te bedenken dat het geen plantentuin is, maar een tapijt van vastzittende dieren’, zegt Van der Loos.  

Maar ze zijn meer dan just another pretty sponge.

Want als je dag in dag uit vastzit, zonder ogen, zonder mond en zonder plan, doe je wat elk zichzelf respecterend organisme zou doen: je wordt apotheker. Sponzen, en alles wat op en in hen leeft, maken duizenden unieke stoffen aan.

Voor een spons is chemie alles. Bij gebrek aan tanden maken ze zichzelf oneetbaar of giftig. En omdat ze dicht op elkaar leven in warme, vieze wateren, produceren ze veel antibiotica. Ook maken ze een eigen variant van ‘antifouling’, om te voorkomen dat andere soorten zich aan hen vasthechten. Dan fabriceren ze nog stofjes om mee te communiceren met hun eigen microbioom. 

De laatste jaren ontdekken wetenschappers hoe al die stoffen ook ons Enkele zijn bijvoorbeeld ontstekingsremmend, of effectief tegen tuberculose, hiv, malaria, tumoren en kanker.

Helaas hebben we pas een fractie van de sponzenwereld geïnventariseerd – laat staan de moleculaire wonderen die ze verrichten.

Klik op de zeewezens in de illustratie voor meer informatie.

Zeegras is de enige plant in dit overzicht. Al lijkt het op een zeewier, dat is het niet. Zeegras is een landplant die de zee miste. Toen andere planten de heuvels in trokken, kroop het zeegras zo’n 100 miljoen jaar geleden terug het water in, tot tien meter diepte. En in plaats van te verdrinken, plantte het zijn wortels in het zand en vond een plek in

Waar nu zeegras bloeit, bloeit alles op. Hun wortelmatten houden zand vast, beschermen kusten tegen erosie en zuiveren het water. Ze dempen golven, verankeren ecosystemen, voegen zuurstof toe aan de bodem en zijn kraamkamers voor vissen, schelpdieren, van alles. Ze maken het water helderder en het leven rijker.

Maar momenteel vrij belangrijk: zeegras is kampioen CO₂ opslaan, efficiënter zelfs dan veel bossen op het land. Ook al bedekt zeegras slechts 0,2% van het oceaanoppervlak, het regelt 10% van

Nederland telt slechts twee soorten zeegras, maar er leven talloze wieren en beestjes op, zoals de steelkwal of de adderzeenaald. ‘Dat is een zeepaardje, maar dan uitgerold’, zegt Van der Loos. ‘Die hebben zo’n buidel voorop zitten, waarin de man de zwangerschap voldraagt.’

Leuk hier is ook de heremietkreeft met een bontjas van poliepjes op z’n schelp – de ruwe zeerasp. Poliep beschermt kreeft met zijn netelcellen. En kreeft is dan weer een messy eater, die voedsel morst op zijn schelp, wat poliep dankbaar eet. 

Een gebied vol zeegras heet voor biologen en duikers overigens gewoon een ‘zeegrasveld’, maar hier kiezen we als onderzeeschapsnaam voor ‘zeegrasvlakte’.

‘Om te wennen aan woorden waaruit de mens is weggedacht, pleit ik voor namen die niet terugvallen op landbouw en tuinen en andere vormen van natuur die naar onze hand is gezet’, legt Zwamborn uit. Goed idee, maar in de context van zeegras ook wel ironisch. 

Er waren ooit vele vierkante kilometers zeegras in de Oosterschelde, de Waddenzee en de voormalige Zuiderzee. Dat is allemaal weg. 

Zeegras werd vroeger op grote schaal geoogst, als matrasvulling, isolatiemateriaal in huizen en voor touwen en manden. Ook de boomkorvisserij heeft met zware sleepnetten veel zeegrasvlaktes weggevaagd. Een volgende nekslag waren waterwerken als de Afsluitdijk, die de waterhuishouding zo drastisch veranderden dat het zeegras stopte met groeien. Het restant bezweek aan

Het beetje zeegras dat we inmiddels weer hebben, is Toch een grasveld dus!

Klik op de zeewezens in de illustratie voor meer informatie.

Onze hekkensluiter is weer een wier, maar dan eentje vermomd als rif, die leeft als een plant, sterft als een rots en onderdak biedt als een stad. ‘Een betoverend onderzeeschap waar we nog heel weinig van weten’, duidt Van der Loos.

Eigenlijk is maerl de verzamelnaam voor een aantal vreemde zeewieren: Deze wieren zetten zich niet vast op rotsen, maar leven losliggend op de zeebodem, op twintig tot veertig meter diepte. Daar groeien ze als broze skeletten in de gekste vormen: van misvormde hondenbrokken tot afgestompt koraal. 

In het Engels spreek je van maerl beds, maar Zwamborn vond het meer lijken op een maliënkolder: ‘Het zijn allemaal schakeltjes in elkaar, beweeglijk ook. Beetje menselijke en oorlogsgerelateerde naam, maar ja, wel precies waar het op lijkt!’

Deze schakeltjes van kalk zijn wit, maar zolang het wier leeft zit er een laag bontgekleurde cellen overheen, van knalroze-rood tot diep paars. Dit zorgt voor die karakteristieke uitgestrekte paarse velden onder water. 

Maerlmaliën zijn hotspots van biodiversiteit: hun poreuze structuur zit vol leven – van jonge visjes tot garnalen, krabbetjes en wormen. Ze dienen als kraamkamer en foerageergebied voor commerciële vissoorten – zijn dus ecologisch én economisch belangrijk. Ze dragen bij aan kustbescherming: de kalkstructuren helpen stranden te stabiliseren. En eenmaal dood leveren ze het kalkzand dat stranden wit maakt. 

‘Het is net een bewegend stuk onderwaterheide’, zegt Van der Loos. ‘Want soms reist het maerl mee met de stroming. En dan landt het bijvoorbeeld in een zeegrasveld.’ In het Nederlandse deel van de Noordzee kom je het Maar wel als je oversteekt naar het

Al groeit een stukje maerl extreem langzaam, het vormt niet alleen kilometersbrede, maar soms ook metersdikke lagen. 

De bekendste maerlmaliën in Europa ligt bij de Glénan-eilanden in Bretagne, Frankrijk: een biologisch én geologisch juweel van wel tien meter dik en zesduizend jaar oud.

Denk je in: terwijl elders in Europa de eerste steden ontstonden en Stonehenge werd neergezet, lag hier een korrelig rood wiertje op de zeebodem z’n eigen wereld te knutselen, met enkele millimeters per jaar!

Klik op de zeewezens in de illustratie voor meer informatie.

Honderd Bob Rossen onder water

Dit is bepaald geen uitputtende lijst onderzeeschappen. Zo is er nog het schitterende koudwaterkoraal: een enorm en vol extreem oude dieren als de glasspons. Of denk aan de vele schelpdierbanken, zoals het oesterbed en de mosselbank. 

En dan die zandvlaktes! De Noordzeebodem is bovenal een teletubbielandschap van zand, met eindeloos glooiende zandheuvels van twee meter hoog, en her en der een krab, zeester, platvis of een heel scheepswrak – wat meteen een explosie van leven aantrekt.

Zo kan ik nog wel even doorgaan. Moet iemand hier niet iets mee? Kan de volgende Bob Ross onder water opstaan? 

Doe dan tot slot weer je ogen dicht en denk aan wat landschappen. 

Heb je er al een paar bij? Mooi.

Nu IKEA nog.