De bermudadriehoek van talent: waarom veelbelovende twintigers kiezen voor betekenisloze banen op de Zuidas

Twee jaar geleden had ik een contract van consultancybureau McKinsey in handen – een heilige graal voor talloze ambitieuze leeftijdsgenoten. Hoe lukt het consultancybureaus, banken en advocatenkantoren om zoveel jongeren te strikken? Wat winnen deze sectoren, en wat verliezen wij als samenleving?
In 1996 bracht geneesmiddelenbedrijf Purdue Pharma een nieuw medicijn op de Amerikaanse markt. OxyContin werd neergezet als een veilig en effectief middel tegen chronische pijn. Eén tablet bij zonsopgang, de tweede net voor het slapengaan, en je zou nooit meer last hebben van deze klachten.
Wat Purdue verhulde, was de intense verslaving die het middel kan veroorzaken – nog erger dan morfine. OxyContin kan je binnen enkele dagen volledig afhankelijk maken.* Je lichaam schreeuwt om steeds hogere doses terwijl je langzaam alles verliest wat je dierbaar is. Als doktersrecepten stoppen, drijft de ondraaglijke hunkering mensen naar heroïne of andere verdovende middelen; een keuze die velen het leven kost.
Toch koos Purdue Pharma voor agressieve marketing en betaalde dokters om patiënten ervan te overtuigen dat hun angst voor verslaving ongegrond was. Purdue wierf zelfs filmsterren – zoals Jennifer Grey, de hoofdrolspeelster in Dirty Dancing – als uithangbord voor de campagne.
Tussen 1999 en 2022 stierven in de Verenigde Staten bijna 727.000 mensen aan een overdosis opiaten.*
Purdue Pharma bedacht zijn verwoestende campagne niet in zijn eentje. De marketing werd tussen 2004 en 2019 ondersteund door… consultants van McKinsey.
McKinsey adviseerde om OxyContin te promoten als een middel dat patiënten niet alleen ‘vrijheid’ en ‘gemoedsrust’ biedt, maar ook de ‘beste kans’ geeft op een ‘volwaardig en actief leven’.*
Zodra de nationale afzet iets daalde, identificeerde McKinsey ‘belangrijke groeigebieden’, nieuwe afzetmarkten waarop Purdue zich kon focussen. En daar stopte het niet.
McKinsey opperde zelfs het idee om een thuisbezorgservice voor OxyContin op te tuigen, zodat Purdue tegenstribbelende drogisten kon omzeilen en onwetende patiënten een nog laagdrempeligere toegang hadden tot hun drug.
In 2016 was een overdosis pijnstillers de belangrijkste doodsoorzaak van Amerikanen onder de vijftig.* Een jaar later kwam McKinsey met een opvallende suggestie: wat nou als Purdue zijn distributeurs een korting zou geven voor elke OxyContin-overdosis?
Uiteindelijk maakte de rechtbank een einde aan deze praktijken. Purdue Pharma werd dermate overstelpt met rechtszaken dat het failliet werd verklaard,* maar ook McKinsey bleef niet buiten schot. Het adviesbureau stemde in met bijna 950 miljoen dollar aan schikkingen. Daar kwam in december 2024 nog eens 650 miljoen dollar bovenop.*
‘Het lijkt wel’, vertelt drievoudig Pulitzer-winnaar Walt Bogdanich me tijdens ons gesprek over zijn ontluisterende boek When McKinsey Comes To Town, ‘alsof al die dode lichamen McKinsey niets konden rotten’.
Pijnstillers, olie en teer op de longen
De OxyContin-tragedie is slechts één hoofdstuk in Bogdanich’ exposé van McKinsey. De gewetenloosheid klinkt door in het klantenbestand van het machtige adviesbureau.
Omstreden overheden? Geen probleem. McKinsey verleende zijn diensten aan corrupte regeringen in Maleisië, Zuid-Afrika en Rusland – zelfs nadat Poetin het Oekraïense schiereiland de Krim had bezet in 2014. McKinsey hielp de dictatuur China met de ‘Smart Cities’-programma’s, die de Chinese staat gebruikt om burgers nauwlettend in de gaten te houden.
Oliegiganten? Geen bezwaar. McKinsey staat klaar voor alle petroleummagnaten in de industrie, van Shell tot ExxonMobil, van bp tot Qatar Petroleum, en van Chevron tot Saudi Aramco. En nee, niet alleen om ze te helpen bij verduurzaming, maar ook om meer olie en gas uit de grond te halen of de verkoop op te stuwen.
Tabak? McKinsey hielp niet alleen Purdue Pharma met het aan de man brengen van opiaten, maar adviseerde ook decennialang sigarettengiganten. Tot 2016 ontwikkelde het adviesbureau voorstellen voor loyaliteitsprogramma’s bij Marlboro, inclusief een app waarmee rokers punten en geschenken konden verzamelen bij elke aankoop van sigaretten.
Als ik managementconsultants bij partijen als McKinsey, de Boston Consulting Group of Bain vraag naar de maatschappelijke betekenis van hun werk, beginnen ze vrijwel nooit over het werk zélf. Nee, ze beginnen over hun baan als springplank naar een andere carrière. Deze consultants betekenen nú misschien nog niet zoveel voor de maatschappij, zo klinkt het, maar dankzij hun huidige positie kunnen ze láter des te meer bijdragen.
Maar wat ik ook ontdek: talloze professionals blijven jarenlang beweren dat ze binnenkort écht het roer omgooien – met die langverwachte start-up, een overstap naar de overheid of een non-profit – maar schuiven deze keuze telkens weer voor zich uit.
Dit geldt niet alleen in de consultancy, maar ook in het bankwezen en de zakelijke advocatuur. Daarom ben ik deze drie sectoren ‘de bermudadriehoek van talent’ gaan noemen. Afgelopen jaren sprak ik met 212 insiders om de aantrekkingskracht van de Zuidas, The City en Wall Street te doorgronden, en te onderzoeken wat er verloren gaat in deze driehoek.

De overheid uithollen
Dragen de sectoren in de bermudadriehoek van talent daadwerkelijk iets bij aan onze samenleving, of hollen ze haar juist uit?
Twee jaar geleden had ik een arbeidscontract van McKinsey voor m’n neus. Ik kende de verhalen over slaafsheid aan de almachtige aandeelhouders van grote bedrijven, maar McKinsey leek de veilige keuze voor iemand die wilde werken met de slimste mensen, alle opties open wilde houden en worstelde met een studieschuld van een ton.
Drie jaar buffelen bij McKinsey, zo vertelde ik mezelf, even rijpen in het systeem, en de rest van m’n loopbaan kon ik dat meedragen als glanzend insigne om iets betekenisvols te doen voor de wereld.
Bovendien had ik een geitenpaadje bedacht om direct nuttig werk te verrichten. Door me toe te leggen op de publieke sector zou ik kunnen ontsnappen aan het juk van kwartaalcijfers en winstmaximalisatie.
Maar, ontdekte ik, bij overheidswerk speelt weer een ander probleem: ministeries die consultants van buiten inhuren, zien deze vertrekken zodra hun missie is volbracht. Een achtergelaten rapport is onvoldoende om de opgedane kennis binnen de overheid te houden voor de volgende uitdaging. En dat is in Nederland een steeds groter probleem.
Externe inhuur maakte in 2023 maar liefst 15,4 procent uit van het personeelsbudget van Nederlandse ministeries.* Driekwart van de ministeries overschreed de Roemer-norm, die stelt dat maximaal 10 procent van de personeelskosten aan externe inhuur mag worden besteed.* Bij het ministerie van Economische Zaken was dat meer dan 30 procent.* Het Rijk gaf in 2022 vier keer zoveel geld uit aan consultancybureaus als in 2018.*
Mariana Mazzucato, een gerenommeerde arbeidseconoom werkzaam aan University College London, kaart deze afhankelijkheid scherp aan in haar boek The Big Con, dat ze schreef met promovenda Rosie Collington. ‘Het probleem ontstaat als een sector geen prikkel heeft om de overheid onafhankelijk te maken’, merken ze op. ‘Een therapeut die zijn cliënt voor altijd in therapie houdt, is niet zo’n beste therapeut.’
‘Gekkenwerk’, noemt Jelle van Barneveld het. Hij is net zijn carrière bij Deloitte begonnen en werkt als consultant aan een omvangrijk project voor de Nederlandse overheid. ‘Mijn werkgever strijkt 250 euro per door mij gewerkt uur op, betaald door het ministerie, en dus door de belastingbetaler, terwijl ze zelf makkelijk iemand voor een schappelijk tarief zouden kunnen aannemen voor dezelfde taken. Ik vind dat waanzin.’
Cheeta’s, bevers en kameleons
Voordat ik een stage liep bij McKinsey in Amsterdam, liep ik een zomer rond bij investmentbank Morgan Stanley in Londen. Daar deed niemand alsof onze dagelijkse handelingen de wereld verbeterden. Iedereen was daar verfrissend eerlijk over.
Investmentbankers zijn net cheeta’s: ze speuren de dichte begroeiing af, op zoek naar hun volgende prooi, en handelen vervolgens met snelheid en precisie.
Ook van zakenadvocaten zul je niet snel horen dat hun werk de wereld mooier maakt. ‘Ik heb bij Clifford Chance gewerkt’, vertelde oud-advocaat Alex Trunswick me, ‘en me daar zeventig tot tachtig uur per week “nuttig” gemaakt door private-equitybedrijven rijker te maken. [...] We deden zaken voor Russische banken, regelden de financiering van oliepijplijnen door natuurgebieden en stonden oliemaatschappijen bij.’
De advocaten die ik sprak, zijn geen cheeta’s, zoals de investmentbankers. Zij zijn eerder bevers, die een stevige dam bouwen voor hun rijke klanten.
Maar de consultants, die zijn anders. Als je ergens in deze drie sectoren wannabe-wereldverbeteraars wilt vinden, dan moet je bij hen zijn.
Toen McKinsey aan 465 medewerkers vroeg wat de belangrijkste prioriteiten van het bedrijf zouden moeten zijn, noemde maar liefst 79 procent ‘klimaatverandering en CO2-uitstoot’; slechts 17 procent noemde ‘salaris- en arbeidsvoorwaarden’. Liever werken aan een groene toekomst dan een dikker loonstrookje!
McKinsey claimt dat het in 2023 meer dan 1.700 duurzaamheidsprojecten uitvoerde. Met 45.000 medewerkers, duizenden projecten per jaar en 2 miljard dollar gecommitteerd aan social responsibility efforts tot 2030 zijn er genoeg positieve voorbeelden te vinden.
Maar is consulting doorgaans inderdaad gericht op positieve impact? Mwah.

Advocaat van de duivel
Tuurlijk: het is te simpel om alle projecten in deze drie sectoren als schadelijk te bestempelen. In elke sector zijn ook projecten met positieve impact te vinden. De karikatuur van het kwaadaardige grootkapitaal verdient op zijn minst enige nuancering.
Grote consultancybureaus doen daadwerkelijk veel aan verduurzaming bij klanten. Advocatenkantoor Houthoff verdedigt Shell én staat het activistische collectief Urgenda bij. En in 2021 hielpen mijn oud-collega’s bij Morgan Stanley, samen met advocatenkantoor White & Case, havermelkbedrijf Oatly naar de beurs – een stap die kan leiden tot minder dierenleed en lagere CO2-uitstoot.
Bovendien dragen alle grootverdieners en bedrijven op de Zuidas inkomsten- en vennootschapsbelasting af aan de overheid, wat bijdraagt aan de bouw van scholen, ziekenhuizen en bibliotheken. En dat is geen wisselgeld. Een bankier of consultant die bruto een miljoen euro per jaar in loon verdient, betaalt jaarlijks vijf ton aan inkomstenbelasting – bijna dertig keer meer dan iemand met een modaal salaris.
Je kunt zeggen: laat ze maar lekker op hun hamsterwiel rennen, dan bouwen wij daar een mooie verzorgingsstaat mee.
Toch is de bermudadriehoek van talent een maatschappelijk probleem dat aandacht verdient. Deze bedrijven trekken tienduizenden van onze beste talenten aan, mensen die eerst de meest begeerde plekken in ons onderwijssysteem bezetten. Vervolgens leveren hun tomeloze energie en inzet de wereld niet bijzonder veel op, zelfs als je het heel rooskleurig voorstelt. In het slechtste geval berokkenen ze de maatschappij grote schade.
Het gaat hier om talentverspilling.
We bouwen te weinig huizen, kinderen leren niet goed genoeg lezen* en er zijn te weinig mensen om voor ouderen te zorgen. Ook over de landsgrenzen zijn er problemen die om aandacht schreeuwen. Pandemieën, kinderuitbuiting, dierenmishandeling in de bio-industrie, kindertetanus, malaria en de gevaren van kunstmatige intelligentie, om nog maar te zwijgen van oorlogen. En o ja, we hebben ook nog te maken met klimaatverandering. Ondertussen neemt de invloed van liberale democratieën in Europa af, en worden we in rap tempo het museum van de wereld.
De eenentwintigste eeuw schreeuwt om wereldverbeteraars.
Maar wij parkeren onze slimste mensen onder kunstlicht in kantoren, waar ze zich verliezen in het perfectioneren van Excel-sheets.
En het merkwaardige is: vrijwel iedereen die ik spreek in deze sectoren koestert wel degelijk idealistische dromen. Zij zouden eigenlijk liever werk doen waar ze wél direct maatschappelijke impact hebben. Hoe komt het dan toch dat ze bij deze bedrijven belanden? De verklaring reikt verder dan alleen het riante salaris.
Hoe verleid je jonge strebers? Niet alleen met geld
Geld speelt onmiskenbaar een rol, maar het verklaart lang niet alles. Hoewel het startsalaris bij banken en consultancybureaus op papier indrukwekkend lijkt, is het uurloon voor de enorm lange werkweken verrassend doorsnee. En wie met insiders praat, merkt al snel dat er veel meer dingen meespelen.
Met deze vijf lokazen hacken banken, consultants en advocatenkantoren de psyche van jonge strebers. En daar kunnen overheden, non-profits en andere do-gooders heus wat van leren.
Lokaas 1 – Gravitas
Dafydd is misschien wel de meest charismatische jongen die ik ken, en ik ontmoette hem tijdens mijn eerste weken als bachelorstudent filosofie, politicologie en economie in Oxford. Hij sprak in sierlijke zinnen met scherpe metaforen. En hij was naar Oxford gekomen met een droom: zijn geboorteland Wales,* het armste land van het Verenigd Koninkrijk, uit het slop halen. Maar tijdens zijn studie kwam McKinsey op zijn pad. Na zijn afstuderen accepteerde hij een baan bij dit gerenommeerde adviesbureau.
Hoe is hij daar in hemelsnaam verzeild geraakt? Dafydd lacht: ‘Het was mijn tweede maand op Merton College, en ik wist niets van consulting. Maar ik hoorde dat een team van McKinsey op bezoek kwam in Oxford. Dat was kennelijk een big deal. Dus ik schoot mijn slippers aan en ging eens kijken.’
‘Toen ik de kamer binnenstapte, viel het me meteen op: ik was niet de enige nieuwsgierige student. De ruimte zat vol met ambitieuze mensen, maar de McKinsey-medewerkers sprongen er onmiddellijk uit.’
‘Ze vertelden hoe zij niet zo lang geleden in onze schoenen stonden, en hoe McKinsey plotseling op hun radar was verschenen. Nu hadden ze de beste baan ooit, en dat hoefden ze niet eens te zeggen – het straalde van ze af. Ze hadden charisma, gravitas. Dit waren de winnaars. Dit was het Oxford ná Oxford.’
Het Oxford ná Oxford. Wanneer ik Nederlandse studenten van honoursprogramma’s, universitycolleges of technische studies als econometrie of luchtvaart- en ruimtevaarttechniek spreek, herken ik dezelfde drang: de ambitie om na het huidige klasje het volgende topklasje te vinden. En zo presenteren bankiers, consultants en advocaten zichzelf ook.
Lokaas 2 – Winnen
‘De truc van deze bedrijven’, vervolgt Dafydd, ‘is dat ze onze psyche hacken. Hoe verkoop je een baan aan een twintigjarige? Simpel: door dezelfde beloningsmechanismen te gebruiken die hun tot dan toe succes hebben gebracht.’
‘Onze generatie is eraan gewend telkens door nieuwe hoepels te springen, nieuwe tests te doorstaan en door nieuwe poorten te lopen, steeds naar het volgende level. Consultancybureaus, banken en advocatenkantoren presenteren zichzelf als de vanzelfsprekende volgende stap voor toptalenten, die vooral bang zijn om in de grijze middenmoot te eindigen.’
De keuze van deze ijverige jongeren heeft weinig met de inhoud van het werk te maken, en meer met competitiedrang. Ze willen simpelweg de beste zijn. Zelfs als dat betekent dat hun idealen in de ijskast moeten, ze abnormale uren moeten werken, geestdodende taken moeten uitvoeren en kerst met hun familie moeten overslaan.
Lokaas 3 – Sociale status
Mijn studiegenoot Charlotte Woodhouse is in Oxford om haar bachelor af te ronden, maar aanvaardde onlangs een baanaanbod bij een vooraanstaand advocatenkantoor in Londen.
Ze vertelt me dat ze niet zozeer uitkijkt naar haar baan, maar wel naar het leven in de hoofdstad, met een trendy appartement in Dalston of Shoreditch en weekenden gevuld met spinninglessen, brunches en exclusieve feesten. Aldaar zal ze onderdeel worden van de high society.
‘Een baan bij zo’n topkantoor’, vertelt ze, ‘is je toegangsbewijs voor die levensstijl. En het draait daarbij meer om status dan om geld. Als je studeert aan Oxford of Cambridge, wordt er gewoon van je verwacht dat je op het allerbeste mikt.’
Charlotte geeft toe dat ze zich heeft laten leiden door deze verwachting. ‘Toen ik net hier in Oxford begon, zag ik studiegenoten solliciteren voor stages bij de Magic Circle, vijf advocatenkantoren met veel aanzien in Londen. Het werd me al snel duidelijk: oké, zo werkt het. Toen ik een plek kreeg bij zo’n advocatenbureau, heb ik nergens anders meer gesolliciteerd. Ik werd als het ware op een lopende band geplaatst.’
Charlotte en Dafydd zijn insecure overachievers, gevoelig voor kuddegedrag. Zij verlangen constant naar bevestiging, en bij deze bedrijven krijg je niet alleen voortdurend feedback, maar maak je ook elke paar jaar promotie en ontvang je een deel van je salaris als bonus.
Ook van hun studiegenoten oogsten ze bewondering, een stille jaloezie bijna, omdat ze zo’n felbegeerde plek hebben weten te bemachtigen. Dat is precies het dopamineshot dat ze nodig hebben.
Lokaas 4 – Persoonlijke groei
Het is nu verleidelijk om te denken dat iedere student die kiest voor de zakelijke dienstverlening gedreven wordt door enkel ijdele motieven: geld, charisma van anderen, de drang om de beste te zijn en de behoefte aan bewondering. Hoezo potentiële wereldverbeteraars? We zijn narcistische zakken hooi. Toch speelt er meer.
In slechts tien weken bij Morgan Stanley leerde ik meer over productiviteit dan in een heel jaar op de universiteit: vliegensvlug werken, aandacht voor details en stressbestendigheid. Als mijn bijdrage onvoldoende was, vonden ze snel iemand anders. Lange dagen werken onder hoge druk was de norm, en er was geen ruimte voor emotie. Het was zwemmen of verzuipen.
Tegelijkertijd had iedereen bij de bank een obsessie met feedback. Feedback van je teamgenoten, je leidinggevenden en je mentor uit een ander team met wie je regelmatig koffiedronk. Door de constante stroom van directe kritiek op mijn werk – waarbij niemand een blad voor de mond nam – leerde ik snel mijn ideeën los te koppelen van mijn ego. Er was geen ruimte voor ijdelheid, ik moest door.
En, niet onbelangrijk: banken en consultancybureaus beschikken over enorme budgetten voor trainingen. McKinsey investeert elk jaar meer dan 200 miljoen dollar in leer- en opleidingstrajecten voor zijn 45.000 werknemers. Na twee of drie jaar betalen consultancybureaus zelfs een MBA voor je.
Lokaas 5 – Behoud van keuzevrijheid
‘Keuzevrijheid is voor mij essentieel’, vertelt Roy Hagemann, een jonge investmentbanker met grote idealen. ‘Ervaring als investmentbanker is een signaal dat je hard kunt werken. En tegelijkertijd oriënteer ik me: waar ben ik goed in? Waar kan ik het verschil maken? Wat onderscheidt mij van anderen? Dat leerde ik allemaal niet tijdens mijn studie. Daarom hou ik nu liever alle mogelijkheden open.’
Vrijwel iedere student die ik spreek, heeft loopbaanbindingsangst. Het belangrijkste bij een eerste baan is dus het behoud van keuzevrijheid, en consultancybureaus en banken geven je de kans om al je opties open te houden. Dafydd vertelt me dat het kunnen behouden van zijn keuzevrijheid hem enorm aantrok bij McKinsey. Maar, zo ziet hij nu, het is tegelijkertijd een fabel.
Ja, er zijn succesvolle voorbeelden van bekende politici en ondernemers met een verleden als consultant, bankier of advocaat. Maar zij zijn een kleine, dappere minderheid. ‘De meeste alumni’, zegt hij, ‘blijven in het grootbedrijf hangen, ook al waren ze dat niet van plan toen ze begonnen. Meestal verlaten ze het bedrijf wel, maar het wereldje? Ho maar.’
Dit noemt Dafydd de optionality trap. ‘Onze generatie heeft een obsessie met alle deuren openhouden. We zijn niet bereid de noodzakelijke compromissen in onze carrière onder ogen te komen, ons daadwerkelijk aan iets te wijden. Maar terwijl we onze armen en benen in het extreme strekken om al die deuren open te houden, is dát ons leven. We hebben het over keuzevrijheid en we vertellen onszelf dat we overal heen kunnen, maar je gaat helemaal nergens heen met al die uitgestrekte ledematen.’
Hier zit, naast geld, de aantrekkingskracht van de bermudadriehoek van talent: gravitas, competitiedrang, sociale status, persoonlijke groei en het behoud van keuzevrijheid.

Een nieuwe infrastructuur van talent
De Amerikaanse politicus Andrew Yang schreef een boek met de titel Smart People Should Build Things . Yang betoogt dat getalenteerde mensen zich zouden moeten inzetten om bedrijven en initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan innovatie en de samenleving als geheel.
Ik schaar me achter Yang, des te meer omdat ons land en continent deze mensen keihard nodig hebben. De tijd is rijp voor een nieuwe infrastructuur van talent, waarin de scherpste geesten worden aangemoedigd risico’s te nemen en maatschappelijk waardevol werk te verrichten.
We staan voor een simpele keuze: laten we deze sectoren onze scherpste geesten opslurpen, of bouwen we aan een wereld waarin hun mateloze werklust, forse privileges en stijfkoppige toewijding worden ingezet voor het algemeen belang? Laat die cheeta’s jagen op belastingontduikers, die bevers dammen bouwen tegen klimaatverandering, en die kameleons de woningcrisis te lijf gaan.
Niet morgen, niet na die korte tussenstop bij McKinsey, maar nú.