Veel leuker dan iets nieuws kopen: op deze school leren kinderen repareren

Emy Demkes
Correspondent Consumptie
Foto’s door de leerlingen van basisschool Cunera in Castricum

Praktische kennis over onderhoud en reparatie verdwijnt. Zonde, want daarmee kun je je spullen langer behouden. Op een basisschool in Castricum leren kinderen hoe ze een kapotte fiets of versleten stoel nieuw leven inblazen – een les die hen helpt bewuster en duurzamer met spullen om te gaan.

Met haar lippen strak op elkaar geklemd strijkt Chloé (‘bijna 11’) met een verfkwast over de donkere hoekjes van de stoelpoten. Ondertussen haalt vriendin Luíza met lange halen haar roller langs de spijlen. Net als de meeste van hun klasgenoten is dit de eerste keer dat ze een meubelstuk leren opknappen. Vaak de eerste keer zelfs dat ze überhaupt iets repareren. Als thuis iets kapotgaat of dingen niet meer naar wens zijn, ‘dan wordt er iets nieuws gekocht’, vertellen ze als ik ernaar vraag. ‘Behalve bij kleding’, zegt Chloé. ‘Als daar een gat in zit, maakt oma het.’

Die kennis – hoe je iets repareert in plaats van vervangt – is iets wat hun grootouders wellicht nog als vanzelfsprekend beschouwen. Maar in een wereld waarin nieuwe spullen spotgoedkoop en overal verkrijgbaar zijn, verdwijnt de vaardigheid om dingen een tweede leven te geven. En dat terwijl afvalbergen groeien, grondstoffen schaarser worden en steeds meer spullen een korte levensduur hebben.

Hoewel ‘maakonderwijs’ op verschillende scholen aan leerlingen wordt aangeboden, les krijgen in repareren en het onderhouden van spullen als vast onderdeel van het curriculum nog niet zo gangbaar.

De leerlingen van basisschool Cunera in Castricum leren tijdens het jaarlijkse onderwijsprogramma ‘circulair maken’ niet alleen een praktische vaardigheid, maar ook een steeds belangrijkere les: hoe je iets kunt behouden en hergebruiken in plaats van het weg te gooien. Bovendien geeft zelf iets opknappen een gevoel van voldoening, prikkelt het de creativiteit en helpt het kinderen om uit hun hoofd te komen en volledig

Wat vinden de leerlingen er zelf eigenlijk van?

Scholen willen wel maakonderwijs aanbieden, maar weten niet hoe

‘Mogen we ook een andere kleur kiezen dan wit?’ roept een jongetje door het technieklokaal zodra de instructievideo is afgelopen.

‘Dat doen we de volgende les’, reageert vakdocent Monica Nordhausen, in haar spijkerbroek vol verfspetters. Ze legt uit dat ze vandaag de kastjes, tafels en stoelen die ze vorige week hebben geschuurd in de grondverf gaan zetten. Ook zijn de stoelzittingen aan de beurt: die worden opnieuw gestoffeerd.

Monica, die voor haar werk ook meubels opknapt en verkoopt, geeft deze lessen samen met timmerman Eelko West. ‘De kwaliteit van oude meubels, te zien aan onder andere het hout waarvan ze zijn gemaakt, is vaak beter dan die van nieuwe’, vertelt ze aan de klas.

Tijdens de eerste les leerden de kinderen waarom ze dit doen: over hoeveel meubels er al zijn, en hoeveel daarvan bij het afval belanden terwijl ze meestal nog goed gebruikt kunnen worden. De vier lessen daarna staan in het teken van schoonmaken, schuren, verven en het vinden van een nieuwe bestemming voor de opgeknapte meubels. Veilen, verkopen of voor in de lerarenkamer: dat is aan de kinderen zelf.

Veel scholen willen wel maakonderwijs aanbieden, maar weten niet hoe of hebben er de tijd, het gereedschap en de expertise niet voor, vertelt Wytske de Man, een van de initiatiefnemers van dit project. Samen met Esther Keijser, beleidsmaker Circulaire Economie bij de overheid, hebben ze vanuit de vier gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo

Iederéén moet leren repareren

‘Voor een circulaire economie hebben we veel meer makers nodig’, zegt Wytske. ‘En niet alleen professioneel, maar iedereen. Ook degene die rechten gaat studeren, kan hier profijt van hebben. Door zelf je fiets te onderhouden, verleng je de levensduur. En werken met je handen is ook nog eens heel therapeutisch.’

De meester van groep 7B kan dat beamen. Stef Trakzel: ‘Als wij wat uitleggen tijdens een gewone les, zijn de kinderen zo’n twintig minuten geconcentreerd.’ Een ruim lokaal, met overal verf en vieze kwasten, nodigt uit om lekker te gaan klieren. Maar in plaats daarvan zijn de leerlingen al ruim anderhalf uur ‘superrelaxed’ aan het werk.

Hoe dat komt? Volgens Trakzel komt in deze les veel samen: ‘Samenwerken, iets maken waar je trots op bent en waar je echt iets mee kunt, en vaardigheden leren waaraan je later iets hebt.’

Wytske is het ook opgevallen: in de vier jaar dat ze deze maaklessen organiseert, is er geen enkele leerling geweest die is afgehaakt. ‘Voor iedereen zit er iets in. Je kunt je energie en creativiteit erin kwijt, maar je kunt ook heel precies en netjes te werk gaan.’

Kennis waar je de rest van je leven profijt van hebt

Repareren geeft niet alleen  er zitten nog veel meer voordelen aan: heb ik laten zien dat repareren er ook voor zorgt dat mensen zich meer eigenaar van een product voelen en daarmee zorgvuldiger met dingen omgaan en deze minder snel Ook vergroot het de kans dat mensen een volgende keer weer zelf aan de slag gaan

Dat effect treedt hier in de klas ook al op: een van de leerlingen, Bobbie (10 jaar), is zo enthousiast dat hij thuis ook wil gaan klussen. ‘We hebben een grote tafel die echt geschuurd moet worden. Het zijn een soort van houten planken, maar dan echt lelijk.’

Bobbie heeft grote plannen met de tafel: ‘Ik wil hem in alle kleuren verven die we in ons huis hebben. Het zijn meerdere planken, dus elke plank een andere kleur: oranje, roze, geel, paars.’

Wytske hoopt dat de leerlingen deze kennis voor de rest van hun leven bij zich dragen. ‘Deze vaardigheden krijgen kinderen niet vanzelfsprekend van huis uit mee’, vertelt Monica, die in een hoekje van het lokaal kinderen helpt met stofferen. Naast haar zit een meisje met een lange blonde paardenstaart op de grond terwijl ze het ene nietje na het andere door de stof heen schiet. Tak, tak, tak. Alsof ze dit altijd al heeft gedaan.

‘Zulk zelfvertrouwen kom je niet vaak tegen bij kinderen van haar leeftijd’, zegt ze. ‘De meesten vinden het een beetje eng met zo’n apparaat. En als iets een beetje moeilijk is, zijn kinderen al snel bang om het verkeerd te doen.’ Maar gelukkig leren kinderen snel, ziet ze ook: ‘Als ze doorhebben hoe iets werkt en het lukt, dan zie je ze echt groeien. Als ze dan het resultaat zien, zijn ze dolenthousiast.’

Het meisje met de nietmachine heeft een vader die in de bouw werkt – ze helpt hem weleens. Monica is zelf ook opgegroeid in een familie waarin haar ouders altijd bezig waren. Ze heeft zestien jaar in het bedrijfsleven gewerkt, maar miste daar het plezier en de voldoening die ze haalde uit zelf dingen maken. Nu runt ze haar eigen tweedehandswinkel waarvoor ze vintage meubels opknapt.

Wat is ervoor nodig om repareeronderwijs van de grond te krijgen?

Voor een school als Cunera is het moeilijk om dit soort lessen aan te bieden. Meester Stef: ‘Wij hebben de spullen, mensen, kennis of het geld meestal niet. En dit als leraar allemaal zelf regelen, naast de reguliere lessen, is niet te doen.’

Volgens Wytske kost het met name veel tijd. ‘Je hebt vooral vrijwilligers of deskundigen zoals Monica en Eelko nodig die de lessen kunnen geven. De meubels krijgen we van de kringloop, de verf halen we bij de milieustraat en de gebruikte kwasten en rollers maken we zelf schoon.’

Veel geld hoeft dit soort onderwijs in principe niet te kosten, en vaak zijn er genoeg ouders en grootouders die willen helpen, vertelt Wytske. ‘Bij de module “fietsen maken” hielp hier op school een opa mee die vroeger fietsenmaker was. Zijn kleinzoon stond erbij te glunderen van trots.’

Deze school in Castricum is niet de enige die repareeronderwijs aanbiedt. Een paar maanden geleden bezocht ik de Prinses Beatrixschool in Wolfheze, die eens in de paar maanden een repaircafé organiseert. Dorpsbewoners kunnen hier met hun kapotte melkschuimers, koffiezetapparaten en digitale fotolijstjes terecht. Vrijwilligers en leerlingen doen hun best de kapotte apparaten weer aan de praat te krijgen. ‘Op school is er een plusklas voor kinderen die makkelijk leren, maar geen klusklas voor kinderen die handig zijn met hun handen’, vertelde de 10-jarige Simon, die als kinderburgemeester dit initiatief opzette.

Leuk, zo’n opgeknapt kastje, maar willen de kinderen dit later wel in huis hebben?

De stoel van Chloé en Luíza is onderhand bijna helemaal wit. ‘De volgende les willen we hem mixen, een beetje blauw met een beetje roze’, vertelt Chloé. Zouden ze zelf later ook tweedehands meubels kopen? Luíza: ‘Nee, dit is niet mijn stijl. Ik wil gewoon lekker cosy, met heel veel kussentjes. Dit is een beetje saai, ouderwets.’

Daantje (10), die een klein kastje opknapt, denkt daar anders over. ‘Als het leuk wordt, zou ik het wel thuis zetten – als-ie geel of roze wordt.’ Later zal ze eerder iets bij de tweedehandswinkel kopen dan bij IKEA, denkt ze. ‘Omdat ik het dan zelf weer een mooie kleur kan geven.’