Op deze school vormen 72 nationaliteiten een gemeenschap. Wat kan Nederland hiervan leren?

De beelden in dit artikel zijn gemaakt door Jonathan Sipkema (voor de Correspondent)

Op het Haagse Edith Stein College gaan kinderen van expats en diplomaten naar school met kinderen van vluchtelingen en arbeidsmigranten. Samen zijn ze ‘superdivers’ en toch is er veel sociale samenhang. Hoe doe je dat? Zoek de verschillen met het huidige overheidsbeleid.

De tijdelijke Eerste Kamer aan het Haagse Lange Voorhout kijkt uit op het schoolplein van het Edith Stein College. Als de senatoren aan de achterzijde door de vitrages naar beneden kijken, dan zien ze op een kunststof sportveld jongens en meisjes samen voetballen, tegenover een imponerende rij strak geparkeerde fatbikes.

Van de huidige 75 senatoren hebben er 4 een migratieachtergrond; van de 1.023 leerlingen op het Edith Stein hebben er maar 4 géén migratieachtergrond. Deze school voor vmbo-tl, havo en vwo telt maar liefst 72 nationaliteiten.

Het Edith Stein is een van de eerste scholen in Nederland waar je kunt ondervinden wat onderzoekers ‘superdiversiteit’ noemen. ‘Super’ is daarbij maar betekent ‘hoog’ of ‘bovenmatig’: heel veel verschillende nationaliteiten, en heel veel diversiteit bínnen die nationaliteiten. Een ander veelgebruikt begrip bij superdiversiteit is de verschillende minderheidsgroepen behoren samen tot een meerderheid. Op deze school zijn ook de vier leerlingen die in de statistieken nu een minderheidsgroep.

We spraken hierover op het Edith Stein met zestien leerlingen, met een klas vol docenten en stafleden, schoolcoaches en de schooldirecteur. Hoe vormen zij met zoveel variatie een gemeenschap waarvoor iedereen zijn best wil doen? En wat kan de rest van Nederland, nu ook de gehele bevolking uit een hiervan leren?

Waarom de term ‘zwarte school’ achterhaald is

Scholen die in Nederland niet voor ‘wit’ doorgaan, kregen lange tijd het inmiddels achterhaalde label ‘zwarte school’. Op zo’n school zaten met name

Mondialisering, het openen van de Europese grenzen voor Schengenlanden en oorlogen zorgden ervoor dat Nederland inmiddels ook binnen de toenemende diversiteit groeit zogezegd de diversiteit.

De ene migrant is stukken welvarender dan de andere; er is meer diversiteit in opleidingsniveau; en migratiemotieven variëren, net als talen en religieuze overtuigingen. De leerlingen op het Edith Stein komen van overal en uit verschillende sociale klassen, omdat de school precies tussen de rijke en de arme buurten van Den Haag ligt. Hier zitten de kinderen van arbeidsmigranten uit de arme wijken in het centrum van de stad in de klas met kinderen van expats en diplomaten uit de welgestelde buurten.

In de dynamische migratiesamenleving De sociaal-maatschappelijke positie van personen met een tweede generatie migratieachtergrond is bijvoorbeeld al verbeterd ten opzichte van de eerste generatie – al blijft die nog onder het gemiddelde van de totale bevolking. De tweede generatie heeft al een beter inkomen dan de eerste, meer hoogopgeleiden en daardoor een gunstiger positie op de maatschappelijke ladder.

In heel Nederland heeft nu al ongeveer In de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is dat al meer dan de helft.

Nederland telt rond 2035 naar verwachting 18,9 miljoen inwoners – bijna 1 miljoen meer dan nu. De vijftien jaar daarna komen er nog zo’n 700.000 personen bij. De voornaamste oorzaak: migratie. Vooral de grote steden zullen groeien.

Alleen Nederlanders zonder een migratieachtergrond bewegen niet mee met deze ontwikkelingen: zij hebben in hun netwerk nu Zij leven, met andere woorden, het meest gesegregeerd van de rest van Nederland. En hoe hoger hun inkomen, des te ontoegankelijker hun witte autochtone bubbel is voor anderen. Dit zie je duidelijk terug op scholen: terwijl de ‘zwarte’ school een superdiverse school wordt,

Alexia in de stilteruimte

Wat lagere slagingspercentages niet vertellen

Hoe stedelijker een gebied, Den Haag is qua inkomen en opleidingsniveau de Rijk en arm en laag- en hoogopgeleid komen elkaar hier het minst spontaan tegen. Den Haag heeft niet toevallig traditioneel twee woorden voor inwoners van verschillende sociale klassen: de Hagenaar en de Hagenees. Voor de nieuwste generatie jonge migranten is er hier veel te overbruggen.

De examenscores van het Edith Stein College zijn in orde, maar de slagingspercentages zijn lager dan gemiddeld. Rector Bram van Welie wijst erop dat zijn school het voor leerlingen graag mogelijk maakt om van vmbo-tl – door hem consequent ‘mavo’ genoemd – door te stromen naar havo en vwo.

Op het Edith Stein gaan ondanks een lager advies op de basisschool naar het vwo. Sommigen van hen zijn dan pas een jaar of vier in Nederland. Dan moet er dus wel wat vaker een jaar of een eindexamen overgedaan worden.

‘Andere scholen houden hun slagingspercentages kunstmatig hoog door een “smalle” school te worden met bijvoorbeeld alleen vwo en een kleine havo-afdeling, waar je nauwelijks kunt doorstromen’, zegt Van Welie. ‘Ik zou me kapot schamen als we hier jaar in, jaar uit een slagingspercentage van 100 procent hadden. Want dat zou betekenen dat we de mavo-afdeling zouden afstoten. En dat we kinderen hier heel veel kansen zouden ontnemen.’

Bram van Welie krijgt van de Onderwijsinspectie weleens de vraag wat hij aan burgerschapsonderwijs doet, ‘want dat is nu helemaal hot en daar moeten we van alles van vinden. Ik zeg dan: als je burgerschap echt serieus neemt, moet je eerst die smalle scholen aanpakken. Want als het om burgerschapsonderwijs gaat, dan doen wij honderd keer meer aan burgerschap dan een gemiddelde Nederlandse school: door mavo, havo, vwo en al die culturen bij elkaar te houden.’

Rector Bram van Welie

Leerling Emitis (17, Iran) verwoordt de sfeer op school zo: ‘Iedere leerling is hier al deel van een minderheid. Maar buiten school, in de grote maatschappij, daar is de minderheid van bijna iedere leerling nóg kleiner. Daarom kun je alles maar beter samen doen als je dingen wilt oplossen.’

Mentor Gert Hoogdalem van brugklas 1G (23 kinderen uit 13 landen) ziet inderdaad dat kinderen van verschillende afkomsten al in een vroeg stadium bondjes smeden: ‘Als je hier iets wilt bereiken, dan moet je de klas echt als collectief toespreken, anders red je het niet. Nu al zijn ze heel erg geneigd om elkaar niet te laten vallen.’

Meteen samen Nederlands leren is het halve werk

Het aantal verschillende nationaliteiten op het Edith Stein is toegenomen sinds er in 1987 een speciale afdeling werd opgericht: de Internationale Schakelklas (ISK). Daar leren leerlingen die rechtstreeks uit het buitenland komen in maximaal twee jaar genoeg Nederlands om naar het reguliere onderwijs op de school door te kunnen stromen.

Ongeveer een derde van de huidige 163 ISK-leerlingen is een asielzoeker, en ruim de helft is een kind van arbeidsmigranten. Zo’n 20 procent heeft een andere achtergrond. Zij komen uit de (voormalige) Nederlandse overzeese gebieden of zijn kinderen van diplomaten: kleine en middelgrote ambassades kunnen het vaak niet meer betalen.

In de ISK zie je wat er speelt in de wereld. Het Edith Stein krijgt er extra financiering voor. Toen de oorlog in Oekraïne begon, regelden ze in anderhalve week een complete extra klas.

Onderzoek laat zien dat schakelklassen goed zijn voor de schoolresultaten: ‘In het schakeljaar zelf is de achterstand voor een groot deel ingelopen

Wat op den duur misschien net zo belangrijk is: leerlingen praten opgetogen over die eerste tijd in de ISK. ‘De beste jaren van onze schooltijd.’

Anastasiia (15)

Anastasiia (15) kwam twee jaar geleden vanuit Rusland in de ISK en zit nu in 4 vwo: ‘De mensen hier komen van alle kanten van de wereld en dat is zó interessant. Het is echt iets anders dan wat ik in Rusland had. Dat vind ik leuk.’

Hoe verloopt het contact met de Oekraïense leerlingen? ‘Soms verstrakt hun houding een beetje als ik zeg waar ik vandaan kom, maar daar maak ik geen probleem van. Ik kan er niets aan doen, maar ik snap de positie van de Oekraïners ook.’

‘In de ISK kan niemand zich nog uiten in het Nederlands’, zegt een leraar. ‘Daarmee heb je als docent ook goud in handen, als je een groep individuen wilt samensmelten tot een fijne klas. Niemand heeft een grote mond, want niemand weet hoe dat moet in het Nederlands.’

In de schakelklas zien leerlingen elkaar elke dag, net als hun vaste docent. ‘Als de taal eenmaal gezamenlijk is geleerd in deze kleine klassen met extra aandacht, dan vormen de leerlingen bijna vanzelf ook een eenheid.’

Op tijd beginnen met Nederlands leren en elkaar ontmoeten is dus het halve werk. De Adviesraad Migratie stelde deze week nog in een rapport dat de overheid en werkgevers meer moeten investeren in taalonderwijs voor arbeidsmigranten

Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) drong er al op aan Volgens de WRR moet het migratiebeleid veel meer rekening gaan houden met het versterken van de sociale samenhang en de arbeidsdeelname.

Dit betekent dus dat je mensen niet langdurig in een asielzoekerscentrum moet isoleren, of waar kinderen geen kant op kunnen, mensen stilstaan, zich dood vervelen, conflicten krijgen. Een intensieve ‘schakeltijd’ met veel gezamenlijke lessen Nederlands zou waarschijnlijk stukken beter uitpakken.

Je kunt elkaar een andere mening gunnen

Dat het in een superdiverse gemeenschap veel kan uitmaken hoe je begint, merken wij zelf ook, als we met leerlingen uit de leerlingenraad en uit een les rond de tafel gaan zitten. Het eerste voorstelrondje verloopt nog wat ongemakkelijk. Wij vragen zakelijk of de leerlingen – ‘voor het overzicht’ – eerst even hun naam, leeftijd en land van herkomst willen noemen. Plus hoelang ze hier zijn. Dit doet iedereen plichtsgetrouw en ook duidelijk niet voor het eerst.

Docent en mentor Pieter Redelijkheid samen met Khia (18)

Khia (18) vertelt dat ze van de Filipijnen komt, dat haar vader hier oude mensen verpleegt en dat haar stiefmoeder nanny is bij een rijk gezin in Amsterdam. (Lachend: ‘Ik haat rijke mensen.’)

Alexia (17) somt routineus op: geboren in Venezuela, vader generaal in Trinidad en Tobago, moeder en stiefvader accountant; ze woonden eerder in Madrid.

Amira (15) komt uit de Schilderswijk. Deze school werd haar door een kennis aangeraden omdat er ‘minder discriminatie’ zou zijn dan op diens witte school.

Zoard (17)

Zoard (17) is een kind van expats uit Hongarije. Vader werkt bij een IT-bedrijf, moeder als docent bij een particuliere school. (‘Die is zelfs met docentenkorting te duur voor mij.’)

Yaasim (16) heeft een Tunesische vader die hier niet kon aarden en is daardoor als kind een paar keer heen en weer verhuisd naar Libië.

Allemaal interessant. Maar een echt gesprek wordt het daarna niet meer.

De volgende dag hebben we daarom bij een deels nieuwe groep een nieuw verzoek: nu vragen we iedereen alleen naam en leeftijd te noemen: ‘En vertel daarna maar gewoon meteen wat je zelf echt belangrijk vindt. Wat het ook is.’

Alexia (17): ‘Mensen moeten weer leren om nieuwsgierig te zijn.’

Vito (16)

Vito (16): ‘Mijn moeder zei dat dit een leuke school was. Maar eigenlijk wilde ik niet, want bijna iedereen van mijn oude school ging naar het Haagse Montessori Lyceum. Nu maakt het echt niks meer uit.’ Vito vertelt dat hij een van de vier autochtone Nederlandse leerlingen op de school is.

Khia (18): ‘Ik ben lid van de GSA, Die zet zich op scholen in voor het bespreekbaar maken van verschillende seksuele oriëntaties en genderidentiteiten. ‘Op deze school is dat een gevoelig onderwerp, dus we doen het hier voorzichtig, stap voor stap.’

Vanzelf ontvouwt zich nu een discussie over de vraag wat de beste manier is om culturele verschillen op school bespreekbaar te maken, zoals andere opvattingen over seksualiteit.

Alle leerlingen doen zonder reserves mee. Opvallend genoeg vinden de activistische Khia en een paar andere leden van de GSA hier net zo goed als de moslims aan tafel dat je normen en waarden ‘nooit van één kant’ moet doordrukken. Terwijl in het nationale debat nogal eens wordt geroepen dat mensen zich maar hebben aan te passen aan ‘onze normen en waarden’.

Emitis: ‘Ik vind jullie vraag “Wat kan Nederland leren van deze school?” daarom eigenlijk fout. Met zoveel verschillende mensen kun je niet alleen maar de een iets aan de ander laten leren. Het werkt alleen als je elkáár dingen leert. Van beide kanten.’

De andere leerlingen leggen nog eens uit wat Emitis bedoelt. Als jullie meteen ‘Waar kom jij vandaan?’ vragen, zeggen ze, dan laat je ook onbedoeld voelen dat die ander de minderheid is. En dat je zelf de dominante groep bent.

Alexia (17)

Alexia: ‘En als je dat niet doet, omdat er geen dominante groep meer is? Dan is iedereen pas gelijk.’

Ze vertellen over de posters die de school elk jaar ophangt voor Paarse Vrijdag, de dag voor solidariteit met lhbti+’ers. Elk jaar zijn er wel leerlingen die een paar van die posters van de muren trekken, net als op andere scholen.

Rector Bram van Welie vertelt later: ‘Als een leerling dat doet, dan voeren wij een pedagogisch gesprek. Zo kwamen we erachter dat een van de leerlingen niets tegen gendergelijkheid had, maar het wel “superirritant” vond dat hij op Paarse Vrijdag verplicht over een paarse loper moest lopen. Terwijl hij zelf op school niet mocht bidden.’

De school besloot daarom ‘het ventiel van die spanning’ rond Paarse Vrijheid ‘open te zetten’: er kwam een stilteruimte, met Koran, Bijbel, andere boeken en yogamatjes. Van Welie: ‘Nu draaien we een pilot en lijkt die ruimte veel bij te dragen aan de acceptatie van Paarse Vrijdag. Dat gaat nu beter.’

De school wil leerlingen vooral leren elkaar wat te gunnen rond lastige thema’s. Een docent zegt: ‘Is het doel dat jij de mening van de leerling verandert? Of is het doel dat jij de leerling leert zijn mening op een beargumenteerde manier te delen, en open te staan voor de mening van een ander?’

Leerlingen zeggen tegen haar dat veranderen in Nederland te vaak zo gaat: ik verander eerst jou, en dan verander jij mij weer een beetje terug. ‘Alsof het een soort heen en weer duwen is. Waarom mogen we niet allemaal tegelijk een beetje veranderen?’

Hoe pak je ‘bepaalde klootzakjes’ aan?

Moet je de dingen in een superdiverse maatschappij een beetje op hun beloop laten, of zijn strikte regels een betere manier van werken? Rector Bram van Welie gelooft sterk in ‘niet in alles de regie nemen als school, en binnen duidelijke grenzen dingen ook laten gebeuren’.

Maar de leerlingen zelf blijken het daar niet helemaal mee eens te zijn: er wordt ook op deze school regelmatig gepest en zij vinden dat de schoolleiding daar te gemakkelijk mee omgaat.

Khia: ‘Ik had rood haar en toen gingen ze roepen dat ik gay ben.’

Emitis: ‘De school laat het pesten heel erg gaan.’

Van Welie krijgt dat ook regelmatig te horen van de leerlingenraad. ‘Dat ik – laat ik het maar gewoon zeggen – bepaalde klootzakjes harder moet aanpakken. En dan leg ik uit dat we ze echt wel aanpakken, maar niet op de manier die zij verwachten.’

De school voert liever ‘pedagogische gesprekken’ om te begrijpen wat er bij zo’n leerling speelt, dan hard te straffen.

Emitis: ‘Maar zo’n leerling wordt dan na een tijd doorpesten vaak alsnog geschorst, en daar heeft die leerling zelf ook niets aan.’

In het gesprek met docenten zegt een van hen later: ‘Deze leerlingen komen vaak uit een wat hiërarchischere cultuur dan de egalitaire Nederlandse. Ze verwachten dat wij docenten ook wat hiërarchischer en dominanter zijn.’

Zorg dat iedereen elkaar ook echt tegenkomt

We vragen leerlingen de tweede dag van ons bezoek ook wie er nog een suggestie heeft voor een betere gespreksopener dan: ‘Waar kom je vandaan?’ Welke vraag voorkomt dat de ander zich meteen een vreemdeling voelt?

Emitis: ‘Wie ben je écht?’

Gelach: ‘Ieuw, best wel cringe.’

Mohamed (15) weet een betere: ‘Waar wil je naartoe?’

Ja, waar wil Mohamed naartoe? ‘Ik denk daar elke dag over na, maar ik weet het nog niet echt. Ik wil eigenlijk best veel dingen, maar ik weet alleen niet hoe.’

Mohamed (15)

Mohamed zit op de mavo en vertelt de nu stille vwo’ers aan tafel dat hij vaak om vier, vijf uur opstaat. Als de school begint, heeft hij al uren op de Haagse markt gewerkt. Opbouwen, school, daarna staat hij achter een groente- en fruitkraam. Dan de markt afbreken. Daarna nog wat werk voor het bedrijf dat de markt na sluiting schoonmaakt. ‘Vier keer in de week. Als er geen school is, draai ik zo dertien uurtjes. Mijn vader is nu met pensioen. En mama spreekt geen Nederlands. Zij werkt dus niet.’

Emitis zegt: ‘Dát is nou juist wat de buitenwereld eigenlijk niet ziet. De kinderen op deze school zijn veel meer dan alleen maar scholieren. Echt extreem unieke kinderen, vind ik zelf.’

Emitis woont in de welvarende Rotterdamse buurt Hillegersberg en noemt school ‘een privilege’. In groep 8 gaf haar leraar haar het advies vmbo-tl. Er is helemaal niets mis met het vmbo, zegt Emitis. Maar als je ouders toen je vijf was voor jouw toekomst zijn gevlucht uit Iran? ‘Dan wil je hier in Nederland dus wél naar de universiteit.’ Ze zit nu in 4 vwo.

Omdat er ook veel kinderen uit arme gezinnen naar het Edith Stein gaan, staat er elke ochtend voor driehonderd leerlingen een gratis schoolontbijt klaar. Dat is doelbewust meer dan nodig: wie een schoolontbijt gewoon handig vindt, mag ook aanschuiven. Dit voorkomt stigma, maar is ook weer een manier om ontmoetingen te organiseren, zegt Bram van Welie. ‘Want ik wil de regie wel loslaten,

Coach Charlon met Mohamed

Er is nog een achterstand in zelfvertrouwen weg te werken

Het Edith Stein staat in de top 20 van Nederlandse scholen met leerlingen uit wijken met veel armoede. Daarom krijgt de school 600.000 à 700.000 euro extra subsidie op een begroting van zo’n 13 miljoen per jaar. Dit geld besteedt de school aan kleinere klassen en aan extra examenvakken Turks, Arabisch en Spaans.

‘Dat hele idee sinds de opkomst van Pim Fortuyn dat migranten alleen maar Nederlands moeten spreken, daar zijn we allang vanaf’, zegt Van Welie. ‘ dat wie zich in zijn moedertaal tot een hoger niveau kan ontwikkelen, ook andere talen op een hoger niveau leert. Dus ook Nederlands.’

Anders dan andere scholen biedt het Edith Stein naast de gebruikelijke Engelse les geen extra lessen aan waarbij Engels de voertaal is, juist om leerlingen ook zo veel mogelijk Nederlands te laten spreken. Het taalniveau in een les maatschappijgeschiedenis aan 4 vwo is hoog. De docent behandelt ‘individualistisch versus collectivistisch’; ‘langetermijngerichtheid versus kortetermijngerichtheid’.

Khia: ‘Ik sta nog meer op de kortetermijngerichtheid. Waar ik woonde, op de Filipijnen, hadden we niet de middelen om ons voor te bereiden op de toekomst.’

Na de pandemie kwamen er via het ‘bizar’ grote bedragen naar de school om achterstanden weg te werken, zegt Van Welie. Veel te veel tegelijk – hij gebruikt het geld liever om over langere tijd extra’s te bieden die helpen om elkaar te ontmoeten, te leren kennen en om eventuele achterstanden in cultureel kapitaal in te halen. Alle leerlingen kunnen na school gratis muziek- en taalles krijgen, sporten, dansen en schaken.

De docent maatschappijwetenschappen, een jonge idealist met de voortreffelijke naam Pieter Redelijkheid, vertelt hoe een witte Nederlandse jongen van buiten de school tijdens een open dag op hun piano speelde. Daarna ging die jongen nog even schaken met drie leerlingen van Somalische, Turkse en Marokkaanse afkomst.

‘Zij waren groter en ouder dan die Nederlandse jongen en spraken hem toch met “u” aan. Gelukkig zei die jongen zelf meteen dat dit niet hoefde. Maar ik ging naderhand toch even met onze jongens praten. Als ik heel eerlijk ben: ik tob wel over zulke dingen.’ Naschoolse activiteiten zoals de debatclub moeten ook een achterstand in zelfvertrouwen helpen wegnemen.

De school zet ook schoolcoaches in om te leren wat er thuis speelt. Aanvankelijk kwamen ze om gevoelens van onveiligheid in de buurt te sussen, toen er nog leerlingen waren die overlast gaven. Dat is sindsdien gereduceerd tot hooguit twee incidenten per jaar, volgens Van Welie. Nu zijn de coaches er vooral om in de pauzes op te letten en als een soort grote broer of zus te fungeren voor veel leerlingen. ‘Ze matchen je vibe’, verklaart een brugklasser uit 1G.

Schoolcoach Charlon Toppenberg (25)

Schoolcoach Charlon Toppenberg (25), een sportieve student sociaal werk, krijgt tijdens zijn rondje door de school om de haverklap een boks van een leerling. ‘Als er eentje een paar keer alleen zit, dan is er misschien iets mis. Dan ga ik even vragen hoe het gaat.’

Een docent: ‘In mijn les vragen leerlingen weleens of ze even de schoolcoach om advies mogen vragen. Ja, prima. Het gaat dan over relatieproblemen, maar ook over extremere situaties thuis. Zoals ouders die met een traumatische oorlogservaring naar Nederland zijn gekomen.’

Zachte ballen en een weddenschap

Op het Edith Stein noemen leerlingen rijke scholieren die niet tegen een stootje kunnen ‘pussy’s’. De moeder van Zoard vertelde haar zoon een keer dat ze op de dure school waar zij les geeft trefbal spelen ‘met zachte schuimballen’.

Met zachte ballen! Iedereen lacht.

De ouders van Alexia wilden graag dat ze ook eens op de open dag van een gewilde witte school ging rondkijken, omdat de slagingspercentages daar hoger zijn. Misschien kon ze beter overstappen? Alexia zag daar vooral de witte kinderen en voelde zich met haar lichtbruine huidskleur aangestaard.

Khia: ‘Dat had ik ook. Het voelt zo fucking raar daar. Zoveel ogen op jou.’ 

Alexia: ‘En ze vroegen: waarom wil jij naar het vwo? Dat voelde erg oldskool.’

Het Edith Stein hield onlangs zelf ook weer een open dag. ‘Het moment dat de bakfietsen komen’, in de woorden van rector Bram van Welie. ‘De witte ouders zijn altijd supergeïnteresseerd. Wat een mooie school, zeggen ze. En wauw, wat een goede dingen doen jullie en wat een idealistisch verhaal.’

Heel leuk om te horen, antwoordt hij dan, komt jouw kind ook? ‘Dan zeggen ze eerlijk dat dit nog een brug te ver is. Dat is ook gewoon biologie, hoor: de factor “soort zoekt soort” kun je ouders niet kwalijk nemen.’

Het viel Van Welie en de docenten dit jaar wel op hoeveel méér witte, autochtone ouders er waren dan vorige jaren. Ze sloten een weddenschap: Van Welie heeft ingezet op 5 procent nieuwe aanmeldingen van witte autochtone kinderen. Vijftig kinderen, dat zou al ruim tien keer meer zijn dan nu.

In een nieuw tijdperk van superdiversiteit moet je dan ook vertrouwen hebben: ‘We zijn als school nu al mooi in balans – alleen op het gebied van autochtonen nog niet.’