Israël gijzelt duizenden Palestijnen in martelkampen. Amin overleefde dat zeven keer

Wat Israël ‘arrestaties’ noemt, is in werkelijkheid een systeem van onderdrukking, waarin nu bijna tienduizend Palestijnen zonder proces worden gegijzeld. Sinds 7 oktober 2023 is de mishandeling en vernedering van Palestijnen in gevangenschap onvoorstelbaar geëscaleerd. Dit is geen uitwas – het is doelbewust beleid.
Het is een windstille, koude nacht in oktober 2023. De vrouw en zoontjes van Amin (30) slapen, maar zelf zit hij klaarwakker op de bank. Door de ramen in de zitkamer kan hij de toegangswegen naar zijn huis in de gaten houden.
Het scherm van zijn telefoon licht fel op in het duister. In de ene na de andere appgroep verschijnen berichten van duizenden Palestijnen die net zo wakker zijn als hij. Ze houden elkaar op de hoogte: welke wijk van de stad Hebron valt het Israëlische leger vannacht binnen?
Sinds de Hamas-aanval op 7 oktober 2023 pakt Israël al twee weken lang Palestijnen op. Niet alleen in Gaza, waar de aanval vandaan kwam, maar ook op de Westelijke Jordaanoever. Duizenden Palestijnen als Amin zijn al meegenomen; dagelijks verdwijnen mensen die hij persoonlijk kent van de radar.
Online verschijnt beeldmateriaal van wat Israëlische soldaten vervolgens met deze gevangenen doen. In een zo’n video liggen Palestijnse mannen in het zand. Hun handen zijn op de rug gebonden met tiewraps, hun enkels zijn geboeid en ze zijn geblinddoekt. Ze missen al hun kleding, inclusief hun ondergoed.
Zwarte laarzen trappen tegen hun hoofd, hun benen, in hun buik, hun kruis. Er wordt in het Hebreeuws tegen hen geschreeuwd, er wordt gelachen. De gevangenen kermen en roepen. Deze video’s, door Israëlische soldaten zelf op socialemediakanalen geplaatst, maken Amin doodsbang voor wat hem te wachten staat.
De telefoon van Amin licht weer op in het donker: ‘Ze zijn hier.’
Amin wekt zijn vrouw en kinderen. Liefkoost hen. In de verte hoort hij Israëlische militaire voertuigen al naderen. Hij hoort het geschreeuw van soldaten. Hij loopt naar buiten, de soldaten tegemoet. Hij wordt geboeid met tiewraps. Geblinddoekt. In een jeep geduwd.
‘Dit krijg je van wat je hebt gedaan’, zegt de commandant in de jeep.
‘Wat heb ik gedaan?’ vraagt Amin.
‘7 oktober’, zegt de commandant.
‘Dat was Gaza’, zegt Amin. ‘Dit is de Westelijke Jordaanoever.’
‘Álle Palestijnen zijn schuldig aan 7 oktober’, antwoordt de commandant.
Ook de broer van Amin wordt die nacht opgepakt. In de jeep worden ze geslagen, geschopt en gestompt met geweerkolven. Ze worden uitgescholden, bedreigd en vernederd, waarna ze, net als tientallen andere Palestijnse mannen, een militaire basis in Hebron worden binnengebracht.
Amin zit vlak bij zijn broer op de vloer van een ruimte die is volgepropt met Palestijnse gevangenen. Door de blinddoek ziet hij niets. Hij hoort alleen. Voetstappen van soldaten die tussen de gevangenen door lopen. Het doffe geluid van klappen, stompen en trappen. Geschreeuw van pijn en angst.
Opeens herkent Amin een stem: zijn broer is aan de beurt. Zijn lijf staat strak van de spanning. Dan: de eerste klap tegen Amins hoofd. Daarna: een regen van vuisten, voeten en knuppels. Op zijn hoofd, tot hij bloedt. Hij wordt tegen de grond geduwd. Daar laten soldaten hem liggen. Vlakbij hoort hij klappen, en het geschreeuw van de volgende gevangene.
‘Vergeleken met anderen hebben we geluk gehad’, fluistert zijn broer. Ja, denkt Amin de rest van deze eerste nacht van wat een jaar gevangenschap zal worden, vannacht had ik geluk.
Het gewelddadige systeem waarin Amin een gevangene werd
Deze getuigenis van Amin, die ik op vrijdag 7 maart 2025 sprak in zijn woning in Hebron (zijn naam is in dit verhaal veranderd omwille van zijn veiligheid) komt overeen met de getuigenissen van tientallen Palestijnen die in Israëlische gevangenissen werden vastgehouden tussen 7 oktober 2023 en nu.
De verhalen laten zien hoe Israël het gevangenissysteem gebruikt voor het systematisch en doelgericht knakken van tienduizenden Palestijnen en het ernstig beschadigen van het hele Palestijnse volk.

Israël noemt het oppakken van Palestijnse mannen (en soms vrouwen) ‘arrestaties’, maar het komt de facto vaak neer op gijzeling: Israëlische militairen rijden in het holst van de nacht Palestijns grondgebied binnen om daar mensen uit hun huizen te slepen en op te sluiten in Israël – zonder gegronde aanklacht, arrestatiebevel of tussenkomst van de rechter.
Het gevangenissysteem waar zij vervolgens in worden vastgehouden, is niet nieuw: sinds 1967 heeft Israël meer dan 800.000 Palestijnen opgesloten, wat neerkomt op 20 procent van de totale bevolking en 40 procent van alle Palestijnse mannen.*
Sinds de Hamas-aanval op 7 oktober 2023 schaalt Israël deze praktijk nog verder op.* Bij de laatste telling vóór 7 oktober zaten er 5.192 ‘security-gevangenen’* (mensen die door Israël zijn gemarkeerd als ‘veiligheidsrisico’) opgesloten in Israëlische gevangenissen. Daarvan zaten 1.319 in ‘administratieve detentie’, wat betekent dat er geen officiële aanklacht is, geen rechtsproces en dus ook geen bewijs.
Begin juli 2024, negen maanden later, hield Israël 9.623 ‘security-gevangenen’ vast, waarvan 4.781 ‘administratief gedetineerden’.*

Gevangengenomen Palestijnen worden onderworpen aan willekeurige martelingen, seksueel geweld, vernedering, doelbewuste uithongering, gedwongen onhygiënische omstandigheden, slaaponthouding, verbod op en bestraffing van godsdienstige gebruiken, de confiscatie van alle gezamenlijke en persoonlijke bezittingen en ontzegging van adequate medische behandeling.*
Het geweld is zo extreem dat tussen 7 oktober 2023 en nu 64 Palestijnen stierven in Israëlische gevangenissen – ruim drie doden per maand. Op 22 maart 2025 stierf een van de minstens 350 Palestijnse kinderen die momenteel zijn opgesloten in dit gevangenissysteem: Walid Khalid Abdullah Ahmad. Hij was gezond toen hij werd opgepakt. Autopsie wijst uit dat zijn dood naar alle waarschijnlijkheid is veroorzaakt door uithongering die gepaard ging met uitdroging, infectieziekten en de ontzegging van levensreddende medische zorg.* Hij was 17 jaar oud.
De onmenselijke gewelddadigheid in Israëlische gevangenissen is geen uitwas, maar het gevolg van bewust beleid, gevoerd en aangemoedigd door bewindspersonen in de hoogste rangen van de regering. Israël schendt op grove wijze een veelheid aan normen en verplichtingen waaraan het volgens het internationaal recht, het oorlogsrecht en internationaal humanitair recht moet voldoen in de omgang met gevangenen.
De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem noemt Israëlische gevangenissen ‘een van de meest gewelddadige en onderdrukkende staatsmechanismen die het Israëlische regime gebruikt om Joodse superioriteit te handhaven tussen de Jordaan en de Middellandse zee’ en spreekt inmiddels van ‘martelkampen’.

Het verhaal van Amin is exemplarisch. Niet alleen voor het geëscaleerde geweld dat Israël sinds 7 oktober 2023 tegen Palestijnse gevangenen gebruikt, maar ook voor hoe de grondslag voor deze escalatie al lang daarvoor werd gelegd.
Voor de rest van zijn leven gebrandmerkt
De eerste keer dat Amin wordt opgepakt door Israël is in 2012. Hij is dan net 18 jaar en zit in het tweede jaar van zijn studie journalistiek aan de Universiteit van Hebron. Amin is bekend en gerespecteerd onder medestudenten, bevestigen enkele oud-studenten aan mij. Hij kent veel mensen, is maatschappelijk betrokken, ‘zo iemand die altijd overal bij is’. Zodoende heeft hij al tijdens zijn studie werk bij lokale nieuwsorganisaties.
Op een zomernacht in 2012 wordt Amin uit zijn bed getrokken door Israëlische soldaten. Ze vallen het huis van zijn ouders binnen, dat op Palestijns grondgebied staat. Schreeuwen tegen zijn kleine broertjes en zusjes. Blinddoeken Amin, boeien zijn handen met tiewraps en nemen hem – tegen de regels van het internationaal recht – mee naar het politiebureau in Ashkelon, tientallen kilometers verderop. Het is de eerste keer dat Amin op Israëlisch grondgebied is – als Palestijn zonder Israëlisch paspoort of werkvergunning is het voor hem verboden en strafbaar om hier vrij rond te lopen.

In Ashkelon wordt hij urenlang verhoord. Tijdens dat verhoor hoort Amin voor het eerst waarom hij is opgepakt: hij wordt beschuldigd van ‘het verlenen van diensten aan het Islamitisch Blok’, een van de grootste studentenverenigingen op Palestijnse universiteiten.*
Het Islamitisch Blok neemt steevast deel aan de verkiezingen voor de studentenraad. Het is verbonden aan de politieke tak van Hamas, net zoals de andere verenigingen verbonden zijn aan de andere politieke bewegingen op Palestijns grondgebied.
Aangezien de Palestijnse Autoriteit (PA) voor het laatst parlementsverkiezingen organiseerde in 2006,* zijn de studentenraadsverkiezingen op de campus sindsdien de enige vorm van electorale democratie op Palestijns grondgebied. Voor studenten is, naast deelname aan bijeenkomsten die deze verenigingen organiseren, stemmen bij de verkiezingen dus een van de weinige manieren om vorm te geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid. Al decennia vervolgt Israël studenten die politiek actief zijn binnen deze organisaties.*
Amin is inderdaad bij een paar bijeenkomsten van het Islamitisch Blok op zijn universiteit geweest en heeft op de studentenvereniging gestemd tijdens de studentenraadsverkiezingen – allemaal legitieme studentenactiviteiten.
Maar zelfs dat lijkt het Israëlische leger niet te weten, ontdekt Amin tijdens zijn verhoor. Ze beginnen er niet eens over.
Amin wordt geslagen en mishandeld tot het bloed over zijn gezicht stroomt. Er wordt tegen hem geschreeuwd. Hij wordt bedreigd. Hij wordt uitgekleed. Terwijl hij naakt tegenover agenten moet staan, filmen ze hem met hun telefoons. Ze lachen hem uit, bespotten zijn lichaam. Het duurt zo lang en gaat er zo hardhandig aan toe, dat agenten elkaar afwisselen om pauze te kunnen nemen.
Na het verhoor nemen agenten Amin geboeid mee terug naar Hebron. In het bijzijn van zijn familie moet hij met agenten meelopen door zijn eigen huis, terwijl zij de boel overhoop halen. Persoonlijke bezittingen worden doorzocht. Zijn familie wordt agressief behandeld. Bewijs voor eventuele ‘diensten’ die Amin aan het Islamitisch Blok zou hebben verleend, vinden ze niet.
Dat maakt niet uit. In Israël is een juridische clausule opgetuigd om Palestijnen gevangen te kunnen houden zonder formeel rechtsproces en dus ook zonder bewijs: ‘administratieve detentie’.* Onder die clausule wordt Amin bijna acht maanden opgesloten. Bij zijn vrijlating moet hij 2.000 sjekel (bijna 500 euro) betalen aan de staat Israël – er wordt niet duidelijk gemaakt waarom.
De gevangenschap heeft gigantische gevolgen voor Amin. Door hem administratief te detineren op basis van de onbewezen aanklacht dat hij ‘diensten heeft verleend aan het Islamitisch Blok’, koppelt Israël hem aan Hamas en plakt daarmee het label ‘terrorist’ op hem. In het surveillancesysteem waarin Israël gedetailleerde data over alle Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever bijhoudt, zal Amin voortaan bij ieder checkpoint en iedere razzia door het Israëlische leger worden gemarkeerd als dreiging. Hij is nu voor de rest van zijn leven gebrandmerkt.
Daarom weet Amin tien jaar later, als hij hoort over de Hamas-aanslag op 7 oktober, dat hij zal worden opgepakt. Israël wil Hamas te grazen nemen. En denkt het Israëlische leger aan Hamas, dan denkt het nog steeds aan Amin.
Maar oktober 2023 is niet de eerste keer dat Amin opnieuw zal worden opgepakt na de ‘administratieve detentie’ in 2012.
Amins gevangenschap heeft immense gevolgen voor zijn toekomst
Na ruim zeven maanden in het Israëlische gevangenissysteem wordt Amin eind maart 2013 vrijgelaten met een waarschuwing: geen politieke activiteiten meer, anders pakt het leger hem weer op.
Amin mijdt alle evenementen van politieke studentenverenigingen, onthoudt zich van stemming voor de studentenraad. Hij stort zich op zijn studie en op zijn werk als journalist.
Maar Israël laat hem niet met rust. Wekelijks wordt hij gebeld door commandanten van legereenheden in Hebron. Hij moet langskomen. In gesprekken proberen ze van hem een informant voor Israël te maken. Ze dreigen. Ze mishandelen. Ze paaien. ‘Als iemand je iets vertelt, vertel het dan aan ons’, zegt de commandant. ‘En als iemand je een bericht stuurt, bel me dan.’
Amin weigert, maar de agressieve inval in zijn huis, bijna acht maanden gevangenschap en de stalking door het Israëlische leger gaan onder zijn huid zitten. Hij wil nooit meer zo onverwachts uit zijn bed worden gesleurd. Hij wil dat zijn familie nooit meer zoveel angst en schrik wordt aangejaagd. Hij slaapt niet meer goed – ‘met maar één hersenhelft tegelijk, als een dolfijn’ – en schrikt wakker van ieder geluid. Hij wil Israëlische soldaten voor zijn: als ze hem komen halen, wil hij de volgende keer al buiten staan.
In de herfst van 2013 komen ze weer. Amin hoort ze naderen. Hij springt in zijn kleren, waarschuwt zijn ouders en wacht de soldaten buiten op. Het is een déjà vu naar vorig jaar: blinddoek; polsen op zijn rug, tiewraps; gewelddadige, vernederende, urenlange verhoren. En dezelfde aanklacht als vorige keer: ‘Diensten verlenen aan het Islamitisch Blok’.
Slechts vijf maanden na zijn eerste vrijlating, zit Amin opnieuw acht maanden in ‘administratieve detentie’. Voor een onbewezen aanklacht, zonder rechtsproces. Hij is dan nog geen twintig jaar oud.
Deze tweede termijn heeft grote gevolgen voor de toekomst van Amin en zijn rol in de Palestijnse gemeenschap. Voordat Amin werd opgepakt, was hij een jonge, ambitieuze en maatschappelijk betrokken journalist die verslag deed van de Palestijnse realiteit. Maar na in totaal bijna zestien maanden gevangenschap loopt hij ver achter op zijn medestudenten. Hij heeft door herhaalde lange afwezigheid minder goed contact met werkgevers, is losgeweekt van de netwerken waar hij zo actief onderdeel van was. Hij wordt ook voorzichtiger: hij gaat niet meer zoals vroeger op reportage, maar verzamelt nu als bureauredacteur zijn nieuws via de telefoon.
Nog steeds proberen Israëlische commandanten hem in te lijven als informant. Alsof hij als Palestijn maar twee dingen mag zijn: een gebroken man of een collaborateur.
Hij verzet zich tegen beide, maar levert noodgedwongen in: zijn ambitie, zijn maatschappelijke betrokkenheid, zijn stem, zijn plek in de gemeenschap, vriendschappen, slaap.
In het voorjaar van 2016 wordt hij voor de derde keer opgepakt. Dit keer doet Israël zelfs geen moeite om een aanklacht te bedenken. De commandant van de legereenheid die het bevel voert over de wijk waar Amin woont, gebruikt zijn bevoegdheid om Palestijnen tijdelijk vast te houden onder het mom van ‘veiligheidsrisico’. Amin wordt, met andere woorden, opgepakt, gevangengehouden en mishandeld ‘voor het geval dat’.
Dit keer zit Amin drie maanden vast. Om vrij te komen moet hij weer 2000 sjekel betalen. Het is het laatste jaar van zijn studie en de opsluiting vreet aan zijn afstudeercijfer. Amin verlaat de universiteit met nauwelijks nog werk als journalist. Met angst om zijn beroep uit te oefenen. Met resultaten ver beneden zijn niveau.
Eind mei 2018 wordt hij weer opgepakt. Deze keer zit hij een week vast. Hij verlaat de gevangenis met een nieuw doel: hij wil een gezin stichten.
‘Neem dit advies van me aan’, heeft de commandant bij zijn laatste vrijlating gezegd. ‘Trouw. Word vader. Dan zul je druk zijn met je huisje, boompje, beestje en heb je geen tijd meer voor politieke activiteiten.’ Zich onthouden van maatschappelijke betrokkenheid blijkt voor Israël niet genoeg. Misschien, denkt Amin, zal het hebben van een huiselijk bestaan voor Israël voldoende zijn om hem eindelijk met rust te laten.
Het verhaal van Amin is het verhaal van het Palestijnse volk
Op een oktobernacht in 2021 schrikt Amin wakker uit zijn gebruikelijke lichte slaap. Hij hoort militaire voertuigen en heeft zijn kleren al aan voordat ze zijn straat hebben bereikt. Hij kust zijn vrouw en twee jonge zoontjes. Daarna loopt Amin naar buiten. Hij kent de routine: blinddoek, tiewraps, jeep, ronkende motor.
Hij zit deze keer twee weken vast. Routine: klappen, trappen, vernederingen, dreigementen, gepaai. Zijn gezin, dat door de commandant eerder als uitweg werd geschetst, wordt nu tegen hem gebruikt. ‘Je hebt twee opties’, zegt de commandant tegen Amin. ‘Je kunt met me werken. Of je komt straks vrij, gaat terug naar je gezin, en dan pakken we je weer op. En weer, en weer. Je bent nu vader. Als je slim bent, kies je de deal.’
Amin zegt nee. In de zomer van 2022 wordt hij weer opgepakt en drie dagen opgesloten.
Alle Palestijnen leven in een realiteit waarin familieleden, vrienden en kennissen of zijzelf plotseling van de radar kunnen verdwijnen. Alle vormen van maatschappelijke betrokkenheid of verzet tegen de Israëlische bezetting maken het risico hierop groter – zowel voor de Palestijn in kwestie als voor zijn of haar familie.
Dit scheurt het sociale weefsel. Het beschadigt gevangenen mentaal. Het breekt gezinnen op. Het maakt Palestijnen monddood. En het creëert onderling wantrouwen: iedereen weet hoeveel druk Israël uitoefent op gevangenen om informatie over andere Palestijnen te geven. Het is moeilijk om niet aan elkaar te gaan twijfelen.
Om een betekenisvol leven te leiden onder de militaire bezetting, hebben Palestijnen elkaar nodig. Ze ontlenen hun identiteit en gezamenlijke kracht aan het collectief, en vinden er bescherming. Maar Israël keert die collectiviteit juist tegen de Palestijnen: door hen collectief als veiligheidsrisico te behandelen, wordt de belangrijkste levenslijn voor Palestijnen tegelijkertijd een valstrik.

Hoe Israëlische gevangenissen martelkampen werden
Het bikkelharde gevangenissysteem van Israël, waarin mensenrechten al decennia met voeten worden getreden,* werd de afgelopen jaren nog harder. Al maanden voor de Hamas-aanslag op 7 oktober 2023 leidde een nieuwe politieke wind in Israël tot beleidsveranderingen. Ze werden doorgevoerd door de minister van Binnenlandse Zaken, Ben Gvir, en gesteund door het hele Israëlische kabinet.
Gvir gaf in september 2023 het bevel om familiebezoeken te beperken voor wat hij ‘terroristen’ noemt,* maar wat in feite duizenden Palestijnse ‘security-gevangenen’ zoals Amin zijn. Sommige hervormingen, zo schrijft de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, ‘hebben geen enkel ander doel dan het kwellen van gevangenen’.* Bijvoorbeeld: het begrenzen van tijd om te douchen (maximaal vier minuten), het minderen van maaltijden en het sluiten van pitabakkerijen in de gevangenis, ‘want het is absurd om terroristen iedere dag vers brood te geven’.*
‘Om zijn politieke geluid realiteit te maken’, schrijft B’Tselem, ‘heeft minister Ben Gvir vanaf het moment dat hij is aangesteld openlijk aangestuurd op een beleid dat Palestijnse gevangenen vernedert en hun meest basale rechten vertrapt. Hij begon hiermee lang voordat de oorlog uitbrak en gebruikte wetswijzigingen, zijn politieke ambt en publieke uitspraken om zijn nieuwe koers te realiseren.’*
Door dit beleid, dat door gevangenismedewerkers wordt omarmd en ijverig geïmplementeerd, transformeerde het Israëlische gevangenissysteem na 7 oktober 2023 razendsnel in een netwerk van martelkampen; opgetuigd om tienduizenden Palestijnen als Amin te onderwerpen aan extreem en zelfs dodelijk geweld. Volgens B’Tselem is de enige mogelijke conclusie dat Israël martelingen pleegt die gelijkstaan aan oorlogsmisdaden, en mogelijk zelfs misdaden tegen de menselijkheid.*
Wat er met Amin gebeurde nadat hij in 2023 opgepakt werd
Op 21 oktober 2023 wordt Amin vanuit de militaire basis in Hebron overgeplaatst naar een van deze martelkampen: Gush Etzion.
Amin zit weer uren op de grond. Hij is nog steeds geblinddoekt. Hij hoort weer de doffe klappen. Gekreun. Geschreeuw. Lachende soldaten.
Verderop hoort hij een man om water smeken. Dan hoort hij hem jammeren. Door zijn gezicht langs zijn knie te wrijven, schuift Amin zijn blinddoek een stukje opzij. Hij ziet hoe een soldaat in een beker urineert. Andere soldaten dwingen de gevangen man om de urine op te drinken.
Amin ziet dat er zo’n honderdvijftig gevangenen op de grond zitten. Soldaten kunnen niet iedereen tegelijk in de gaten houden. Als hij hoort dat ze op afstand zijn, schuift hij zijn blinddoek vaker opzij. Hij ziet mishandelingen. Hij ziet hoe een man die uit zijn hoofd bloedt wordt meegetrokken en hoe soldaten de wond dichtmaken met een nietmachine.
Amin wou dat hij dood was.
Een doorsneedag in een Israëlisch martelkamp
In de weken na 7 oktober 2023 escaleert het geweld in Israëlische gevangenissen op gruwelijke wijze. Die escalatie is in lijn met de retoriek van Israëlische leiders. Yoav Gallant, op dat moment minister van Defensie, noemt inwoners van Gaza ‘menselijke beesten’. President Isaac Herzog noemt ‘het hele Palestijnse volk verantwoordelijk voor de aanslag’ op 7 oktober 2023. *
Na die brute nacht in Gush Etzion wordt Amin weer verplaatst. Vijftien dagen en nachten wordt hij in de Ofer-gevangenis op willekeurige momenten urenlang en met veel geweld verhoord over de aanslag op 7 oktober – waar hij niets van afweet.
Daarna wordt hij overgebracht naar de Nafha-gevangenis en met twaalf tot veertien gevangenen opgesloten in een cel die geschikt is voor zes tot acht mensen. Amin heeft een ijzeren plaat om op te slapen. In de eerste maand van zijn gevangenschap krijgt hij geen deken en geen matras. Doordat de gevangenis in de Negev-woestijn staat, waar de temperatuur ’s nachts rond het vriespunt ligt, klappertandt Amin de hele nacht door.

Dit is hoe de meeste dagen er voor Amin uitzien tijdens zijn jaar in gevangenschap: als hij de koude nacht achter de rug heeft, moet hij tot de middag wachten op zijn eerste maaltijd. Die bestaat uit één ei (vaak rot),* twee olijven en vier of vijf stukjes pitabrood (stukjes; geen hele broodjes), of iets vergelijkbaars.
Er is één uur water per dag. In dat uur moeten Amin en zijn celgenoten naar het toilet en zichzelf en hun kleding proberen te wassen. Er is geen spiegel, geen kam, geen scheergerei, geen zeep. Amin vindt dat hij nog geluk heeft: hij heeft tenminste twee sets ondergoed.
In dat uur moeten de gevangenen ook water verzamelen voor de rest van de dag. Omdat er geen bekers of flessen zijn, bewaren ze dat water vaak in de vuilniszak uit de prullenbak.* Als bewakers dat zien, maken ze gaten in de zak.
Gevangenen zijn aan de lopende band ziek. Er zijn schurftuitbraken waarvoor geen behandeling wordt verstrekt. Naar buiten mogen ze zelden. Amin brengt zoveel uren door in zijn met insecten bevolkte cel zonder zonlicht, dat hij een gevoel van vriendschap ontwikkelt voor een mier die een tijdlang door zijn cel trippelt.
Hoewel alle persoonlijke bezittingen aan het begin van hun gevangenschap zijn afgepakt, doorzoeken bewakers toch drie tot vijf keer per dag de cellen. Amin en zijn celgenoten worden daarbij in de hoek van de cel gedreven. Op de knieën. Gezicht naar de muur. Buigen. Handen in de nek. Bewakers hebben vuurwapens, knuppels, vechthonden, stalen neuzen. Wie opkijkt, wordt te grazen genomen. Wie om iets vraagt – water, hulp voor een medegevangene – wordt te grazen genomen. Wie volmaakt stilzit en zijn mond houdt, wordt te grazen genomen.
Zijn tweede en laatste maaltijd krijgt Amin ’s avonds: een handje rijst met een stukje schnitzel of kalkoen en wat yoghurt. Zowel de rijst als het vlees zijn meestal niet gaar, de yoghurt is vaak bedorven. Eens per week zit hier een eetlepel jam bij – waardevolle valuta in de onderlinge voedselhandel die Amin en medegevangenen voeren. Omdat de zoete jam het enige voedsel is met smaak, levert die veel op.
Alle gevangenen lijden extreme honger. Er zijn gevangenen die ziek worden van het eten, bijvoorbeeld omdat ze diabetes, een glutenallergie of andere aandoeningen hebben. Voor hen worden geen alternatieven verstrekt en medicijnen worden in de meeste gevallen ontzegd. Sommige gevangenen raken hierdoor niet alleen ernstig ondervoed en uitgedroogd, maar sterven aan het gevangenisdieet* en de onthouding van medische zorg.
Amin en zijn celgenoten worden op willekeurige momenten met geweld uit hun cel gesleept en ontboden bij bewakers. Daar krijgen ze te horen dat hun familie is vermoord. Dat hun vader is opgepakt. Dat hun broer gewond is geraakt. Die informatie kunnen ze tijdens hun gevangenschap niet verifiëren; ze mogen geen bezoek, hebben geen contact met de buitenwereld maar wel vele loze uren in hun cel om zich zorgen te maken.

Als een lappenpop door de kamer getrapt
Op een dag wordt Amin uit zijn cel gehaald. ‘Jij gaat op reis’, zeggen de bewakers. De bekende routine: blinddoek, tiewraps, cellenbus, ijzeren ketenen, ijzeren tralies, geweerkolven tussen zijn ribben. Diezelfde eindeloze regen van haat die hij inmiddels kan dromen: ‘Hoerenjong. Terrorist. Hond.’
Eerste stop: de Eshel-gevangenis in Beër Sjeva. Verhoor. Klappen, trappen, vernederingen, bedreigingen. Tweede stop: de Ramla-gevangenis, waar hij moet overnachten. Iedere dertig minuten komt een bewaker zijn cel in. Lichten aan. Harde geluiden. Klaar. Deur dicht. Ogen dicht. Dertig minuten. En opnieuw.
Volgende dag. Routine: blinddoek, tiewraps, cellenbus, ijzer, pijn, ‘hoerenjong’. Volgende gevangenis: Ofer, uren verderop, in Ramallah. Geen idee waarom hij hier is. Uitstappen. Mee proberen te lopen terwijl zijn geboeide polsen achter zijn rug richting zijn nek worden geduwd.
Naar binnen. Lege ruimte. Groep soldaten. Routine.
Nee. Wacht. Dit is geen routine.
Na de eerste klap weet Amin wat dit is. Dit is zo’n ‘feestje’ waar gevangenen elkaar voor waarschuwen. Op deze ‘feestjes’ kunnen soldaten en bewakers zich uitleven op een Palestijnse gevangene.
Amin heeft erbij gezeten als andere gevangenen hiervoor werden meegenomen. Hij is erbij geweest als ze werden teruggebracht. Met gebroken botten. Met gezichtsverlies door hoofdtrauma. Vandaag is het zijn beurt om als een lappenpop door de kamer te worden getrapt.
Terwijl hij zijn hoofd probeert te beschermen, zegt hij tegen zichzelf: als dit voorbij is, ga je terug naar de Nafha-gevangenis. Daar ben je veilig. Daar doen ze dit niet.
Hij dwingt zichzelf de gevangene te vergeten voor wie hij laatst in Nafha nog om hulp heeft gesmeekt bij de deur van zijn cel. De bewakers hadden de man in elkaar getrapt en vervolgens laten liggen in zijn eigen bloed, terwijl hij – steeds zachter, steeds minder vaak en steeds minder verstaanbaar – bleef zeggen dat hij doodging. ‘Roep als hij geen adem meer haalt’, hadden bewakers tegen Amin gezegd. Zodra de man dood was, waren ze er binnen een minuut.
Maar misschien heeft Amin weer geluk. Hij krijgt een trap tegen zijn borst. Hij hoort gekraak. Ademhalen doet opeens veel pijn. Nog een trap. Hij moet zijn hoofd blootstellen om zijn borst te beschermen. Als hij dit overleeft, denkt hij terwijl de soldaten hem martelen, als hij straks terug kan naar Nafha, is dit voorbij.
Bont en blauw en met gebroken ribben, vindt hij zichzelf uren later terug in de cellenbus. Eerste stop: Ramla. Nacht. Routine: dertig minuten slapen. Deur open, geschreeuw, lampen, herrie, deur dicht. Tweede stop: Eshel. En dan, eindelijk, 48 uur nadat zijn ‘reis’ begon: terug in Nafha. Hij wordt naar zijn cel gejaagd. Gaat op de grond liggen. Hij leeft nog. Hij heeft geluk gehad.

De martelingen laten permanente sporen na
In oktober 2024, een jaar nadat hij werd opgepakt, komt Amin vrij. Hij is kaal geworden. Hij is veertig kilo kwijt. En zichzelf.
‘Als je een jaar lang wordt vernederd, mishandeld, laat dat sporen na’, vertelt Amin me een paar maanden later in zijn huis in Hebron. Hij heeft me net een document van het Rode Kruis laten zien. Het is een A4’tje dat grotendeels uit een tabel bestaat, waar in het Engels en het Arabisch data van Amins opsluiting en vrijlating worden opgesomd. Deze laatste keer was anders: ‘Toen ik thuiskwam zei mijn vrouw: “Amin, je moet me niet sparen. Je moet me alles vertellen wat je daar hebt meegemaakt.” Maar dat lukt me dit keer niet.’
Hij praat soms met een psycholoog. ‘Ik heb dat nog nooit aan iemand verteld, zelfs niet aan mijn vrouw. Omdat het moeilijk is voor mijn geliefden om te zien wat gevangenschap met mij heeft gedaan. Het is moeilijk voor hen, dat het me niet lukt om onder de mensen te zijn zoals vanouds. Soms kom ik mijn kamer niet uit. Soms wil ik niemand zien. Ik weet niet goed meer hoe ik me tot mensen en tot mijn leven moet verhouden, nadat ik een jaar lang ben behandeld als een beest.’
De zoontjes van Amin lopen soms binnen tijdens ons gesprek.
‘Waar was je vader?’ vraagt een vriend en collega van Amin, die ons gesprek vertaalt.
‘In de gevangenis’, antwoordt een van de jongetjes – hij is vier. ‘Ze hebben mijn vader meegenomen. En zijn haren afgepakt.’
‘Hoe vertel je je kinderen hierover?’ vraag ik Amin. Het valt me op dat hij zijn verhaal – dat hij grotendeels in het Arabisch vertelt – niet onderbreekt in hun bijzijn.
‘Ik vertel hen in grote lijnen wat er is gebeurd’, zegt Amin. ‘Op een dag zijn zij groot. En omdat ze Palestijnse kinderen zijn, zullen ook zij hier niet aan kunnen ontsnappen. Als vader is het mijn taak om ze daarop voor te bereiden.’
Op het moment van publicatie zitten 9,792 ‘security-gevangenen’ opgesloten in de martelkampen van het Israëlische gevangenissysteem.*