Meer huizen bouwen hoeft toch niet zo moeilijk te zijn?
Minder koeien, meer huizen. Een bouwbaas die de vaart in projecten houdt. Tien nieuwe woonplaatsen, óók in weilanden. Bezwaarmakende buurtbewoners buitenspel, woningzoekers eerst. Het is een greep uit de nieuwe woonvisie die deze week door fractievoorzitter Rob Jetten van D66 werd gepresenteerd. ‘Het is code rood’, zegt Jetten over de woningnood. ‘Mensen kunnen niet langer wachten.’
Code rood is het inderdaad, want zelfs als projectontwikkelaars broodnodige huizen willen bouwen, wordt dat keer op keer vertraagd. Wat hebben de buurvrouw van Mona Keijzer, de Boeing 737 en een bunzing in Amersfoort met elkaar gemeen? Ze hebben ieder op hun eigen manier de bouw van nieuwe woningen lamgelegd.
Op het Binnenhof knikken mannen en vrouwen in pakken al jaren instemmend. ‘100.000 nieuwbouwwoningen’, lees ik in menig partijprogramma. Maar in werkelijkheid is het vooral Haags voor ‘vanaf morgen ga ik elke dag sporten’.
Had men vanaf 2021 daadwerkelijk het beloofde tempo gehaald, dan hadden nu ruim 138.000 huishoudens een nieuw thuis gehad. Dat zouden meer woningen zijn dan de hele stad Eindhoven bij elkaar.* Ook dit jaar halen we echter naar verwachting niet de beloofde 100.000 nieuwbouwwoningen, maar blijven we steken op 73.000.*
Je zou haast gaan denken dat het een soort natuurwet is: iedereen wil nieuwbouw, maar die lijkt gewoon niet van de grond te kúnnen komen.
Maar zo is het niet; een van de grootste belemmeringen leggen we onszelf op. In een tijd van stijgende kosten en een hogere rente zetten we projectontwikkelaars vast in een cachot van regels, eisen en procedures, waarmee werkelijk iedereen en z’n moeder de bouw kan tegenhouden.
Een moeras aan regels maakt bouwen onmogelijk
Stel: je wilt dolgraag een trampoline voor je kinderen in de achtertuin zetten. Eenvoudig, toch? Maar nee. Een ambtenaar legt je opeens uit dat de trampoline moet passen bij het straatbeeld, de privacy van de buren niet mag aantasten en geen beschermde plantensoorten mag overschaduwen.
Wat begon als een simpele trampoline, is veranderd in een kluwen van tegenstrijdige belangen. Als je doorzet, ben je zes maanden en een stapel papier verder. In zo’n wereld hoef je in de meeste tuinen geen vrolijk springende kinderen te verwachten.
Wanneer een belangrijk doel wordt overschaduwd door talloze bijkomende eisen, komt er vaak weinig van terecht. Nieuwbouw in Nederland is precies zo’n cocktail van belangen geworden. Buurtbewoners, boeren, bunzings, konijnen,* water, sociale rechtvaardigheid: alles moet kloppen voordat er gebouwd mag worden.
Maar te midden van al dat geweld raakt één belang steevast ondergesneeuwd – het belangrijkste belang: dat van de toekomstige bewoners. Een paar alledaagse taferelen in dit circus:
- De bouw van 126 woningen in de Amersfoortse wijk Liendert ligt een jaar stil – vanwege een bunzing.* Dit schichtige beschermde dier, familie van de das, moet eerst een nieuw onderkomen krijgen vóórdat de aannemer mag beginnen aan huizen voor mensen.
- Mona Keijzer – nu nota bene de minister van Volkshuisvesting – procedeerde, toen ze tijdelijk uit de politiek was, tot aan de Raad van State tegen de bouwers van een woonzorgcomplex voor dementerenden.* Ze zei alleen te willen dat het gebouw een kwartslag gedraaid werd voor haar buurvrouw, maar gebruikte alles, van stikstofregels tot huismussen, om dat doel te bereiken. Gevolg? Twee jaar vertraging.*
- En dan was er nog de uitspraak van de Raad van State in 2022: de bouw van 2.500 nieuwe studentenwoningen op een braakliggend kantoorterrein werd afgekeurd. Geluids- en veiligheidsregels rond Schiphol stonden permanente bewoning in de weg. Dit ondanks het feit dat er pal naast dit terrein al een enorm studentencomplex staat, op campus Uilenstede. En wat zouden studenten liever hebben: een eigen plek met wat geluidsoverlast, of nog jaren thuis bij paps en mams?
De lijst gaat nog veel verder – ik zat met open mond te luisteren toen ik deze podcast van collega Jesse Frederik beluisterde.
Er is nog voldoende ruimte om te bouwen
Zoom je iets uit, dan zie je dat in meer dan 80 (!) procent van de gemeenten nieuwbouwprojecten te maken krijgen met verzet van buurtbewoners,* en in driekwart van de gemeenten wordt ‘aantasting van het uitzicht’ aangevoerd als reden. De bouw van één op de drie nieuwbouwwoningen wordt vertraagd, en sommige bewoners chanteren ontwikkelaars door hun protest in te trekken voor bedragen die oplopen tot wel 100.000 euro.
Oh, en op landbouwgrond, die meer dan de helft van de Nederlandse bodem beslaat, mag je meestal niet bouwen. Voorts is het idee dat Nederland ‘vol’ zou zijn een even onproductieve als cynische leugen. Hoeveel van ons land is werkelijk bebouwd? Driekwart? De helft? Misschien een kwart? Nee – slechts 15 procent. En dat is nog inclusief wegen, parkeerplaatsen en industrie.
Nederland is niet vol. Een voller Nederland zou betekenen dat we meer woningen hadden. De woningnood hebben we niet te danken aan een tekort aan grond, maar aan een overschot aan mensen en instanties met hun hand op een rode knop.
Een ramp biedt ook kansen
Enerzijds is het woondossier een ramp. Het jarenlange falen van bestuurders is niet alleen een persoonlijk drama; het niet hebben van geschikte woonruimte vergroot ongelijkheid, remt productiviteit, verergert klimaatproblemen, stimuleert obesitas en leidt zelfs tot minder geboortes.
Anderzijds biedt het een kans. Mensen willen dolgraag een woning, ontwikkelaars staan te popelen om te bouwen, banken en pensioenfondsen willen investeren in stenen als het rendeert. Daar kunnen we voor zorgen, door de volkshuisvesting eindelijk zo in te richten dat het belang van de woningzoekende vooropstaat, en niet één van de duizenden andere deelbelangen.
Zo bezien is de ‘noodwoonwet’ die D66 wil een welkom geluid. Niets tegen bunzings, maar laten we eerst zorgen voor een thuis voor mensen.