Woke is uit, zelfs op links. Zijn ze daar hun eigen idealen vergeten of zo?

Valentijn De Hingh
Correspondent Populaire cultuur

Woke means you’re a loser. Everything woke turns to shit’. Rara, wie sprak deze eloquente woorden? 

Natuurlijk: niemand minder dan de Amerikaanse president Donald Trump, ruim drie jaar geleden,

Schelden op wokeness was tegen die tijd al lang en breed onderdeel van zijn repertoire, iets wat gedurende zijn herverkiezingscampagne zo zou blijven. Nu hij weer in het Witte Huis zit, tekent hij het ene na het andere presidentiële decreet dat de uitwassen van woke om zeep moet helpen.

De VS is niet het enige land waar antiwoke sentimenten de politiek domineren. Wereldwijd grepen critici van wokeness de macht, ook in Nederland. Ons huidige kabinet barst van de woke-sceptische partijen:  

Het ongenoegen met woke reikt dan ook verder dan de politiek alleen. Waar bedrijven en media zich eerst maar wat graag profileerden als progressief, geldt inmiddels een nieuw devies:

Voorbeelden van recente wokegerelateerde controverses zijn legio: een Amerikaans biermerk dat wordt geboycot Twitteraars die vallen over de Disney-verfilming van Sneeuwwitje, De Telegraaf die zich verkneukelt om  

Woke is zijn mojo kwijt.

Verrassend is dat niet; rechts heeft de afgelopen jaren hard zijn best gedaan om de woke waterput zorgvuldig te vergiftigen. Wat wél verrassend is, is hoe goed dat is gelukt. Zelfs voorvechters van woke (in de regel links-progressieve politici, opiniemakers en activisten) proberen elke associatie te vermijden. 

Daardoor staan zij niet alleen op het punt om het kind met het progressieve badwater weg te gooien, maar zelfs gelijkheid als fundament onder de linkse politiek weg te slaan.

Wat is woke nu precies?

Eerst even: waarover hebben we het ook alweer als het over ‘woke’ gaat?

Van oudsher waren het zwarte Amerikanen die de uitdrukking ‘stay woke’ gebruikten In de Black Lives Matter-beweging raakte de term opnieuw in zwang, als hashtag onder activisten. Langzaamaan verschoof de betekenis naar een breder besef van sociale onrechtvaardigheid. Dat racisme, homofobie, transfobie of vrouwenhaat een grote impact hebben op de levens van de slachtoffers ervan, dat wisten zwarte mensen, lhbti+’ers en vrouwen allang. Via het begrip ‘woke’ bereikte dat besef echter als nooit tevoren de mainstream. 

‘Woke’ is dus niet zozeer een politieke beweging, maar een blik op de wereld waarmee de oorzaken van onderdrukking en ongelijkheid scherper in beeld komen.

Op rechts werd de term echter al snel hét synoniem voor alles wat stom is aan links-progressieve mensen en waarden. Zo vormde zich de karikatuur van de woke activist als hypergevoelige, onverdraagzame en humorloze zeurpiet.

Op een karikaturale uitwas kun je een hele beweging niet beoordelen

Die kritiek was heus weleens terecht. Met woke sloop er een politieke correctheid in het publieke debat die in zijn meest extreme vorm verstikkend werkte. Progressieve activisten bestreden onverdraagzaamheid en uitsluiting soms met onverdraagzaamheid en uitsluiting, vooral online (de zogenaamde cancelcultuur). Bovendien leidde de meest ongenuanceerde uitleg van identiteitsgerelateerde ongelijkheid tot een wereldbeeld van daders en slachtoffers, en daarmee tot polarisatie in plaats van verbinding.

In sommige gevallen bracht woke wat het zei te bestrijden – wreedheid verpakt als gelijkheidsstrijd.

Maar op een gegeven moment leek het haast een sport wie de verderfelijke invloed van ‘woke ideologie’ het meest kon overdrijven. In plaats van een beweging die onzichtbare vormen van onrecht zichtbaar maakt, en zichzelf daarin af en toe overschreeuwt, ontstond het beeld van een gevaarlijke, totalitaire sekte. En omdat die karikatuur eindeloos werd herhaald in rechtse media, beklijfde ze.

Het gevolg? Woke werd langzaam maar zeker een radioactief begrip – zo radioactief dat ook medestanders ervan weglopen.

Zelfs progressieve medestanders keren woke de rug toe

Voor wie het nog niet had gehoord: sinds de vele verkiezingswinsten van radicaal-rechts de afgelopen jaren, in zo’n beetje elke westerse democratie, Wat dat nieuwe verhaal precies moet worden, daarover zijn de meningen verdeeld. Maar over één inzicht lijkt iedereen het wel eens: alles wat riekt naar woke moet zo gauw mogelijk bij het vuilnis.

Neem Ezra Klein, New York Times-journalist en maker van een populaire podcast. Al snel na de verkiezingswinst van Donald Trump kwamen experts in zijn show vertellen dat de Democraten hadden verloren omdat ze zich te veel aan de radicale eisen van one issue-bewegingen als Black Lives Matter Zelf sprak Klein zich uit in een Q&A-aflevering,

Of wat te denken van oud-correspondent Rutger Bregman, momenteel op avontuur in de Verenigde Staten. Begin deze maand postte hij op en een lijstje aanbevelingen voor de Democratische partij (en daarmee, vermoed ik, voor links-liberale partijen overal). Advies nummer drie? Schuif op culturele thema’s terug naar het midden: dimmen met de identiteitspolitiek, afstand nemen van linkse culture warriors, toon matigen op migratie. O ja, en geef nou eindelijk eens toe dat mannen en vrouwen van elkaar verschillen!

Ziehier het geniepigste effect van de rechtse hetze tegen woke, waarin de laakbare methodes van de radicaalste woke-activisten constant worden verward met de doelen van woke-activisme an sich: onrecht aankaarten en ongelijkheid bestrijden. Die onheuse samentrekking nemen linkse rakkers inmiddels klakkeloos over.

Terechte kritiek op de meest rabiate culture warriors gaat daarmee gelijk op met ‘normaal doen’ over gender en migratie. Maar gaat dat laatste niet over kwetsbare groepen waar linkse politiek juist voor op zou moeten komen?

In wezen pleiten zowel Klein als Bregman voor een algehele halt op woke; om verkiezingen te winnen moet links inzetten op haar populaire economische standpunten, en zo ver mogelijk wegblijven van impopulaire culturele standpunten. Ik geef ze geen ongelijk. Waarschijnlijk vergroot het uitbannen van woke de kansen van links om aan de macht te komen exponentieel.

Alleen vraag ik me af welke politiek we daar vervolgens voor terugkrijgen.

Voor wie is die linkse machthebber straks nog bereid te vechten? Voor wie kán die linkse machthebber vechten, als de belangen van minderheidsgroepen ‘woke’ zijn verklaard, en daarmee automatisch onaanraakbaar zijn?

Wat dient progressieve politiek nog wel?

In 2021 schreef ik al Vier jaar later zie ik dat ‘bewustzijn’ nog het minste is waar we ons zorgen om moeten maken.

Het onrecht waarvan de woke-activist zijn medemens probeerde te doordringen, is in de huidige wereld een realiteit als nooit tevoren. 

In de Verenigde Staten worden transgender personen weigert Trump een onwettig gedeporteerde immigrant en worden vanwege ‘diversiteitszuiveringen’ links en rechts

Maar door de woke podiumvrees van linkse politici blijven de flagrante discriminatie, het racisme en de transfobie van dit beleid nagenoeg onbenoemd.

Tijdens een speech voor het Amerikaanse congres spendeerde Trump laatst ruim vijf minuten aan het bashen van trans personen en tien minuten aan het besmeuren van immigranten;

Het toont het succes van de rechtse strategie: door ‘woke’ als ultieme vijand af te schilderen, hebben ze elke vorm van morele kritiek in de kiem gesmoord. En kunnen ze vervolgens ongestoord hun gang gaan.

Wat overblijft is een linkse politiek waar de goegemeente misschien weer op wil stemmen, maar die er niet in slaagt te doen waar linkse politiek van oudsher voor bedoeld is: opkomen voor de mensen die haar het meest nodig hebben. Een tandeloze politiek die dreigt te verdrinken in het ongemak met de eigen idealen.

Wie dus vindt dat links woke overboord moet gooien: bezint eer ge begint. Want voor je het weet, speel je radicaal-rechts verder in de kaart.