Hoe de overheid de burger tot hindermacht heeft gemaakt

Haagse politici en ambtenaren denken dat ze grote problemen als de woon- of stikstofcrisis kunnen oplossen zonder het maatschappelijk middenveld. Maar als je werkgevers, werknemers en belangenorganisaties geen verantwoordelijkheid geeft, spreek je ook hun betrokkenheid niet aan. Het resultaat: ieder voor zich en geen oplossing in zicht.
Iedere week gebeurt er wel iets tenenkrommends in Den Haag. Zo behelsde het ‘strengste asielbeleid ooit’ een poging om vrijwilligers hun lintje te ontzeggen, en wist het kabinet na weken studeren een stikstofbeleid te maken waar niemand ook maar in de verste verte een oplossing in kon zien.
Maar de dagelijkse problemen van gewone burgers, zoals overlast van dakloze arbeidsmigranten, de onbetaalbaarheid van een behoorlijk huis en de oplopende zorgkosten, blijven liggen.
Dat ligt niet alleen aan het kabinet-Schoof. De rot zit dieper en begon al eerder: de landelijke overheid en politiek hebben afgeleerd te luisteren naar de samenleving. Specifieker: ze hebben het vermogen verloren de organisaties en verbanden waarin burgers bijeenkomen medeverantwoordelijk te maken voor het overheidsbeleid.

Geen achttien miljoen losse individuen
Tussen de individuele burger en de overheid bestaat een web van verbanden waarin mensen een collectief doel nastreven en daaraan hun eigen bijdrage leveren. Of het nu sport- of buurtverenigingen zijn, vakbonden, boerenorganisaties, kerkgenootschappen, actiegroepen, wooncollectieven of zangkoren, zij vormen het cement van de samenleving. In deze verbanden zijn mensen onderdeel van een gemeenschap, hun particuliere belang is ondergeschikt.
Dit ‘maatschappelijk middenveld’ is steeds meer buitenspel gezet. Met grote gevolgen, want 18 miljoen losse individuen laten zich natuurlijk niet van bovenaf besturen.
Hoezeer politiek debat en beleid zijn losgezongen van wat gewone mensen beweegt, toonde het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, over de opvattingen van burgers over migratie. Een ruime meerderheid denkt genuanceerd over dit in Den Haag volkomen gepolariseerde onderwerp: de asielinstroom mag wel wat minder, maar wie vlucht voor oorlog en geweld moet hier welkom zijn en goed worden opgevangen (inclusief snelle integratie). En ook: arbeidsmigratie is nuttig voor onze arbeidsmarkt en economie, maar de uitwassen – uitbuiting, mensonwaardige huisvesting en dakloosheid – moeten worden bestreden.
Een ruime meerderheid denkt genuanceerd over migratie, een in Den Haag volkomen gepolariseerd onderwerp
Maar een fractie van de ondervraagden is voor het geheel opengooien of geheel sluiten van de grenzen. Het ‘volk’ houdt dus, als altijd eigenlijk, het midden. Kijkt wel naar het eigenbelang, maar zeker ook naar het geheel. Verliest de medemenselijkheid niet uit het oog, maar houdt het graag praktisch.
Tegen deze achtergrond steekt het debat in de Kamer schril af. Daar zien we een minister Marjolein Faber (PVV) die met steun van een Kamermeerderheid alle nuance en menselijkheid bedekt onder een dikke deken van eigenbelang (‘eigen volk eerst’). En een minister Eddy van Hijum (NSC) die, met behulp van dezelfde Kamermeerderheid, weigert de allang bekende uitwassen van de arbeidsmigratie aan te pakken, zodat de uitzendbureaus, de grote tuinders en de bazen van de distributiecentra kunnen blijven profiteren van deze misstanden (‘eigen bedrijf eerst’).
Complex beleid, meer detail
In de afgelopen decennia is het steeds gebruikelijker geworden dat overheidsbeleid van bovenaf gemaakt en tot in het kleinste detail uitgewerkt wordt. Steeds grotere departementen hebben steeds meer wetgevingsjuristen aan het werk om steeds complexere beleidsmaatregelen in steeds gedetailleerdere regels vast te leggen. De samenleving is ingewikkelder geworden en pluriformer, dus denkt de overheid ook gedetailleerder regels te moeten maken.
Zo was het niet altijd. Vanaf de jaren vijftig tot diep in de jaren negentig was het gebruik dat de overheid eerst overlegde met maatschappelijke verbanden en organisaties, opgebouwd vanaf het lokale en regionale naar het landelijke niveau, over wetgeving en beleid. Probeer er eerst met elkaar uit te komen, juist vanwege die uiteenlopende belangen.
Dit gepolder moest een breedgedragen uitruil van belangen opleveren, binnen de doelstellingen en (budgettaire) condities die de overheid stelde. Kwam hier een werkbaar compromis uit, dan liet de overheid vaak ook de uitvoering aan de organisaties zelf over.
Grote projecten waren maatschappelijke projecten
Zo is de intensivering van de landbouw in de jaren vijftig en zestig ontworpen en uitgevoerd door het Landbouwschap, een samenwerkingsverband van alle boerenorganisaties, vakbonden en andere betrokkenen bij de agrarische sector (we kennen nu de keerzijden, maar het was toen revolutionair).
Zo is een belangrijk deel van de sociale zekerheid ontworpen en uitgevoerd door organisaties van werkgevers en werknemers, verenigd in de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid.
Zo laten wij al eeuwenlang het onderwijs organiseren en uitvoeren door schoolbesturen en hun organisaties, binnen kwaliteits- en financieringsnormen die de overheid stelt. Democratie was meer dan één keer in de vier jaar je individuele stem uitbrengen. Op collectief niveau praatten de burgers via hun organisaties van begin af aan mee. Politici werden geselecteerd op hun verbindingen met dit middenveld.

Het decennium van de zelfoverschatting
Aan het begin van de jaren negentig heeft zich van de Haagse politiek een desastreuze zelfoverschatting meester gemaakt. De druk van aanhoudende bezuinigingen gaf zuurstof aan het idee dat de overheid moest terugtreden en meer maatschappelijke problemen aan de ‘eigen verantwoordelijkheid van de burger’ moest overlaten.
Vreemd genoeg werd ook door de christendemocraten, die toch een lange traditie in het middenveld kenden, die ‘eigen verantwoordelijkheid’ vooral individueel en niet collectief ingevuld. Vanuit liberale hoek meende men met een terugtredende overheid meer ruimte voor de vrije markt te kunnen maken, lees: voor het bedrijfsleven. De verantwoordelijke burger transformeerde in een individuele consument.
De verantwoordelijke burger transformeerde in een individuele consument
Ook de sociaaldemocraten lieten zich niet onbetuigd bij het afbreken van de overlegeconomie. Zij omarmden het ‘primaat van de politiek’. Hiermee werd het accent gelegd op parlementaire besluitvorming en de rol van maatschappelijke organisaties ingeperkt. De overlegeconomie werd – nogal overdreven – afgedaan als ondemocratische ‘achterkamertjespolitiek’. Zo gaf de Haagse politiek zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties in 1993 de schuld van de stijgende arbeidsongeschiktheid.
In een klimaat waarin deze aanval op de overlegeconomie op brede politieke bijval kon rekenen, sneuvelde een jaar later ook de adviesplicht van de regering aan de Sociaal-Economische Raad, en werd de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO), een overleg van vakbonden en het bedrijfsleven, ontmanteld. Overheid en parlement konden het wel alleen af.
Parlementariërs zonder maatschappelijke ervaring
Om carrière te maken binnen de grote politieke partijen ging ervaring bij maatschappelijke organisaties steeds minder tellen, evenals regionale binding. De gedachte was dat hierdoor de ‘kwaliteit’ van de volksvertegenwoordigers zou toenemen, en er minder behartigers van deelbelangen in de fracties zouden komen.
Of de kwaliteit van de volksvertegenwoordigers de laatste decennia is toegenomen, valt te bezien; hoe zou je dat moeten meten? Een veelgehoorde klacht is dat politici zo ver afstaan van de samenleving, alleen al doordat de samenstelling van het parlement geen afspiegeling is van de maatschappij. Wel zijn de oude banden tussen volksvertegenwoordiging en maatschappelijk middenveld vrijwel volledig verbroken en staan onze politici veel minder ‘in de samenleving’ dan voorheen. De controle van de Tweede Kamer op de regering is daarmee minder een controle vanuit en voor de burger geworden.
Het ligt niet alleen aan de bureaucratie
Het toeslagenschandaal heeft laten zien dat centrale wetgeving, bureaucratie en digitale systemen tot extreme onmenselijkheid in de uitvoering kunnen leiden. En dat ligt niet alleen aan een te ver doorgevoerde bureaucratie; het ligt evenzeer aan een politiek en ambtelijk opereren dat volkomen losgezongen is van maatschappelijke invloeden.
Te vaak werkt overheidsbeleid onbegrijpelijk, maar ook onredelijk en onrechtvaardig uit voor de gewone burger, en dat zijn wij allemaal. Te vaak worden reële problemen niet opgelost maar vooruitgeschoven en nemen de kwalijke maatschappelijke gevolgen steeds verder toe. Te vaak wordt een reëel probleem als de uitwassen van de (arbeids)migratie en de gebrekkige integratie van legitieme asielzoekers toegedekt door een veelheid van polariserende slogans die misschien een gewenst electoraal effect hebben, maar een oplossing geen millimeter dichterbij brengen.
De overlegeconomie heeft indertijd laten zien dat het ook anders kan. Waarom zouden we daar niet alsnog van kunnen leren?

Dat kan veel beter
Neem het terugdringen van de stikstofuitstoot. Als de overheid zich beperkt had tot het neerleggen van de doelen in 2030 en de beschikbare financiële middelen, zou men de rest ook eerst aan de betrokken boerenorganisaties, milieuorganisaties, provincies en gemeenten kunnen voorleggen. Die zijn immers allang met elkaar in overleg, zodat zich inmiddels al 1500 boeren (vooral uit de intensieve veehouderij) hebben gemeld om te stoppen. Met de dreiging van gedwongen inkrimping van de veestapel en uitkoop op de achtergrond, was de kans groot geweest dat uit zo’n overleg een compromis gerold zou zijn dat dicht bij de reductiedoelstelling komt.
Nu hebben opeenvolgende ministers allerlei ‘overlegtafels’ ingericht en ‘topoverleg met de landbouworganisaties’ gevoerd, maar pas nadat het beleid letterlijk tot achter de komma was uitgedacht door het ministerie van Landbouw. Dan is het niet gek dat de andere partijen op hun strepen gaan staan en zich tegen de minister keren. Als je de organisaties van betrokkenen geen verantwoordelijkheid geeft, spreek je ook hun natuurlijke betrokkenheid op het algemeen belang niet aan. De overheid maakt goedwillende burgers tot hindermacht. Zo krijg je geen beleid, en zeker geen effectieve uitvoering.
Of neem de asielopvang. Het wemelt in het land van burgers en organisaties die bereid zijn vluchtelingen op te vangen op hun eigen menselijke manier. Denk aan kerken, moskeeën, synagogen, buurthuizen, wijkcentra, lokale bedrijven. De opvang van de grote groep Oekraïners in 2022 en 2023 (omvangrijker dan de groep asielzoekers) heeft dat laten zien. Wat let de overheid om zich te beperken tot het vaststellen van een globale verdeling van het aantal asielzoekers over de gemeenten, zoals in de spreidingswet, en het vaststellen van een vergoeding per opvangplaats? Als je binnen die kaders de gemeenten vraagt met hun lokale maatschappelijke organisaties de opvang kleinschalig te regelen, hadden we hier niet een groeiend landelijk probleem gehad.
Schoof I: de apotheose van een falende overheid
Wie over de mensen, maar zonder de mensen denkt te kunnen regeren, mobiliseert vooral de hindermacht (‘vetomacht’) van de burgers en krijgt in onze samenleving weinig gedaan.
Het kabinet-Schoof is in dat licht de apotheose van 35 jaar falende politiek. De terugtredende overheid, ruimte voor de vrije markt en politieke overmacht zijn inmiddels uitgemond in wat we, vrij naar Pim Fortuyn, ‘de puinhopen van het neoliberalisme’ mogen noemen. Het is politiek zonder luisteren, zonder betrokkenheid van de mensen in het land, zonder plek voor de maatschappelijke verbanden en organisaties die de samenleving leefbaar maken.
Als binnenkort een nieuw centrumlinks kabinet kan aantreden – bestaande uit CDA, VVD, D66 en GroenLinks-PvdA – komt er ruimte voor de rehabilitatie van het maatschappelijk middenveld en is er zicht op het doorbreken van deze impasse. De overlegeconomie, een solide verzorgingsstaat en toegankelijke publieke diensten zijn daarmee nog niet terug, maar als de samenleving weer een plek krijgt in Den Haag, komt het met de instituties ook wel goed.