Deze Goede Gesprekken leerden mij hoe je opkomend fascisme kunt herkennen

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken

‘Tegenwoordig draagt het fascisme een driedelig pak’, vertelde historicus Philipp Blom me zes jaar geleden. Sindsdien is de vraag ‘Herhaalt de geschiedenis zich?’ alleen maar relevanter geworden. Daarom: alle lessen die ik leerde van twaalf Goede Gesprekken over de gevaren van fascisme.

Het schijnt de gewoonste zaak van de wereld te zijn geworden: doodsbedreigingen. Als politici of wetenschappers iets beweren waar iemand anders het mee oneens is, zegt zo iemand: ik ga geweld gebruiken om jou de mond te snoeren. Dat is nog geen fascisme, maar zo’n burger is wel klaar voor een totalitaire samenleving.

De ontvangers van de doodsbedreigingen hangen het liever niet aan de grote klok, maar het sturen ervan is wijdverbreid. Is dit niet een signaal dat een fascistoïde praktijk de samenleving binnengeslopen is?

De eerste aan wie ik, in mijn rol als journalist en interviewer, vroeg of het fascisme een comeback maakte, was Philipp Blom. Dat was op 7 september 2019, nog geen zes jaar geleden. Blom toonde zich huiverig voor een al te gemakkelijke vergelijking tussen de jaren dertig en de ontwikkelingen waarvan wij getuige zijn. Het is nooit hetzelfde. ‘Tegenwoordig draagt het fascisme een driedelig pak’, zei hij treffend.

Drie maanden later sprak ik Willem Schinkel over het boek Theorie van de kraal: Kapitaal, ras, fascisme, dat hij samen met Rogier van Reekum schreef. Schinkel was recht voor zijn raap en dat interview beschouw ik nog altijd als een van de belangwekkendste uit mijn serie Goede Gesprekken. Er was geen sprake van een comeback, aldus de socioloog, want het fascisme was gewoon nooit weg geweest, het maakt deel uit van onze liberale orde. Immers, aan de basis van het liberale denken ligt het idee dat wat tot een gemeenschap behoort, ontvreemd moet worden. Het moet kapot. Volgens Schinkel bevindt ‘fascisme zich altijd aan de liberale horizon. Er is een continuüm waarin liberalisme en fascisme in elkaars verlengde liggen. Liberalen hebben fascisme nodig om te claimen dat ze zelf geciviliseerd zijn.’

Overigens hanteren Schinkel en Van Reekum een definitie die is ontleend aan Walter Benjamin: ‘Fascisme is het volk mobiliseren zonder de productieverhoudingen te willen veranderen.’ Een slagzin om te onthouden. En aan het einde van hun boek pleiten de auteurs voor liefde. Als politiek instrument dus! Verder nog vragen?

Daarna hebben zich razendsnel vele ontwikkelingen voorgedaan. Binnen Europa, maar in feite overal in de wereld, met als voorlopig dieptepunt de eerste honderd dagen van de regering-Trump. Volgens John Morijn kán het supersnel gaan, de ontmanteling van de democratie. Kijk naar Hongarije en Polen. Illiberale, uiterst rechtse leiders hebben steevast dezelfde agenda: ze zullen stap voor stap de wetenschap, rechtspraak, kunst en journalistiek onschadelijk willen maken, want dat zijn hun tegenstanders – gezworen vijanden van het fascisme.

Onlangs ging ik met Timothy Ryback, historicus, expliciet in op de vergelijking tussen de opkomst van het fascisme onder Hitler en de huidige ontwikkelingen. Ook hij was voorzichtig. Hij stelde expliciet dat hij geen simpele vergelijkingen wilde maken, maar hij deed het voortdurend. Het is kennelijk onontkoombaar geworden. Verschillende inzichten vond ik diep verontrustend – de functie van polarisatie bijvoorbeeld. Het is een doelbewust middel om de samenleving uit elkaar te rukken: het stabiliserende midden moet kapot, want dan blijft er alleen strijd over. In het vacuüm galmt de roep om de sterke man. Ook iets om in onze oren te knopen: onder Hitler ging de democratie niet stuk door één man, maar doordat andere politici hem lieten begaan. En de journalistiek was onmachtig.

Wat niet wil zeggen dat de media er niet toe doen – integendeel. Het ondermijnen van de waarheid is dodelijk voor een democratie. En als het om polarisatie gaat: Bart Brandsma biedt een helder inzicht in de dynamiek van het fenomeen. Hij pleit bevlogen voor leiderschap over het stille midden.

Omdat de aanwezigheid van (vormen van) fascisme niet langer geloochend kan worden, is de vraag steeds belangrijker wat we ertegenover kunnen zetten. Dat is niet weinig.

Het eerste waar ik aan denk, is moed. Hierin is Berber van der Woude voor mij een lichtend voorbeeld. Ze werkte voor Buitenlandse Zaken, maar nam ontslag omdat ze het beleid van BZ ten aanzien van Israël en de Palestijnen niet meer met haar geweten kon verenigen. Vervolgens deed ze in een videoboodschap een emotioneel appel op de andere ambtenaren om hun verantwoordelijkheid te nemen. ‘Het is de plicht van ambtenaren om te blijven adviseren op basis van de feiten, de verantwoordelijkheden die we hebben vanuit beleid, wetgeving en internationaal recht. Om je niet in een hok te laten duwen omdat “dit nou eenmaal is wat de politiek van ons wil, dus je houdt je mond en voert het maar uit”.’ Toen ik tijdens ons gesprek vroeg wat haar moed voedde, zei ze: ‘De hoop dat het beter kan.’

Naast moed en denkkracht kan woede een rol spelen. Woede als motor om te handelen, in verzet te komen en dingen te willen veranderen. Luister naar wat politicus Mpanzu Bamenga daarover te zeggen heeft. ‘Woede is energie. Je kunt kiezen hoe je dat inzet. Je kunt het inzetten door kwaad te worden en om je heen te slaan. Je kunt het zelfs inzetten om kwaad aan te richten, naar jezelf toe of naar anderen. Maar je kunt die energie ook inrichten om goede dingen te doen. Doelmatig te zeggen wat je met die energie gaat doen. Zo krijg je dingen voor mekaar waar je normaal geen energie voor zou hebben gehad.’ Inmiddels is Bamenga lid van de Tweede Kamer.

Het krachtigste antidotum tegen het opkomende fascisme is wel het besef van fundamentele interconnectedness, zoals Mogobe Ramose het noemde in ons gesprek over het Afrikaanse begrip ‘ubuntu’, wat je kunt lezen als: ‘niemand is een eiland’. Het komt terug bij iemand als Rebekka de Wit. Tegen de keer kent zij juist aan afhankelijkheid waarde toe. In de praktijk krijgt dit gestalte in de vorm van de coöperatie. Ik ben er in de loop van de jaren talloze inspirerende voorbeelden van tegengekomen. Misschien is mij het dierbaarst Farida Moultmar: zij houdt een coöperatief naaiatelier draaiende in Rotterdam-Zuid. Ze ontroerde me met haar door het islamitische geloof geïnspireerde houding van openheid, kwetsbaarheid en waarachtige medemenselijkheid.

Ja, en dan is er het middel van vreedzaam verzet. Een uitstekende gids op dit terrein is Protesteren voor beginners van Lodewijk van Oord. Als je succes wilt hebben met je protesten, moet je beschikken over humor en een lange adem. Sterker nog: je doet er goed aan je protest op te zetten als een militaire operatie, waarin drie elementen niet mogen ontbreken: 1. Maak je standpunt duidelijk aan de buitenwereld. 2. Doe dingen die niet mogen (snelwegen bezetten). 3. Doe dingen niet die wel moeten (seks, belasting betalen). Ook vruchtbaar, aldus Van Oord: een wisselwerking tussen mensen van de daad en mensen van de geest, de intellectuelen die zorgen voor context.

Op de een of andere manier lijkt alles samen te komen in mijn gesprek met Sinan Çankaya, schrijver van het essay Galmende geschiedenissen. Hij is moedig en woedend, hij ontziet zichzelf niet, en het is een felle aanklacht jegens het geweld dat uitgaat van de orde waar wij deel van uitmaken, en waarin witheid de boventoon voert. Hij schrijft: ‘Het Westen onthulde zich eerst in de koloniën, toen in Auschwitz, en blijft zich “onthullen” in Palestina.’ Hij roept vragen op over de Nederlandse herinneringscultuur (in de aanloop naar de herdenking van 4 mei des te prangender): of we niet een extreem selectief geheugen hebben, en waarom we zo weinig oog hebben voor het lijden van de Palestijnen in Gaza? En, even confronterend: hebben we wel allemaal hetzelfde recht van spreken?

Çankaya citeert in zijn boek een gedicht van Remco Campert, zoon van Jan Campert, journalist die in een concentratiekamp is omgekomen: ‘Verzet begint niet met grote woorden/maar met kleine daden […] jezelf een vraag stellen/daarmee begint verzet/en dan die vraag aan een ander stellen.’

Dat is precies wat Sinan doet aan het einde van zijn interview.