Het seksleven van de oermens was (misschien wel) gelijkwaardig, polyamoreus en hartstikke gezellig
Hoe we ons de holenmens voorstellen – bezitterige mannen die weerloze vrouwen hun grot inslepen – heeft grote invloed op hoe we de mens beschouwen. Kan een andere blik op de oermens ons een nieuwe toekomst bieden, en vooral: ideeën over seks en relaties op hun kop zetten?
Laatst werd Andrew Tate – je weet wel, die professionele vrouwenhater naar wie 13-jarige jongetjes opkijken – nog maar weer eens aangeklaagd voor seksueel geweld.*
Zijn voormalige vriendin, influencer Brianna Stern, stapte naar de politie wegens ‘sexual assault and battery’. Als deel van de bewijsvoering bracht ze screenshots naar buiten van hun appgesprek.* Daarin gebruikt Tate eerst nog poezelige babypraat (‘pookiepumpkinprincess’), om vervolgens te schrijven: ‘I’m going to hit you tonight.’ In vele variaties: ‘I’m going to beat the fuck out of you’, ‘rape you and beat you’.
Als zij wil weten waarom, antwoordt hij: ‘If you’re mine why wouldn’t I be able to hit you.’
Geen vraagteken.
Wat me rillingen bezorgt, is de vanzelfsprekendheid die uit dit berichtje spreekt. Niet alleen die van het geweld en het brute idee van het recht van de sterkste – de meeste mensen slaan hun partner niet. Wat me nog meer dwarszit, is de achteloze onderbouwing van dat geweld: you’re mine. Want dat is een manier waarop de meeste geliefden wél over elkaar denken. Mijn man. Mijn vrouw. Mijn eigendom.
Klopt ons standaardverhaal over menselijke seksualiteit wel?
Je zou kunnen denken dat dit gedrag simpelweg de extreemste vorm is van een universele menselijke eigenschap: we vormen koppels, en zijn vervolgens bezitterig.
Met de grootste nonchalance beweert men dat dit ‘gewoon’ of ‘van nature’ zo gaat: mensen zijn jaloers en claimerig in de liefde. Het is de basis van ontelbare films, mythes, verhalen, liedjes. Het is gewoon de evolutie: selfish genes! Vrouwen zoeken een man uit met geld, macht, status, zodat hij kan zorgen voor haar en haar kinderen. Mannen strijden onderling om de beste vrouw, die jong, sappig en vruchtbaar oogt, want hij wil zich voortplanten. De sterkste krijgt zijn zin.
Dan is het natuurlijk wel belangrijk dat hij zeker weet dat die vrouw zíjn kinderen draagt, dus ziet hij erop toe dat ze het met niemand anders doet. Zij op haar beurt is jaloers uit angst te worden verstoten, en met haar kids te worden overgeleverd aan de wrede buitenwereld. De bottomline: in principe zijn we monogame en jaloerse dieren; het nucleaire gezin is de oervorm.
Zo gaat ons standaardverhaal over menselijke seksualiteit. Maar klopt dat wel?
Van geen kant, betogen Christopher Ryan en Cacilda Jethá in Sex at dawn: How we mate, why we stray, and what it means for modern relationships.*
Dat boek, uit 2010, deed veel stof opwaaien omdat het ons beeld van (relaties in) de prehistorie totaal omkeerde. Het werd een bestseller; de bekende Amerikaanse columnist Dan Savage noemde het ‘het belangrijkste boek over de menselijke seksualiteit sinds Kinsey’.
Maar er was ook flinke kritiek: specialisten op allerlei gebieden wezen op slordigheden en klaagden dat Ryan en Jethá wel heel handig cherrypicken uit antropologische en archeologische data. Een theorie over de prehistorie blijft hoe dan ook moeilijk te bewijzen, en een controversiële theorie zal altijd tegenwind krijgen.
Dit is namelijk de kern van Sex at dawn: de mens is niet van nature monogaam, en is dat ook nooit geweest.
De nieuwe prehistorie is poly
In de negentiende en twintigste eeuw beeldden mensen zich de holenman in als een man die een vrouw veroverde en haar aan haar haren naar zijn grot sleepte. Hij zou haar en haar kinderen verdedigen. Het leven was een strijd.
We zijn nog steeds helemaal niet van dat beeld verlost, maar vandaag stellen sommige mensen zich iets anders voor: egalitaire groepen van jagers-verzamelaars, waarin vrouwen een hoge status hadden, bezit en jaloezie niet bestonden, en iedereen seks had met iedereen.
Elke tijd krijgt de prehistorie die hij verdient – en de nieuwe prehistorie is poly.
Ga maar na, schrijven Ryan en Jethá. Als mensen van nature monogaam zijn, waarom zijn er dan zoveel taboes rondom vreemdgaan? Op sommige plekken kun je daarvoor worden gestenigd. Iets wat van nature zo is, hoef je niet met zoveel geweld af te dwingen.
Met andere woorden: er gaapt een kloof tussen theorie en menselijke praktijk. Monogamie is als een kledingstuk dat ons voortdurend wordt aangeprezen, dat bijna iedereen draagt, maar dat bijna niemand past.
Bovendien is er geen enkele mensaap die in groepen leeft en monogaam is. Wij lijken het meest op chimpansees en bonobo’s, en die doen het met iedereen. Toch wordt het seksleven van onze naaste verwanten zelden meegenomen in speculaties over hoe de mens het ‘van nature’ doet.
En kijk eens naar ons lichaam. Strikt monogame dieren hebben maar een klein beetje zaad nodig. De gorilla bijvoorbeeld, hoe groot hij ook is, hij heeft piepkleine balletjes, want bij gebrek aan concurrentie is één zaadlozing eigenlijk genoeg. De mens daarentegen heeft relatief grote ballen (veel zaad, veel potentiële partners).
Ook de hypothese dat de mens van nature in een harem leeft – waarbij één alfamannetje heel veel vrouwtjes heeft en er dus flink door de mannen onderling om de vrouwen gevochten wordt, zoals bij gorilla’s – past niet bij ons fysiek: bij diersoorten waarbij dit het geval is, zijn mannetjes gemiddeld dubbel zo groot als vrouwtjes. Bij ons gemiddeld maar zo’n 10 procent.
De landbouwrevolutie maakte het liefdesleven van de mens een stuk ongezelliger
Misschien is het culturele ideaal van monogamie niet ouder dan de landbouw, schrijven Ryan en Jethá. Vóór de landbouw was er nauwelijks privébezit. Erfenissen? Geen kwestie. Dat maakt het ook minder belangrijk wie je ouders zijn. En dus is het ook geen halszaak met wie een vrouw naar bed gaat.
Groepen die vandaag de dag jagen en verzamelen, zijn doorgaans egalitair: alles wordt gedeeld – dat kan ook niet anders voor het overleven van de groep. Bezitterigheid is een groter taboe dan promiscuïteit. Er zijn groepen die af en toe geritualiseerde groepsseks hebben, en waar het not done is om het bij één partner te houden. Dat kan een groot voordeel hebben: als je niet precies weet wie wiens kind is, voel je je verbonden met álle kinderen.
Misschien, speculeren Ryan en Jethá, had de prehistorische mens wel een ander idee over ouderschap, zoiets als sommige Amazone-volkeren,* die uitgaan van meervoudig vaderschap: een foetus groeit dankzij een verzameling van zaad, dus hoe meer vaders een bijdrage leveren aan de zwangerschap, hoe beter. De uiteindelijke baby heeft verschillende vaders, en als hij er een verliest aan een ziekte of ongeluk, dan staan er nog andere vaders voor hem klaar. Best handig. Het vergroot je overlevingskansen.
Als dit klopt, is menselijke monogamie pas honderd eeuwen oud. Landbouw bracht privébezit, privébezit (opgepot en geclaimd door mannen) maakte het belangrijk om vaderschap vast te stellen, dat bracht allerlei taboes rondom vrouwelijke seksualiteit, met als resultaat seksuele frustratie aan alle kanten.
Zoals historicus Yuval Noah Harari ook al schreef in zijn boek Sapiens: landbouw was misschien goed nieuws voor de mensheid als diersoort – want sindsdien zijn we enorm in aantal gegroeid – maar voor de individuele mens werd het er niet leuker of gezelliger op, en voor de vrouw pakte het ronduit ellendig uit.
Wat aanvankelijk een nicheonderwerp lijkt – het seksleven van de oermens – blijkt springstof te bevatten voor ons hele moderne bestaan.
Een nieuw perspectief op de holenmens zou alles kunnen veranderen
We zien onszelf in de prehistorie, gekleed in berenvellen weliswaar, maar toch: onze voorouders, onszelf. Hoe we ons de holenmens voorstellen, heeft grote invloed op hoe we de mens zien. En mogelijk op hoe we de liefde beleven.
Stel dat deze visie van de polyamoreuze, egalitaire, bezitloze prehistorie zou doordringen tot de populaire cultuur. Stel dat we zouden gaan geloven dat de mens van nature zó is. Dat zou alles veranderen: seks, taboes, jaloezie, relaties, woon- en bouwvormen, economie, ouderschap, genderverhoudingen – alles.
Stel je voor dat we voortaan naar de prehistorie kijken en geen harige man met een knuppel zien die een vrouw naar zijn grot sleept om haar, en zijn bezit, te bewaken, maar een groep jagers-verzamelaars die alles delen. Een samenleving waarin seks niet automatisch jaloezie betekent. Waarin ‘ik vind jou leuk’ losstaat van ‘je bent van mij’.
Het euvel van Sex at dawn is de grote stelligheid van de auteurs. Wat mij betreft schetsen ze een mogelijke, misschien zelfs waarschijnlijke prehistorie. Maar als we één ding weten over de mens, dan is het dat menselijk gedrag immens veelvormig is. Ryan en Jethá zoeken naar één prototype holenmens, en ik vraag me af of die er ooit geweest is.
Bewijsbaarheid is één ding. Wat me meer interesseert, is de mogelijke culturele impact van deze theorie. Ons idee van de holenmens heeft grote invloed op ons zelfbeeld, en daarmee op ons heden en onze toekomst. The prehistorical is political.
Risico’s voor vrouwen
Eerder schreef ik al over het heilige huisje van het monogame, nucleaire gezin, en hoe de luiken ervan tegenwoordig worden opengegooid voor wat frisse wind. Er is een goede reden om dat te doen: het is daar binnen dikwijls bedompt en soms ronduit gevaarlijk.
Aan de standaardaanname dat mensen monogame koppels (moeten) vormen, en aan de bezitterigheid die daarbij komt, kleven vooral voor vrouwen risico’s. Denk aan huiselijk geweld à la Andrew Tate en – het uiterste daarvan – femicide.
De meeste vrouwen die in Nederland door geweld omkomen, worden gedood door een (ex-)partner. En dat gebeurt het vaakst op het moment dat een vrouw het koppel dreigt te verlaten of net verlaten heeft: geweld als boete voor het doorbreken van het monogame gebod. Gemiddeld wordt er in Nederland iedere acht dagen een vrouw slachtoffer van femicide.* Mannen doden hun partner vaak uit een gevoel van ‘krenking, bezitterigheid en jaloezie’.* Stel dat je dat kon wegsnijden.
Nog los van jaloezie en geweld: erkenning van de enorme veelvormigheid van menselijke relaties kan wat lucht brengen in onze beleving van de liefde. Vooral voor mensen die zichzelf om de oren slaan omdat ze het moeilijk vinden te voldoen aan het monogame culturele ideaal, en die menen dat de beddendood die daar soms bij hoort, hun persoonlijke falen is.
Ik hoop dat er snel meer wetenschappers hun licht laten schijnen op het prehistorische liefdesleven. Want het bijstellen van onze beeldvorming over de ‘natuurlijkheid’ of onontkoombaarheid van bepaalde verhoudingen – zoals bezitterige liefdesrelaties – zou vandaag bijzonder welkom zijn.
Na decennia van experiment en openheid steekt er de laatste jaren weer een straffe reactionaire wind op rondom gender en relaties. Denk tradwife, denk your body, my choice,* denk helaas opnieuw aan Andrew Tate. Ideeën die letterlijk levensgevaarlijk kunnen zijn.
Misschien kunnen we die sentimenten, met hulp van een nieuwe prehistorie, eindelijk als verleden tijd gaan beschouwen. Ze zijn niet eeuwig, ze zijn niet evolutionair ingebakken, de mens is al sinds mensenheugenis tot veel meer amoureuze variatie in staat.
Dat weet trouwens ook de taalarcheoloog. Het woord ‘vrij’ komt van het Oergermaans *frijaz, en betekende oorspronkelijk ‘bemind, geliefd’.
Vrijen en liefhebben zijn in hun wortels vrij.