Elke gemeente Microsoft-vrij? Het kan! (Maar niet als het vrijblijvend blijft)

Om onze afhankelijkheid van Amerikaanse servers te verkleinen, heeft het kabinet toegezegd te werken aan een ‘rijkscloud’: een Nederlandse server waar overheden veilig hun data kunnen opslaan. Maar die rijkscloud is er nog niet. Wat kost het, waarom moeten we het willen, en wat kunnen we leren van Rusland?
Het goede nieuws? De Tweede Kamer wil een Nederlandse cloud.
Wat eerst een ideetje was, een gedachte-experiment dat vooral op enthousiasme van academici, activisten en enkele gemeenteraadsleden kon rekenen, is inmiddels een motie die met een ruime Kamermeerderheid is aangenomen.
In de motie wordt de regering opgeroepen om die rijkscloud – een plek waar overheden zoals ministeries, gemeenten en waterschappen veilig met hun data kunnen werken – echt te bouwen.* Het vooruitzicht dat de Amerikaanse president Donald Trump via Amerikaanse clouddiensten de digitale infrastructuur van de Nederlandse overheid zou kunnen stopzetten en afluisteren, was voor veel Kamerleden de druppel.*
Het slechte nieuws? Die rijkscloud is er nog niet. Nu begint het pas.
Iedereen is het erover eens dat die rijkscloud ‘in volledig Nederlands beheer’ moet zijn. Maar dan? Wat houdt die cloud in, en is de overheid verplicht de rijkscloud te gebruiken als die eenmaal is gebouwd? Het zijn cruciale vragen, en als Nederland daarop geen goed antwoord heeft, dreigt voor de rijkscloud hetzelfde als voor de stikstofcrisis: het vooruitschuiven van problemen voor de volgende regering.
‘Een rijkscloud in volledig Nederlands beheer’: waarom willen we dat ook alweer?
Even terug: waarom is de rijkscloud zo belangrijk?
Simpel: de Nederlandse overheid is erg afhankelijk van clouddiensten. Ze gebruikt die diensten bijvoorbeeld om paspoorten uit te geven, het weer te voorspellen en vertrouwelijke bestanden op te slaan. En vooral: voor de digitale werkplek, de kantoorsoftware waarmee je samenwerkt aan bestanden, mailt en communiceert (denk aan Outlook, Word en Excel).
Het probleem is dat de Nederlandse overheid bijna de helft van haar clouddiensten heeft ondergebracht bij cloudbedrijven, schreef de Algemene Rekenkamer begin dit jaar in een rapport.* En een belangrijk deel van die bedrijven is Amerikaans: Google, Amazon en Microsoft.
Het betekent dat de Verenigde Staten via die clouddiensten toegang zouden kunnen krijgen tot onze gegevens, en in het meest extreme geval zelfs bedrijven kunnen dwingen hun diensten aan de overheid stop te zetten – een risico waar tech-expert Bert Hubert al jaren voor waarschuwt.* Dat risico is reëel, bewees Trump kort na het begin van zijn tweede termijn: de Amerikaanse regering heeft Microsoft met sancties gedwongen de e-mail van de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof stop te zetten.
Op 18 maart 2025 heeft de Tweede Kamer daarom allerlei moties aangenomen die de afhankelijkheid van de Amerikaanse cloud moeten verkleinen. Eén motie, van GroenLinks-PvdA-lid Kathmann, riep de regering op een alternatief te bouwen, door een aanbesteding uit te schrijven voor ‘een rijkscloud in volledig Nederlands beheer, met functionaliteit voor vertrouwelijke communicatie tussen departementen en veilige dataopslag’.*
Dat is vrij duidelijk, zou je zeggen. Toch laat zo’n zinnetje de regering nog veel ruimte om het serieuze probleem van Amerikaanse afhankelijkheid niet écht op te lossen.
De digitale werkplek van de Nederlandse overheid ligt nu in handen van één partij: Microsoft
Want wat zou die rijkscloud eigenlijk moeten behelzen? De staatssecretaris voor Digitalisering Zsolt Szabó (PVV) heeft in een reactie op de moties toegezegd dat hij zich inzet voor een ‘soevereine overheidscloud als alternatief voor public clouddiensten’, als onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)* die waarschijnlijk deze week wordt gepubliceerd.
Dat is vrij breed en kan gaan over van alles – ook de software voor het uitgeven van paspoorten bijvoorbeeld. Maar het klinkt op zijn minst als een alternatief voor de digitale werkplek waar de hele Nederlandse overheid gebruik van maakt. En dat is mooi, want die digitale werkplek is een belangrijk onderdeel van zo’n rijkscloud.
Op dit moment wordt die digitale werkplek bij de Nederlandse overheid verzorgd door één partij: Microsoft. Als je daarvoor een alternatief bouwt, ben je een stuk minder afhankelijk van de VS. En als je dat alternatief dan als opensourcesoftware beschikbaar maakt, doe je allerlei andere organisaties die zich zorgen maken over dezelfde afhankelijkheid een groot plezier.
Maar die digitale werkplek is een enorm project. Het gaat natuurlijk over alternatieven voor de software die we dagelijks gebruiken. Maar dat is niet het enige: volgens Microsoft bestaat zo’n werkplek uit meer dan veertig diensten.*
Achter de schermen draait namelijk nog allerlei andere software die zorgt dat alles werkt. Bestanden moeten ergens worden opgeslagen, gebruikers moeten verschillende rechten hebben om bij die bestanden te kunnen, laptops en telefoons moeten op afstand beheerd kunnen worden, bestanden moeten automatisch geback-upt en verwijderd worden. En het moet allemaal goed beveiligd worden. Die software op de achtergrond is zo mogelijk complexer dan de kantoorsoftware waar iedereen dagelijks mee interacteert.
Het probleem is dat een alternatief ecosysteem vrijwel precies hetzelfde moet werken. Want de gemiddelde organisatie heeft binnen de Microsoft-omgeving allerlei eigen tooltjes gebouwd om onderdelen aan te passen aan hun eigen wensen. Als migreren naar een alternatief betekent dat zo’n tooltje niet meer werkt, is het maar de vraag of gebruikers überhaupt gaan overstappen.
Honderden ontwikkelaars en (minstens) honderden miljoenen
Softwaredeveloper Rick Pastoor heeft ervaring met het ontwikkelen binnen het Microsoft-ecosysteem. Hij heeft de afgelopen jaren met een start-up gewerkt aan de ontwikkeling van een agenda-app die moest werken binnen Microsoft. Dat was al een enorme klus. Een alternatief ontwikkelen voor het hele Microsoft-ecosysteem is nog veel ingewikkelder.
En dat kost geld. Bij zijn start-up werkte uiteindelijk een handjevol ontwikkelaars. Als je een volledige digitale werkplek wil ontwikkelen, moet je volgens Pastoor een veelvoud van zulke teams inrichten. Dan werk je al snel met tientallen, zo niet honderden slimme – en dus dure – ontwikkelaars.
‘Ik vind het heel moeilijk om dit te schatten’, zegt Pastoor. ‘Een simpel proof of concept bouwen op je zolderkamer kost niet veel geld. Maar dat concept vervolgens ontwikkelen naar een volwassen oplossing die geschikt is voor grote bedrijven wel. Het kost sowieso in de orde van tientallen miljoenen euro’s om een eenvoudig alternatief te bouwen voor e-mail, opslag en dingen als tekstverwerking, spreadsheets en PowerPoint’, berekent Pastoor. ‘Een concurrerende digitale werkplek die goed genoeg is voor grote bedrijven met AI-features, samenwerkingstools en beveiliging, zou waarschijnlijk een veelvoud daarvan kosten. En het onderhouden en schalen van zo’n product wereldwijd zou jaarlijks ook al tientallen miljoenen euro’s kosten.’
MijnBureau: een piepkleine pilot met grote ambities
De overheid werkt wel aan een piepkleine pilot met een alternatieve digitale werkplek, waarschijnlijk zodat ze kan zeggen dat ze in ieder geval íéts doet. Die werkplek heet MijnBureau en is de Nederlandse implementatie van een oorspronkelijk Frans-Duitse samenwerking om kantoorsoftware te bouwen.* De Nederlandse regering is begin dit jaar aangehaakt bij het initiatief.
MijnBureau bevat op het oog alles wat je gewend bent: tekstverwerking, chat, video, bestanden, etc. Maar het is, in de woorden van de ontwikkelaars, nog ‘in een vroeg stadium van technische beproeving’ – anders gezegd, niet écht bruikbaar.* En het is de vraag of MijnBureau ooit dat stadium gaat ontstijgen, met de beperkte menskracht die er nu voor wordt vrijgemaakt – er werkt op dit moment hoogstens een handjevol developers aan.
Bovendien is MijnBureau een combinatie van verschillende opensourcesoftwareproducten, ontwikkeld vanuit verschillende organisaties. De kracht van partijen als Microsoft en Google is juist de samenwerking van alle verschillende producten binnen hun eigen ecosysteem. Je kunt je agenda naast je e-mail openen in Gmail, en je kunt in Microsoft Teams documenten delen uit Microsoft OneDrive. Die integratie kan je veel moeilijker bereiken met het aan elkaar knopen van verschillende producten.
Een alternatief voor Amerikaanse tech? In Rusland moeten ze wel
Hoe doen ze dat eigenlijk in andere landen? Er zijn immers landen die al jaren last hebben van Amerikaanse sancties en toch hun IT-infrastructuur overeind moeten houden zonder clouddiensten in de VS. Neem bijvoorbeeld Rusland.
Daar werken overheden en bedrijven met alternatieven voor Microsoft. Zo is er Astra Linux, een besturingssysteem dat wordt gebruikt door onder meer het Russische leger en grote bedrijven als Gazprom om hun data veilig op te slaan. En voor het samenwerken aan documenten in de cloud zijn er verschillende Russische office-pakketten, die op het oog een vrij sterke Microsoft-vibe* hebben. Nu zal het vast allemaal niet zo mooi geïntegreerd zijn als Microsoft. Maar het verschil met Europa? Rusland is gedwongen om met het alternatief te werken; Europa zal – op dit moment – uit eigen beweging moeten overstappen.
En daar zit het volgende probleem: als de Nederlandse rijkscloud er eenmaal is, zal het gebruik ervan volgens staatssecretaris Szabó vrijblijvend zijn. Departementen mogen van hem namelijk zélf bepalen of ze overstappen naar Amerikaanse aanbieders,* en de regering is niet van plan strenge regels op te leggen voor het gebruik van Europese aanbieders.*
Met die aanpak kom je natuurlijk geen stap verder. Het risico dat je met een rijkscloud probeert te voorkomen, is dat clouddiensten in het buitenland worden stopgezet of afgeluisterd. Dat risico wil je als overheid niet lopen, ongeacht welk departement het betreft. Departementen zouden dus niet zelf moeten beslissen of ze dat risico willen lopen.
De ideale oplossing is dat de overheid een digitale werkplek gaat maken die fundamenteel beter is dan wat Microsoft en Google aanbieden. Dat is duur, en zo’n werkplek is er nog lang niet – en MijnBureau gaat dat met het huidige beleid niet worden. Nextcloud, een Duits alternatief, zal ook nog veel verder moeten worden ontwikkeld om een kans te maken. Maar als het lukt, is het niet eens nodig om het gebruik ervan verplicht te stellen – ieder ministerie zal het willen gebruiken. Je koopt dan niet alleen onafhankelijkheid, je draagt ook bij aan een industrie. Zo bezien zouden tientallen miljoenen eigenlijk een koopje zijn.
Correctie 3 juni: In een eerdere versie eindigde het artikel met de zin ‘Zo bezien zou een paar honderd miljoen eigenlijk een koopje zijn.’ Juister is ‘tientallen miljoenen’.