Jonge talenten beter maken is belangrijker dan winnen, dacht coach Paul Simonis altijd. Tot hij ging winnen

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Bart Eysink Smeets maakte een trofeeënkast die het idee van de trofee als symbool van individualisme bevraagt. De ogenschijnlijke onderscheidingen blijken gekocht, wat de waarde ervan aan het wankelen brengt.

In het jeugdvoetbal is winnen niet het belangrijkste – het gaat om ontwikkelen. Tenminste: dat zeggen mensen. Paul Simonis ontdekte dat voor zijn persoonlijke succes het tegendeel waar is. Nu geldt hij opeens als een van de beste coaches van Nederland.

Een van de wonderbaarlijkste carrières in het Nederlandse voetbal is ongetwijfeld die van trainer Paul Simonis (40).

Tussen 2005 en 2020 werkte hij als jeugdtrainer bij Sparta. Hij maakte daar langzaam promotie, maar vertrok nadat hem dat hij nooit in aanmerking zou komen om het eerste elftal te coachen. Waarom? Omdat hij geen profvoetballer was geweest.

Het leek een slecht voorteken – want trainers die zelf geen profspelers zijn geweest, zijn in het voetbal nog steeds een onderdrukte minderheid. Maar na vier jaar als assistent-trainer in de Eredivisie durfde Go Ahead Eagles het in de zomer van 2024 aan met Simonis als hoofdtrainer.

Eenvoudig was de klus niet. Go Ahead Eagles was het seizoen ervoor, onder een ervaren en populaire coach, sensationeel negende geworden – de beste prestatie sinds 1979. Vier basisspelers waren vertrokken, enkele anderen wilden ook weg. Het kon eigenlijk alleen maar zeker met zo’n onervaren coach.

En toen? Toen volgde een wonderseizoen.

Go Ahead versloeg landskampioen PSV speelde volgens beroemde kenners eindigde als zevende in de competitie – nog beter dan het jaar ervoor; en beleefde het hoogtepunt in de clubgeschiedenis door

Simonis’ persoonlijke ster steeg navenant.

Na deze successen de prijs voor de beste trainer in de Eredivisie. En toen Ajax een maand geleden een nieuwe trainer nodig had, als een van de twee topkandidaten. Van nobody naar een geloofwaardige kandidaat voor de meest prestigieuze positie in het Nederlandse voetbal – binnen één adembenemend seizoen.

Wat is zijn geheim?

Toevallig heeft Paul Simonis een verrassend eerlijk en verrassend precies antwoord op die vraag.

‘Tien jaar geleden kreeg ik een goed advies’, vertelt hij aan de telefoon. ‘Een ervaren collega zei dat ik wat meer lak moest hebben aan de kinderen die ik trainde, en dat ik wat meer aan mezelf moest denken. Ik ben er niet trots op, het is tegen het schandalige aan, als ik eerlijk ben. Maar ik heb dat advies opgevolgd. En sindsdien zijn er allemaal kansen

Wat moet een jeugdcoach doen om verder te komen in het voetbal?

In 2005 was Simonis begonnen bij de jongste jeugd van de Rotterdamse professionele voetbalclub Sparta – tegen een schamele onkostenvergoeding. Tien jaar later zat hij nog steeds bij Sparta, maar was hij sportief noch financieel veel verder gekomen. Werken in het profvoetbal was altijd een droom van hem geweest, maar niet tegen elke prijs. Je moest er wel van kunnen rondkomen.

In het jeugdvoetbal bestaat een wetmatigheid: hoe ouder het elftal dat je traint, hoe meer prestige, hoe meer salaris. Maar Simonis kreeg van de Sparta-leiding steeds maar weer de jongere elftallen toebedeeld; minder ervaren collega’s streefden hem voorbij. Ook de zomer van 2015 was teleurstellend: voor het seizoen van 2015/2016 kreeg hij de jongens van de Onder 13 toegewezen.

Geen straf, en een brandend verlangen om volwassenen in de Eredivisie te coachen, had hij toen nog niet. Maar na tien jaar kinderen tot 12 jaar te hebben gecoacht, ‘ben je toe aan iets nieuws’. En bovenal wilde hij fulltime kunnen werken in het voetbal, tegen een redelijk salaris. Hij was al die jaren naast zijn trainerschap als fysiotherapeut blijven werken.

Om fulltime voetbaltrainer te worden, moest hij promotie maken naar de elftallen die tegen de profs aanschurken: de Onder 17 en Onder 19. Daar zat het geld en dus de bijkomende status; daar kon hij laten zien dat hij ook met volwassenen kon trainen. De vraag was: wat moest hij doen om zijn doel te bereiken?

Dat voorjaar van 2015 kreeg hij advies van een ervaren collega, die bij een topclub werkte. Hij legde Simonis uit dat er een groot verschil is tussen wat de voetbalwereld zégt te waarderen en wat de voetbalwereld daadwerkelijk waardeert. ‘Hij maakte me duidelijk dat er uiteindelijk maar één ding echt telt, wat mensen ook zeggen’, zegt Simonis. ‘En dat is winnen. Kampioenschappen.’

Wat het professionele jeugdvoetbal zegt te waarderen: trainers die spelers beter maken

Nu klinkt dit misschien als een gigantische open deur. Winnen, kampioenschappen – daar gáát het toch om in de sport? Maar in de wereld van het – een wereld nauw verwant aan, maar toch compleet anders dan het professionele voetbal voor volwassenen – is dat een uitspraak van bijna godslasterlijke proporties.

Want het devies – eindeloos gebezigd door de KNVB, vele collega-coaches en wetenschappers – luidt: winnen is voor jeugdelftallen niet het belangrijkste. Waar het om gaat is dat spelers zich ontwikkelen, zodat ze veel later, als volwassen profs, zo goed mogelijk zijn. En ontwikkelen doen spelers vooral door wedstrijden te spelen, of ze nou tot de betere spelers van het team behoren of niet.

Als coach van een jeugdteam betekent dit dat je ook de minder goede spelers speeltijd moet gunnen. Je verliest dan weliswaar wedstrijden in het heden – wedstrijden die je zou kunnen winnen als je alleen de beste spelers opstelt – maar dat deert niet, want je ‘investeert’ in de toekomst. Want wie weet hoe goed de ‘slechte’ spelers van nu kunnen worden, als je ze als coach net zo veel kansen geeft als

Een jeugdopleiding is niets meer of minder dan een fabriek voor volwassen sterspelers. Die productie is het enige dat ertoe doet: niemand heeft het ooit nog over wie er in de jeugd goed was; over wie er kampioen van Nederland werd bij de 13- of 15-jarigen. Ontwikkelen gaat boven winnen in het betaalde jeugdvoetbal.

Paul Simonis hield dat motto tien jaar lang in ere – hij dacht aan de lange termijn, hij dacht aan ontwikkelen, kinderen mochten fouten maken, winnen was een nevenzaak. Heel goed, heel waardevol, zei zijn collega tegen hem in het voorjaar van 2015. En zeker: voor zijn spelers en voor Sparta was dit het beste, zo beaamde de collega.

Maar dacht Simonis ook nog aan zichzelf?

Simonis: ‘Als ik zelf verder wilde komen als trainer, zei mijn collega, dan was het simpel: ik moest wedstrijden gaan winnen en kampioenschappen behalen. Spelers beter maken is nobel, maar het deed niks voor je carrière als coach. “Let maar op,” zei mijn vriend “zodra je gaat winnen, verandert alles”.’

Wat het professionele jeugdvoetbal daadwerkelijk waardeert: kampioenschappen

Diep van binnen wist Simonis dit al. Hij merkte dat veel mensen bij Sparta na een wedstrijd vooral vroegen naar de uitslag, ook al was dat zogenaamd niet het belangrijkste. Simonis: ‘Het wordt niet hardop uitgesproken, maar je voelt wel dat er van je verwacht wordt dat je met je team

Zijn vrome toewijding aan ontwikkeling-boven-winnen ‘werd wel een soort van gewaardeerd – maar in woorden, niet in klinkende munt’. De hogere elftallen – en dus het geld en de prestige – kregen steeds andere coaches toegewezen. Sterker: Simonis’ toewijding aan ontwikkelen oormerkte hem als een ‘typische jeugdtrainer’. ‘Dat zeiden mijn leidinggevenden tegen me: “Je mist de kwaliteiten om hoger dan de Onder 15 te komen.”’

Het advies van de bevriende collega om eens wat meer aan zichzelf te denken, om winnen prioriteit te geven, kwam dus op een moment dat hij er gevoelig voor was. De collega sprak simpelweg uit wat Simonis al langer voelde; kennis waartegen hij zich had verzet omdat het niet correct voelde. Nu iemand het hardop had gezegd, kon hij het makkelijker omarmen. – meteen het volgende seizoen al, met zijn Onder 13-jongens.

Twee spelers uit dat team waren veel sterker en sneller dan de rest: vroegrijpers. Het klassieke jeugdcoach-devies luidde: die fysieke voorsprong is tijdelijk, je moet ze technische vaardigheden bijbrengen, daar hebben ze later profijt van. En: je geeft die spelers niet meer speeltijd dan de laatrijpe jongens.

De nieuwe Paul Simonis dacht: dat doe ik wel. Ik stel vooral mijn beste spelers op. En met drie aanvallers spelen (‘4-3-3’), zoals bij Sparta zowat heilig is? Vergeet dat: ik zet die twee sterke jongens samen voorin, zo dicht mogelijk bij de goal. Dan gaan we vaker scoren dan als we ‘4-3-3’ spelen. Dan maar niet ‘mooi’ spelen, dan maar niet volgens de filosofie van de opleiding.

De woorden van zijn collega echoden immers in zijn hoofd: ‘Let maar op: zodra je gaat winnen, verandert alles.’ Simonis: ‘Nou, wat zal ik zeggen. Hij had dus he-le-maal gelijk. Eerst ging mijn carrière in een slakkentempo, daarna ging het als een raket.’ 

De verboden vrucht van het jeugdvoetbal smaakte als een lichtgekoelde mango op een augustusavond

De Onder 13 begon opeens wedstrijden te winnen zoals Paul Simonis en zijn eerdere elftallen nooit hadden gedaan.

Ze wonnen, wonnen nog meer en wonnen zelfs van Feyenoord én PSV, uit én thuis. En God, wat bleek dat winnen, toch een beetje de verboden vrucht van het jeugdvoetbal, lekker te smaken. ‘We speelden goed voetbal, met veel fysieke kracht.’

De betere spelers speelden vaker, de mindere spelers speelden minder. Not done en ordinair, volgens zijn oude ontwikkelingsdenken, maar de nieuwe Simonis plukte er de vruchten van.

Simonis: ‘Wat je dan ziet, is dat je status heel snel omhoogschiet. Ik was opeens een hotshot. Iedereen is blij, iedereen complimenteert je, iedereen vraagt je opeens om advies. Mensen die me eerst vuil aankeken, klapten opeens voor me, terwijl ik verder niet wezenlijk was veranderd (...). Het versterkte mijn keuze voor die werkwijze, omdat ik voelde dat het werkte. Als ik Feyenoord-uit win, dan ben ik de man – zo simpel is het.’

Speelde zijn geweten niet op, voelde het als verraad aan eerdere idealen? ‘Kijk, ik ben er niet trots op dat ik dat toen heb gedaan. Niet dat ik in een keer alles anders deed, maar het klopt zeker dat sommige jongens minder speeltijd kregen dan ik ze eerst zou hebben gegeven. Ik maakte mijn eigen toekomst belangrijker, en die van de jongens wat minder belangrijk.’

Veranderde de houding van de spelers of hun ouders richting hem? ‘Nee, niet echt. De band met ouders is in mijn ervaring eigenlijk altijd hetzelfde, wat je ook doet: een derde van de ouders vindt je een eikel, een derde heeft geen mening, en een derde vindt je helemaal geweldig.’

En als je de hele tijd wint, veranderen die percentages ietsje ten goede. Ja, de zwakkere spelers speelden bij de nieuwe Paul Simonis minder dan bij de oude Paul Simonis. Maar ja: wat konden die ouders zeggen? De uitslagen spraken voor zich. Misschien was dit niet het beste voor álle spelers, maar wie beseft dat op dat moment? Simonis: ‘Winnen is als een drug. Je komt met zijn allen in een heerlijke roes.’

Alles groeit als je wint, zowel bij de trainer als bij de spelers, merkte Simonis. Het zelfvertrouwen neemt toe, de trainingen zijn beter, kleine tegenslagen worden sneller verwerkt, nieuw succes volgt daar weer uit – of zo leek het allemaal. Simonis: ‘Die bevriende collega zei: “Winnen leert winnen, als coach maar ook als speler.” Ook daar had hij helemaal gelijk in.’

Als winnen te belangrijk wordt gemaakt

In maart van dit jaar NRC en Trouw over misstanden in de opleiding van AZ. Enkele coaches gingen, in hun streven om te winnen, volgens de kranten over de grenzen van jeugdspelers heen. Ze werden uitgescholden, gestraft voor overgewicht en voelden zich gedwongen dingen te doen die ze niet wilden – zoals het slachten van een stel kippen op een survivalkamp.

Paul Simonis heeft die verhalen niet gelezen; het nieuws volgt hij sowieso nauwelijks nog. ‘Hoe zeggen ze het ook alweer? Als je het nieuws volgt, raak je misinformed, als je het nieuws niet volgt, raak je uninformed. Dan kies ik voor uninformed – ik lees en kijk helemaal niks.’ Maar na een korte samenvatting snapt hij de strekking van het verhaal. Deed hij met zijn nieuwe benadering van het vak onoorbare dingen? 

Hij denkt van niet – al schiet hem wel een moment te binnen waarvan hij nu denkt: dat was onnodig. ‘Ik heb een keer een speler in de kleedkamer gevraagd zijn shirt omhoog te trekken. Hij begreep me eerst niet, dus ik vroeg het hem nog een keer. Trek je shirt omhoog! Hij deed dat en ik zei: “Jongen, moet je die spieren zien die je hebt. Je bent gemaakt van het zuiverste hardhout. Gebruik dat lichaam in de duels!”’

‘Misschien had ik dat anders moeten doen. Maar goed: die jongen stond wel direct aan; hij deed het vervolgens wel. Ik zou zeggen: die jongen ontwikkelde zich.’ Simonis zegt ook: als je spelers goed kent, als je ze liefde en aandacht geeft, dan kun je soms dingen hard zeggen – zonder dat het verkeerd landt. 

Één advies maakte een heel andere carrière mogelijk

Simonis werd dat seizoen met zijn Onder 13 kampioen van Nederland. Het seizoen erop maakte hij promotie naar een hoger elftal: ‘De Onder 16, nu kon het opeens wel.’ Zijn nieuwe mentaliteit van winnen-boven-ontwikkelen voerde hij daar nog wat verder op – zo ver, dat hij het jaar erop weer een stap naar boven zette. En het jaar daarop nog een. Zijn carrière veranderde compleet.

‘Simpel gezegd: als ik dit niet had gedaan, dan had ik niet al die kansen gekregen, dan had ik niet gestaan waar ik nu ben. Geen toelating tot de opleiding UEFA Pro [het hoogste trainersdiploma, dat hij in 2020 haalde, MdH], geen telefoontje van [oud-profvoetballer en coach] Kees van Wonderen geen kans om bij Go Ahead hoofdtrainer te worden.’

En geen kans om de beker te winnen, geen kans op de Rinus Michels Award voor beste trainer van de Eredivisie, geen kans om genoemd te worden als nieuwe Ajax-coach, geen kans op een miljoenencontract bij clubs in het buitenland.

En niet lang na ons gesprek werd die volgende onwaarschijnlijke stap ook werkelijkheid: Simonis als hoofdtrainer van Wolfsburg, een club uit een van de mooiste en sterkste voetbalcompetities ter wereld, de Duitse Bundesliga. Lang niet gek, voor een zogenaamd typische jeugdtrainer.