Dat vanzelfsprekende Israëlische recht op zelfverdediging? Dat geldt niet als het om Palestijnen gaat

Voor De Correspondent illustreerde Faria van Creij-Callender foto’s van de Palestijnse fotojournalisten Samar Abu Elouf en Belal Khaled. Die illustraties zijn gemaakt op een VN-rapport over het Palestijnse recht op zelfbeschikking uit 1990.

Israël en zijn bondgenoten rechtvaardigen de misdaden tegen de Palestijnen met het ‘recht op zelfverdediging’. Alleen: dat recht is hier niet van toepassing. Wat wél geldt, is het Palestijnse recht op zelfbeschikking – maar daarover blijft het oorverdovend stil. En dat heeft gevolgen voor ons allemaal.

Van de zomer van 2019 tot de zomer van 2021 woonde ik in de wijk Sheikh Jarrah, in het door Israël bezette Palestijnse Oost-Jeruzalem. Ik werkte als diplomaat bij de Nederlandse vertegenwoordiging bij de Palestijnse Autoriteit in Ramallah. Het was mijn taak om de Palestijnen te helpen zich voor te bereiden op het moment dat een eigen staat werkelijkheid zou worden. Om hun instituties en wetten in lijn te brengen met principes van democratie, rechtsstatelijkheid en internationaal recht.

Een mooie ambitie. En een die in schril contrast stond met het landschap van straffeloze schendingen waarin ik werkte en woonde.

Op 5 meter afstand van mijn voordeur werkten tot de tanden gewapende Israëlische agenten een Palestijnse man tegen de grond en ze taserden hem bewusteloos. Dat gebeurde nadat hij had deelgenomen aan protesten tegen illegale huisuitzettingen, waarmee in onze wijk ruimte werd gemaakt voor Israëlische kolonisten.

Op 50 meter afstand van mijn voordeur stelde de Israëlische politie een checkpoint in, dat het voor mijn Palestijnse buren onmogelijk maakte om hun familie en vrienden thuis te ontvangen. Joodse Israëliërs, ook illegale kolonisten, hadden vrije doorgang. Een Palestijnse man reed uit frustratie na een paar dagen hard in op het checkpoint. De politieagenten wisten opzij te springen. Een agent trok het portier open, stak zijn geweer naar binnen en executeerde de Palestijnse man ter plaatse.

Op 500 meter van mijn voordeur liep Eyad al-Hallaq, een jonge man met een verstandelijke beperking, naar zijn dagbesteding in de Palestijnse oude stad van Jeruzalem. Hij schrok toen Israëlische politieagenten hem staande wilden houden en zette het op een lopen. De politieagenten achtervolgden hem tot in een schuurtje, waar Eyad zich verschuilde tussen de vuilcontainers. Ze schoten hem van dichtbij in de borst. Eyad al-Hallaq stierf op de grond, tussen het stinkende vuil, doodsbang en moederziel alleen.

En dan heb ik het nog niet gehad over de Palestijnse Daoud Nassar, die hemelsbreed nog geen 10 kilometer van mijn huis probeerde het land en de boerderij waar zijn familie al generaties lang leefde, te beschermen tegen de steeds agressiever wordende Israëlische kolonisten. Zij vestigden zich – met bescherming van het Israëlische leger – op zijn land en sneden hem de toegang tot zijn olijfbomen en wijngaarden af.

Of over de elf dagen van onophoudelijke Israëlische bombardementen op Gaza op minder dan 100 kilometer van mijn huis, waarbij in het voorjaar van 2021 minstens 256 Palestijnen – onder wie 66 kinderen – werden gedood. Het was toen de dodelijkste escalatie in jaren.

Het begint eindelijk bon ton te worden om het in de Nederlandse progressieve mainstream te zeggen: Israël gaat te ver. Om dat te constateren waren kennelijk ruim twintig maanden van gelivestreamde genocide nodig. Maar de gebeurtenissen die ik hierboven beschrijf, gebeurden allemaal ruim voor 7 oktober 2023. Toen ging Israël ook al voortdurend mijlenver over de grenzen van het toegestane en het betamelijke. Wat betreft internationale reacties kon het hier en daar rekenen op wat licht gepruttel en af en toe een sneertje. Maar zelden een concrete maatregel om de schendingen te stoppen. Israël kon altijd zijn goddelijke gang blijven gaan.

Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Ik breng soms hele dagen piekerend over deze vraag door. Mijn deftige linkse kennissen zeggen tegen mij: ‘Nu is niet het moment voor deze reflectie. Nu moeten we samen de rode lijn trekken en deze genocide stoppen!’

En geloof me: ik zou niets liever willen dan deze genocide stoppen. Maar dat zal niet gebeuren, als we niet eerst begrijpen op welk fundament deze misdaad rust. En welk aandeel wij, Nederland en Europa, erin hebben.

In dit stuk wil ik het daarom hebben over rechten.

In het publieke en het politieke debat gaat het voortdurend over dat ene specifieke recht: het Israëlische recht op zelfverdediging. Terwijl de verkoolde lichamen zich avond aan avond op onze televisieschermen opstapelen, en Palestijnse kinderen ons elke ochtend vanaf de krantenpagina’s met holle hongerogen aanstaren, is geen reactie op de Israëlische handelingen in Gaza of de Westoever compleet zonder die ene zinsnede: ‘Israël heeft natuurlijk het recht zich te verdedigen, maar…’ (‘…nu gaat het te ver’, of: ‘…niet met genocidale daden’, of: ‘…het heeft zich daarbij aan het internationale recht te houden’, of vul maar in.)

Er is alleen één probleem. Dat vanzelfsprekende Israëlische recht op zelfverdediging? In de situatie waar we naar kijken, geldt dat gewoon niet.

Israël kan zich niet beroepen op het recht op zelfverdediging zoals omschreven in artikel 51 van het VN-Handvest, om de doodeenvoudige reden dat Israël de controle uitoefent over het totale bezette Palestijnse gebied, inclusief Gaza. En een bezettende macht heeft niet het recht zichzelf te verdedigen tegen een dreiging afkomstig uit het gebied dat het controleert. Dat stelde het Internationaal Gerechtshof al in 2004 in zijn over de bouw van een kilometerslange Israëlische afscheidingsmuur

Dat Gaza sinds de Israëlische ‘terugtrekking’ in 2005 niet meer door Israël bezet zou zijn, wat verdedigers van Israël dan vaak inbrengen, is een onjuiste voorstelling van zaken. Israël heeft in de Gazastrook weliswaar geen militaire presentie meer en voert er geen nederzettingenbeleid zoals op de Westoever, maar geldt er nog altijd als de bezettende macht. In zijn advies van juli 2024 stelt het Internationaal Gerechtshof heel duidelijk dat Israël de effectieve controle heeft over Gaza. Het bezette Palestijnse gebied is één territoriaal geheel waarvan de eenheid, de onderlinge verbondenheid en integriteit dienen te worden behouden en gerespecteerd,

Israël kan dus helemaal geen beroep doen op zelfverdediging tegen ‘Palestijns geweld’ afkomstig uit Gaza of de Westoever. Betekent dit dan dat ‘Israël zijn burgers maar willoos moet laten afslachten’, waarmee schuimbekkende Israël-apologeten altijd dit argument pareren?

Natuurlijk niet.

Israël heeft de plicht de rechten van de bevolking van het gebied onder zijn controle te respecteren en te beschermen. Het moet dus zowel in Israël als in het Palestijnse gebied dat het bezet houdt alle mensen veilig houden en hun rechten garanderen. De veiligheid van één groep beschermen, volledig ten koste van de rechten van de andere groep – de huidige situatie, zeg maar – dat is in strijd met het internationale recht. Israël moet zorgen voor de Joodse Israëliërs, zeker, en is verplicht daarbij óók de volle rechten van de Palestijnen te garanderen.

Overigens heeft het Internationaal Gerechtshof in 2024 gesteld dat de Israëlische militaire bezetting van Palestijns gebied in haar geheel illegaal is, omdat het op zichzelf een schending is van de rechten van het Palestijnse volk. Het is dus eigenlijk praktisch onmogelijk voor Israël om, als bezettende macht, de Palestijnse rechten te garanderen.

Maar laat het nu precies die rechten zijn die in het westerse gesprek over Gaza eigenlijk nooit aan bod komen. Altijd hebben we het over de rechten van Israël, wat het wel of niet mag doen: genocide, uithongering, etnische zuivering, apartheid. Wat is juridisch en moreel toelaatbaar? Is het nog proportioneel?

Maar aan de ‘ontvangende’ kant van deze grove misdaden zitten de Palestijnen. En over wat de rechten van de Palestijnen zijn, wat zij mogen doen, daarover wordt in het politieke debat werkelijk nooit gesproken. Zelfs door partijen die zichzelf progressief achten, en zich laten voorstaan op hun positie pal achter het internationale recht en de internationale rechtsorde (ja, D66, GroenLinks en PvdA, ik kijk inderdaad naar jullie).

En over één Palestijns recht in het bijzonder wordt eigenlijk gezwegen als het graf. En dat is het Palestijnse recht op zelfbeschikking.

legde de basis voor de principes van gelijke rechten en zelfbeschikking van alle volkeren, die vervolgens het fundament van alle internationale mensenrechten werden. Tijdens de dekolonisatie werd pijnlijk duidelijk dat het niet mogen bestaan als volk alle andere individuele mensenrechten in feite zinloos maakt. Zelfbeschikking is een voorwaarde om andere rechten te ontsluiten. Alle volkeren hebben het recht om in vrijheid, zonder inmenging van buitenaf, hun politieke status te bepalen en economische, sociale en culturele ontwikkeling

De Verenigde Naties noemen de Palestijnen al decennialang expliciet een volk dat onder buitenlandse en koloniale overheersing leeft en een ‘onvervreemdbaar recht’ heeft op zelfbeschikking. Het internationale recht erkent specifiek dat de Palestijnse strijd voor onafhankelijkheid, territoriale integriteit, nationale eenheid en bevrijding van koloniale overheersing en buitenlandse bezetting legitiem is. Vanwege dat recht hoeven de Palestijnen zich bij het voeren van die strijd niet te beperken tot vreedzame middelen, maar hebben zij ook het recht hiervoor

Dit aspect van ‘gewapende strijd’ is nogal een ding. Wie dit recht durft te benoemen, wordt meteen woedend en walgend afgeserveerd als goedprater van terrorisme. Maar geen weldenkend mens dat het zelfbeschikkingsrecht opvoert, probeert het doden en gijzelen van ongewapende Israëlische burgers, zoals Hamas ook deed op 7 oktober 2023, te verkopen als rechtmatige gewapende strijd voor Palestijnse zelfbeschikking. Ook daar is het internationale recht namelijk helder over: de gewapende strijd voor zelfbeschikking moet gevoerd worden binnen de grenzen van de wet. Hamas pleegde oorlogsmisdrijven en dient daarvoor vervolgd en bestraft te worden. Net zoals Israël moet worden vervolgd en bestraft voor het doden en gijzelen van ongewapende Palestijnse burgers, zoals het vóór 7 oktober 2023 vrijwel dagelijks deed. En sindsdien tientallen, soms honderden keren per dag.

In plaats van het Palestijnse recht op zelfbeschikking te respecteren en te faciliteren, zoals Israël volgens het internationale recht dus zou moeten doen, past het systematisch militaire repressie toe. De bekendste voorbeelden daarvan zijn de gewelddadige onderdrukking van de Eerste Intifada (1987-1993), de Tweede Intifada (2000-2005), de Grote Mars van de Terugkeer in Gaza (2018-2019) Telkens rechtvaardigt Israël zijn gewelddadige ingrijpen door een beroep te doen op een recht op zelfverdediging dat niet van toepassing is, omdat een bezettende macht dat niet kan inroepen tegen legitiem verzet van een bezet volk dat zelfbeschikking nastreeft.

De Israëlische ontkenning van het Palestijnse recht op zelfbeschikking en de framing van elke vorm van Palestijns verzet als terrorisme(dreiging), is als strategie even beproefd als voorspelbaar. Of je nu kijkt naar de Fransen in Algerije, de Belgen in Congo, de Duitsers in Namibië of de Nederlanders in Indonesië, elke koloniale overheerser in de geschiedenis bediende zich op enig moment wel van deze truc. Hoewel niet te rechtvaardigen, is het dus perfect verklaarbaar dat Israël zich zo opstelt.

Maar de situatie Israël-Palestina – die de hele westerse wereld al decennialang zuchtend en kreunend als ‘bijna uitzichtloos’ karakteriseert – had nooit geleid tot de genocide waarvan we nu getuige zijn zonder omstanders. Vanaf het begin van zijn bestaan als bezettingsmacht leunde Israël zwaar op westerse landen voor zijn economische en veiligheidsontwikkeling. Diezelfde landen kozen ervoor de koloniale narratieven klakkeloos over te nemen en te versterken. Soms stelden zij zich volslagen passief op, soms kozen ze ervoor te handelen.

Maar nooit handelden ze op de manier die het internationale recht voorschrijft.

Volgens dat recht heeft elke staat namelijk de verplichting om de zelfbeschikking van volkeren te bevorderen, en de Verenigde Naties te ondersteunen bij het beëindigen van kolonialisme – met respect voor de in vrijheid geformuleerde wens van de betrokken volkeren. Nederland is dus verplicht de Palestijnen te ondersteunen in hun recht op zelfbeschikking, inclusief erkenning van het recht op gewapende strijd, en het moet de Verenigde Naties helpen op dit gebied hun werk te doen.

De inzet die we van Nederland – en vrijwel alle andere Europese landen – hebben gezien als het gaat om Israël-Palestina, al ver voor 7 oktober 2023, heeft met het bovenstaande werkelijk niets te maken.

We legden Israël namelijk geen enkele beperking op, terwijl het zich schuldig maakte aan systematische, ernstige en langdurige schendingen van het Palestijnse recht op zelfbeschikking. Israël bouwde illegale afscheidingsmuren, hele Israëlische steden en voor Palestijnen verboden apartheidswegen op Palestijns grondgebied, waardoor Palestijnen zich niet meer vrij konden bewegen, vestigen en ontwikkelen, of zelfs met geweld ontheemd werden. Israël voerde een praktijk van willekeurige arrestatie en opsluiting, collectieve bestraffing en buitengerechtelijke executies, waarmee in de praktijk het zijn van een Palestijn alleen al gecriminaliseerd werd. Israël onderwierp de Palestijnen aan een ingenieus systeem van identiteitsbewijzen en verplichte toegangsvergunningen (een Israëlisch paspoort voor Palestijnen in Israël, een blauwe ID voor Palestijnen in Oost-Jeruzalem, een groene ID voor Palestijnen op de Westoever en in Gaza), waarmee Palestijnen onderverdeeld werden in categorieën met verschillende privilege-niveaus – een bewuste uitholling van de onderlinge verbondenheid en eenheid van het Palestijnse volk.

Kortom: ook buiten de reguliere bommencampagnes op Gaza om, beukte Israël decennialang keihard in op het Palestijnse recht om als volk te bestaan, en ontnam het dat elke territoriale toekomst.

De internationale gemeenschap, diplomaten van alle westerse landen, ook Nederland, ook ik: we waren ter plekke en zagen het allemaal gebeuren. In plaats van expliciet de schending te benoemen die deze Israëlische beleidskeuzes overduidelijk waren, en er consequenties aan te verbinden met concrete maatregelen, vouwden we ons eromheen alsof het een onvermijdelijke ontwikkeling was. Onze keuze om niet te interveniëren was de Israëlische license to oppress. Onze keuze om niet te interveniëren maakte ons medeplichtig aan misdrijven onder het internationaal recht.

Het uitgangspunt van de Nederlandse aanpak in het Heilige Land, onder de zo nobel klinkende noemer ‘tweestatenoplossing’, was niet het Palestijnse recht op zelfbeschikking, maar het Israëlische belang om over de Palestijnse toekomst te beschikken.

De Palestijnen als volk en hun rechten hebben voor Nederland en de meeste Europese landen eenvoudigweg nooit deel uitgemaakt van de vergelijking. Palestijnen bestaan in het Nederlandse beleid uitsluitend in relatie tot een ander. Zij zijn ófwel een potentiële terrorismedreiging, ófwel een klomp slachtofferschap – in de eerste plaats van de tragische incompetentie van de eigen politieke leiders en (al doet het veel mensen pijn dat te moeten erkennen) ook van Israëlisch geweld. Geweld dat volgens een brede westerse consensus op zijn minst altijd toch een béétje gerechtvaardigd is.

Volwaardige mensen, met volwaardige rechten? Dat zijn de Palestijnen in de westerse institutionele ogen nooit geweest.

Dat liet voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen uitstekend zien toen zij in april 2023 ter ere van het 75-jarig Israëlische bestaan Israël prees omdat het sinds 1948 een dorre woestijn tot bloei had weten te brengen. Ze ging daarbij volledig voorbij aan de rijke en bloeiende cultuur die de Palestijnen hadden opgebouwd en onderhouden, lang voordat van Israël überhaupt sprake was, en ondanks het Britse koloniale bewind. Een cultuur die Israël sindsdien zich overigens met alle macht probeert toe te eigenen of te vernietigen.

De Palestijnen, die waren er gewoon niet echt. De Israëlische premier Golda Meir zei het in 1969 letterlijk: In het ontstaansverhaal van de jonge, heldhaftige Israëlische natie werden Palestijnen het decor. En decorstukken, die hebben nu eenmaal geen rechten. In tegenstelling tot acteurs worden zij niet geacht enigszins over zichzelf te beschikken. Je gebruikt ze ter verfraaiing of versterking van het verhaal dat je wilt vertellen. Je verschuift ze naar een andere plek, op de momenten dat dat beter uitkomt. En als ze hun doel hebben gediend, smijt je ze in een donker materiaalhok, waar ze staan te verstoffen. Tot je ze ineens beu bent en dan zet je ze bij het grofvuil. Of beter nog: zet je ze in de hens.

Uit het feit dat Palestijnen in het westerse institutionele denken in de praktijk rechteloos zijn gemaakt, volgt bijna vanzelfsprekend dat individuen en organisaties die voor die Palestijnse rechten opkomen, ook hun rechten verliezen.

Zo wordt het ineens prima verklaarbaar dat de Tweede Kamer de Verenigde Naties-rapporteur over Palestina Francesca Albanese had, vanwege het ter sprake brengen van Palestijnse rechten, haar eigen recht om gehoord te worden min of meer verspeeld.

Zo is het alleen maar logisch dat de politie op studenten die eenvoudigweg willen dat hun universiteit stopt met meewerken aan een illegale bezetting, apartheid en genocide. Als die zaken geen mens (want slechts Palestijnen) raken, dan blijft alleen de overlast over die de studenten met hun luide aanwezigheid veroorzaken. Dat kost hun het demonstratierecht.

Zo is het niet eens meer opmerkelijk dat het verwelkomen van grote aantallen Maccabi Tel Aviv-supporters in een vanwege de genocide nogal gespannen Nederlandse samenleving niet als groot risico of onwenselijk werd gezien. Dat Maccabi-supporters overal waar ze komen Palestijnen en ‘Arabieren’ luidkeels verkrachting en en geweld ook in Amsterdam leek eerder te worden aangezien voor ongezellige baldadigheid, dan voor het racisme en de intimidatie waarmee de Maccabi-hooligans ook Nederlanders met een Palestijnse of Arabische achtergrond zouden treffen.

Zo is het ineens perfect uit te leggen dat Israël medewerkers van het Internationaal Strafhof jarenlang op Nederlands grondgebied kon bespioneren zonder dat iemand, inclusief Nederland, gastland van het hof, Wie zaken onderzoekt die draaien om geschonden Palestijnse rechten, verspeelt het eigen recht zijn werk in veiligheid te kunnen doen.

Zo kwam er geen officiële reactie van minister Veldkamp van Buitenlandse Zaken toen het Israëlische leger een diplomatieke delegatie, onder wie een Nederlandse diplomate, Diplomaten die zich met de Palestijnse zaak bezighouden, moeten er niet vreemd van opkijken dat het recht op bescherming onder de Weense Verdragen voor hen gewoon niet geldt.

En zo leidt het eenvoudigweg benoemen wat het internationale recht zegt over de daadwerkelijke rechten van Israël als staat en de rechten van Palestijnen als volk, niet tot begrip of nieuwsgierigheid. Maar tot woede, walging en haat.

De beste garantie voor excommunicatie in het mainstream publieke en politieke debat? Zeggen waar het op staat. Namelijk dat Israël zich jegens de Palestijnen niet kan beroepen op het recht op zelfverdediging, maar de Palestijnen dat jegens Israël wel kunnen op het recht op zelfbeschikking, inclusief gewapende strijd. Niet alleen in kringen en bij partijen die zich expliciet afficheren als supporter van Israël, maar over het gehele traditionele politieke spectrum. Ja, ook bij GroenLinks-PvdA, waarvan de leider nog altijd weigert te erkennen hoe diep problematisch en ronduit racistisch waren dat ‘zij’ een cultuur van de dood waren en ‘wij’ een cultuur van het leven.

Timmermans pareert de kritiek op deze uitspraken overigens voortdurend met de uitspraak dat hij met ‘zij’ niet alle Palestijnen, Een veel groter probleem schuilt wat mij betreft in het beantwoorden van de vraag wie Timmermans nu toch bedoelde met ‘wij’. Wie is of zijn, volgens Timmermans, die ‘cultuur van het leven’? Het Westen? Nederland? Links Nederland? Wie meent dat Nederland – met zijn smerige verleden van slavernij, gewelddadig kolonialisme, Holocaust-collaboratie en onvoorwaardelijke steun aan zestig jaar illegale, gewelddadige Israëlische bezetting van het volledige Palestijnse land en leven – zich kan beroepen op het zijn van een moreel verheven ‘cultuur van het leven’, die heeft nog een hoop zelfreflectie voor de boeg.

Het heeft anderhalf jaar onafgebroken Israëlisch genocidaal geweld op onze telefoonschermen moeten kosten, voordat er een begin van erkenning kwam dat Israël misschien toch fout zit. Maar wanneer zijn we toe aan de erkenning dat Nederland, ook volgens het internationale recht, ook het een en ander te verwijten valt? Dat onze gevestigde politieke partijen zonder uitzondering een grote blinde vlek hebben voor de volledig vertrapte rechten van sommigen, terwijl ze bereid zijn aan anderen zelfs niet-bestaande rechten toe te kennen? Dat de langdurig ingebakken reflex is om de ene mens als minder waard te zien dan de ander, en dat de scheidslijn voor dat onderscheid zo overduidelijk ligt bij etniciteit en religie? Dat dat racisme – want dat is het – onze beleidskeuzes en het politieke debat zó bepalen dat het Nederland ook in de 21e eeuw andermaal tot over de oren medeplichtig heeft gemaakt aan genocide?

Dat ik mij als ex-diplomaat nu luid en aanhoudend uitspreek tegen genocide en de ernstige, stelselmatige en decennialange schending van de rechten van de Palestijnen is geen uiting van ‘pro-Palestijns’ activisme (al zou het opkomen voor de rechten van stelselmatig onderdrukte mensen niet iets moeten zijn om je voor te schamen). Naast de Palestijnse toekomst staat er iets nog veel groters op het spel. Israël-Palestina is de geopolitieke situatie die op dit moment het beste illustreert hoezeer de internationale rechtsorde, waarmee ook de Nederlandse rechtsstatelijkheid nauw samenhangt, in gevaar is.

Het internationale recht dat – in tegenstelling tot wat sommige politici ons graag zouden doen geloven – geen door de moderniteit ingehaald instrument is. Geen juk dat ons alleen maar belemmert bij het nemen van de vlucht naar voren om effectief de crises van onze tijd op te lossen. Zie de recente wens van onder meer ‘rechtsstaatpartij’ NSC om uit te zoeken hoe Nederland onder de internationale verdragen kan uitkomen die verplichten tot het garanderen van

De internationale rechtsorde is niet optioneel en het internationale recht is geen simpele box to tick. Het is het geheel van instituties en afspraken die we – in periodes waarin we ons wél realiseerden tot welk kwaad we als mensheid in staat zijn – in het leven hebben geroepen om te voorkomen dat we nogmaals door de ondergrens van de menselijkheid heen zakken. Het is ons enige schild tegen een wereld waarin we overgeleverd zijn aan het recht van de sterkste.

Het was dat besef, van het levensbelang van spelregels voor de internationale betrekkingen – wat de internationale rechtsorde in feite is – dat mij ooit vastberaden maakte om diplomaat te worden: dit moeten we samen beschermen, handhaven, beter laten werken. Idealistisch of naïef, zoals sommigen me soms willen doen geloven, is dat trouwens niet. We hebben dit streven ook De talloze rechtenschendingen die ik meemaakte in mijn korte tijd als diplomaat in Palestina, waarvan ik aan het begin van dit artikel een aantal voorbeelden gaf, én de uitblijvende reactie van de internationale gemeenschap (een schending van het internationale recht op zich) dwongen mij te stoppen als diplomaat – om vervolgens in het publieke debat luid en onophoudelijk aan de bel te kunnen trekken over deze essentiële kwestie.

Want een essentiële kwestie is het. Wie rechten zó systematisch negeert, afzwakt of er uiterst selectief mee omgaat, ondermijnt de internationale rechtsorde. En zaagt daarmee ook aan de poten van de eigen Nederlandse rechtsorde en de bescherming en garanties die het eigen rechtssysteem ons biedt. Elke politicus die zich druk maakt om het beschermen van de Nederlandse rechtsstaat en democratie, zou zich dus hard moeten maken voor de rechten van de Palestijnen.

Nu gaan we een verkiezingscampagne in. En er staat nogal wat op het spel. Ik vermoed dat de centrum- en centrumlinkse partijen het liefste de heikele Palestijnse kwestie totaal zouden negeren. In de wervende campagnemail die ik direct na de val van het kabinet-Schoof van Frans Timmermans ontving, werd in elk geval met geen woord gerept over de genocide.

Het probleem is alleen: de afgelopen maand gingen in Nederland honderdduizenden mensen de straat op, om luidkeels te laten weten dat het klaar moet zijn met de Nederlandse betrokkenheid bij de onderdrukking van de Palestijnen. Elke partij die het niet nodig vindt aandacht te geven aan dit onderwerp, kan zichzelf nauwelijks meer serieus nemen in haar ambitie om de wil van het volk te vertegenwoordigen, in haar streven naar rechtsstatelijkheid en in haar wens van een rechtvaardige samenleving.

Deze campagne kan niemand meer om de Palestijnen heen. En ik hoop met heel mijn hart dat het totaal missen van de signalen dat er een genocide op de Palestijnen in de maak was, de partijen eindelijk zal dwingen tot de realisering dat hun inzet in Israël-Palestina fundamenteel anders moet. Niemand kan meer wegkomen met de eindeloos opgewarmde prak die we de afgelopen decennia hebben opgediend: roepen om een tweestatenoplossing, maar niets concreets doen om de Israëlische ondermijning van elk Palestijns toekomstperspectief te breken. En de onmiddellijke erkenning van een Palestijnse staat, waar sommige progressieve partijen misschien op zullen zinspelen? Dat klinkt lekker daadkrachtig, maar is een puur cosmetische fix als aan de relatie met Israël verder niet getornd mag worden. Want over welk Palestina hebben we het dan? En met welke rechten mogen welke bewoners er dan wonen, en onder welk bestuur? Zonder ontmanteling van de bezetting – iets waartegen Israël zich hevig zal verzetten – is erkenning van de Palestijnse staat een lege huls.

Het is tijd dat de grote progressieve partijen eindelijk oprechte zelfreflectie toepassen om zich te realiseren dat ook zijzelf de Palestijnen nooit hebben willen zien als volwaardige mensen, met volwaardige rechten. Dit is hun kans om het nu wel goed te doen.

Het is een morele plicht. Het is een juridische plicht. En het is een plicht van iedereen die hecht aan de Nederlandse rechtsstaat, die zo leunt op de internationale rechtsorde.

De enige geloofwaardige inzet in Israël-Palestina die kans van slagen heeft, rust op het fundament van gelijke rechten voor allen in het gebied tussen de rivier en de zee. En de enige weg om daar te komen is het Palestijnse recht op zelfbeschikking erkennen, verdedigen en actief ondersteunen.

Precies zoals het internationale recht ons dat al die tijd al voorschreef.