Waarom wetenschap vooral nooit-alles-weten-schap is

Jesse Frederik
Correspondent Economie

Je kon erop wachten. We hadden al boeren, moeders en miljonairs die als datingballotagecommissies optraden, nu bewegen we ons op nog vastere grond. Een tv-programma waarin twee volslagen onbekenden met elkaar gaan trouwen op basis van ‘de wetenschap.’

‘Die wetenschappers zijn zo overtuigd, laat ze het maar opknappen voor mijn,’ zegt een van de kandidaten in de trailer van waarna twee witgejasde cliché-wetenschappers vervaarlijk in de camera kijken.

Zijn dan zelfs de geheimen der menselijke aantrekkingskracht niet meer veilig?

Het is tekenend voor het positivisme van onze tijd. Het onbekende is misschien nog onbekend, maar de wetenschap zal op termijn alle Grote Vragen kunnen beantwoorden. God, of kies zelf je metafoor voor het ongrijpbare, wordt maar al te vaak vervangen door de wetenschap.

Biljartballen, overal

Dit geloof miskent in hoeverre zelfs de hardste der wetenschappen – de natuurwetenschappen – hun ambities hebben teruggeschroefd om tot hun huidige inzichten te komen. We zijn nog altijd omringd door mysteries. De Grote Vragen moesten dikwijls in een stoffige ladekast worden geschoven om verder te komen. Waar Aristoteles en Galilei nog één gesloten systeem van verklaringen zochten, die uiteindelijk antwoord gaf op zulke enorme vragen als ‘waarom is de wereld in beweging?’, zo heeft de huidige wetenschap al lang niet meer die doelstelling.

De zestiende eeuw bracht een wetenschappelijke revolutie voort, wat de Nederlandse wetenschapshistoricus de ‘mechanisering van het wereldbeeld’ noemde. Galilei maakte een einde aan het magisch denken van weleer, waarin objecten bewogen omdat ze hun ‘natuurlijke plaats’ in het universum zochten.

In de mechanische filosofie van Galilei en zijn opvolgers bestond de wereld uit een soort biljartballen. Alles hing aan elkaar van actie en reactie, oorzaak en gevolg. Objecten raakten elkaar en zo bewoog de wereld voort. Alle fenomenen uit de natuur vielen uit te leggen zoals de werking van werktuigen als katrollen, hefbomen en tandraderen viel uit te leggen.

Uit het niets bewegende ballen

Newton verstoorde dit alomvattende wereldbeeld. Hij ontdekte, tot zijn eigen afgrijzen, dat er zoiets eigenaardigs bestond als zwaartekracht. Objecten die elkaar schijnbaar niet raakten, trokken elkaar toch aan. Voor de grote wetenschappers van weleer was dit een geweldige shock. Biljartballen die spontaan bewegen, zonder dat er sprake is van contact? Absurd! Occult! De zwaartekrachttheorie werd door menig prominent wetenschapper dan ook gezien als ‘een soort verraad van de goede zaak der natuurwetenschap,’ aldus Dijksterhuis.

Newton zag zich gedwongen hierop te reageren. Hij verweerde zich tegen het bezwaar dat hij opnieuw ‘occulte kwaliteiten’ in de wetenschap aan het introduceren was. ‘Ik beschouw [de principes van aantrekkingskracht, JF] niet als occulte kwaliteiten,’ schreef hij in zijn Query. ‘Dit zijn manifeste kwaliteiten, alleen hun oorzaken zijn occult.’ Een cruciaal onderscheid. Zwaartekracht kon wel verklaren, maar was zélf niet te verklaren.

Het was juist zijn grote verdienste dat hij de vraag openliet

Newton hoopte tot aan zijn dood een ‘mechanische verklaring’ – in termen van biljartballen – te vinden voor het bestaan van de aantrekkingskracht. Gezien het gebrek aan bewijs zag hij zich echter gedwongen de vraag open te laten. Hypothesesnon fingo (ik verzin geen hypothesen) was zijn beroemde repliek.

De Schotse filosoof David Hume (1711-1776) merkte scherp op dat Newton - ‘het grootste en meest zeldzame genie dat ons eiland heeft voorgebracht’ - niet alleen ontdekte, maar ook bedekte. ‘Terwijl Newton de sluier van enkele mysteries der natuur optrok, toonde hij tegelijkertijd de imperfecties van de mechanische filosofie aan; en daarbij verwees hij de ultieme geheimen van de natuur naar die duisternis waar ze altijd waren en altijd zullen blijven,’ zo Dat klinkt paradoxaal, maar dat is het niet.

Hij zag het misschien zelf nog als een gebrek van zijn theorie, maar het was juist zijn grote verdienste dat hij de vraag openliet: niet langer hoefden de natuurwetenschappen een gesloten systeem van oorzaak en gevolg te vinden. De wetenschap kon simpelweg principes postuleren die door de waarneming waren ingegeven, zonder dat er een oorzaak van deze wetten was aan te geven.

De les is dat Newton, om de wereld verder te duiden, nieuwe mysteries in het leven moest roepen. En met de vooruitgang van de natuurwetenschappen zijn er alleen maar grotere onverklaarbare mysteries in het leven geroepen, zoals Dat we voor elke stap in de reeks van oorzaken en gevolgen een verklaring hebben, zoals Galilei en de zijnen hoopten te kunnen geven, is een illusie die de natuurwetenschapper heeft opgegeven.

Mysteries en problemen

We hebben als mens de arrogantie te denken dat alles in principe begrijpbaar is. Maar we zijn net als elk organisme onderdeel van de biologische wereld. Organismen met bepaalde cognitieve mogelijkheden en daarmee ook cognitieve beperkingen. Er is alle reden om aan te nemen dat er vragen zijn die we met onze capaciteiten nooit kunnen beantwoorden. Vragen waarbij we constant tegen een muur op zullen rennen.

Een rat kan doolhoven begrijpen met simpele regels: ga naar rechts bij elke tweede bocht. Een rat kan echter nooit, hoe hard hij ook probeert, een doolhof begrijpen met regels als ‘ga naar links bij elke bocht die gelijk is aan een priemgetal.’ Voor een rat zal een priemgetaldoolhof altijd een mysterie blijven.

Op eenzelfde manier zullen er misschien marsmannetjes zijn die simpelweg geen probleem zien bij vragen als ‘bestaat er een vrije wil?’ of ‘hoe kunnen we ervaren wat we ervaren?’ Voor ons zijn dit echter vragen waar we geen steek verder mee komen. Het lijken mysteries (fundamenteel onoplosbare vragen), niet problemen (in principe oplosbare vragen). Waar de grens tussen die twee ligt, valt alleen proefondervindelijk vast te stellen.

Het is een hopeloze illusie te denken dat wetenschap ons op alles een antwoord kan geven. We zijn mensen, geen engelen.