Waarom bijna ieder financieel begrip het omgekeerde betekent van wat er staat

Ewald Engelen
Financieel geograaf

De crisis heeft niet alleen krassen op onze ziel gemaakt, onze taal is ook niet ongeschonden gebleven. Sinds 2008 staan de krantenkolommen vol met woorden die we daarvoor zelden of nooit tegenkwamen: buffers, balansen, hefbomen, verpakte hypotheken, multipliers, depositofinancieringsgaten. Om maar te zwijgen van residential mortgage backed securities, credit default swaps en collateralized debt obligations.

Geen nauwgezettere chroniqueur van het bancaire crisisjargon dan de Britse auteur en romancier John Lanchester. Als zoon van een bankier van de oude stempel (tegen drie procent lenen, tegen drie procent uitlenen en om drie uur op de golfbaan) is hij bij uitstek toegerust om de crisis te fictionaliseren.

In het kader van het onderzoek voor zijn ambitieuze roman uit 2012, Capital, schreef Lanchester een aantal fraaie essays over verschillende aspecten van het bancaire verdienmodel voor The London Review of Books. Het vormde de grondstof voor Whoops! Why everyone owes everyone and no one can pay, een hilarische vertaling van het financiële potjeslatijn waarmee bankiers en toezichthouders ons voor de crisis trachtten te intimideren en dat in 2008 in hun verwaande smoelen is ontploft.

Ze draaien gewoon alles om

Vorige maand verscheen de tweede bijvangst van Lanchesters onderzoek naar bancaire kul: How to speak money: What the money people say - and what they really Het boek bestaat uit een introducerend essay van 63 pagina’s, gevolgd door een lexicon van ruim 180 kantjes, waarin Lanchester financieel jargon voor leken toegankelijk maakt. Het gaat dan om termen als AAA, deflatie, rente, zombiebanken, zwarte zwanen en wat dies meer zij.

Volgens Lanchester kenmerken financiële termen zich door een betekenis die het omgekeerde is van wat de gefinancialiseerde versie ervan geacht wordt aan te duiden

Hoezeer ik Lanchesters motief om dit boek te schrijven ook toejuich - niemand hoeft zich door financieel jargon te laten intimideren, iedereen kan de Financial Times begrijpen, en als het echt moeilijk snappen bankiers het zelf ook niet - is het toch een teleurstellend boek geworden. Dat komt doordat Lanchester uiteindelijk te veel eerbied voor de bankier heeft, waarover zo dadelijk meer.

Eén vondst maakt het boek echter meer dan de moeite waard. En dat is Lanchesters ontdekking dat bancair jargon vaak het product is van wat hij ‘reversificatie’ noemt, of in goed Nederlands: ‘omkering.’ Volgens Lanchester kenmerken financiële termen zich door een volstrekt contra-intuïtief gebruik van woorden en begrippen wier alledaagse betekenis het omgekeerde is van wat de gefinancialiseerde versie ervan geacht wordt aan te duiden.

In Lanchesters woorden: ‘I mean by this a process in which words come, through a process of evolution and innovation, to have a meaning that is opposite to, or at least different from , their initial sense.’ Oftewel, dit is niet een pijp - maar dan anders.

Zie je die muur daar?

De voorbeelden die Lanchester geeft zijn ‘Chinese muren,’ ‘hedge funds,’ ‘securitisatie’ en ‘hefboom.’ Wat deze termen kenmerkt, is dat ze alle vier metaforisch gebruik maken van zaken waar de meesten van ons zich concrete voorstellingen van kunnen maken.

Zo is de Chinese muur een honderden kilometers lang bouwwerk dat bedoeld was om de horden uit Mantsjoerije buiten de grenzen van het Chinese rijk te houden. Die verwijzing wordt overdrachtelijk geprojecteerd op het gebruik binnen banken om afdelingen virtueel van elkaar te scheiden om misbruik van informatie te voorkomen. Zo mogen de beleggingsanalysten van de bank niet weten wat de beleggingen van de bank zelf zijn. Maar er is geen muur te zien en misbruik is dan ook schering en inslag. Toch blijven toezichthouders geloven dat hogere, betere, langere Chinese muren toekomstig misbruik zullen voorkomen.

Hetzelfde geldt voor de andere drie begrippen. De heg die in naam ‘hedge fund’ zit, stamt van de agrarische praktijk om velden te beschermen tegen weer, wind, wild en rovers door er heggen omheen te zetten. De hedge van de eerste ‘hedge funds’ bestond uit het financiële equivalent van zo’n agrarische heg in de vorm van complementaire beleggingen die de waarde van een bepaalde beleggingsportefeuille ook in tegenzittende markten zou moeten beschermen.

Schulden die kredieten worden genoemd. Stijgende huizenprijzen die het einde van de crisis moeten aangeven. Minder krimp die wordt gepresenteerd als herstel

Fast forward naar de crisis en ‘hedge funds’ zijn speculatieve beleggers geworden die risico niet afschermen, maar juist opzoeken en in hun jacht op maximaal rendement geen truc schuwen, zelfs niet als dat tot faillissement van land of bedrijf leidt. Zie ABN Amro, zie Argentinië.

Securitisatie is nog zo’n term waarin je Lanchesters ‘omkering’ aan het werk kunt zien. De Latijnse stam van het woord betekent beveiligen. De financiële praktijk was echter exact het omgekeerde: onveilige hypotheekcontracten transformeren in nog onveiligere obligaties die als superveilige beleggingen werden verkocht aan Nederlandse pensioenfondsen en Duitse staatsbanken, die onderwijl ook nog even her en der huizenzeepbelletjes opbliezen.

Ook ‘hefboom’ heeft zo’n huis-tuin-en-keukenconnotatie. Met een beetje koevoet kan je deuren, kozijnen en vensters uit hun kozijnen lichten. Oftewel, een hefboom vermenigvuldigt het gewicht en de kracht van de gebruiker en maakt de gebruiker sterker dan hij zonder koevoet zou zijn geweest. In het geval van banken betekent een grote hefboom precies het omgekeerde. Hoe groter de bancaire hefboom, hoe kleiner het eigen vermogen, hoe kleiner de buffer en hoe groter de kans dat je failliet gaat als je bezittingen hun waarde verliezen.

Omkering - als je het eenmaal weet, zie je het overal. Bezuinigingen die hervormingen heten. Lastenverzwaringen die als ombuigingen worden gekocht. Bonussen die verkleed worden als ‘cash allowances’ om plafonds te omzeilen. Schaduwbanken die plotseling niet-bancaire kredietverstrekkers heten. Schulden die kredieten worden genoemd. Stijgende huizenprijzen die het einde van de crisis moeten aangeven, terwijl ze alleen maar tot hogere woonlasten leiden. Minder krimp die wordt gepresenteerd als herstel. Belastingontwijking die het wegnemen van marktverstoringen wordt genoemd. Studentenwoningen die geen huisvesting bieden maar een ‘experience.’ Afgedankte kantoorpanden die ineens ‘creatief vastgoed’ heten.

Het is politiek

Als je Lanchesters How to speak money leest, lijkt het alsof het omkeren van begrippen een ongevaarlijk tijdverdrijf van bankiers is. Nergens in het boek laat hij doorschemeren dat er wel degelijk ‘systeem achter deze waanzin’ zit. Dat deze ‘omkeringen’ niet politiek neutraal zijn, maar specifieke, aanwijsbare doelen en belangen dienen.

Er werd namelijk door de banken en hun handlangers - de advocaten, accountants, fiscalisten en trustboeren - verschrikkelijk veel geld verdiend met het ons aansmeren van hypotheken, die hypotheken vervolgens verpakken en die verpakte hypotheken doorverkopen aan institutionele beleggers.

Pakweg de helft van de bancaire omzetten en winsten was voor de crisis afkomstig uit het hypotheekbedrijf. Er is bankiers dan ook veel aan gelegen om die geldmachine zo snel mogelijk weer aan de praat te krijgen. Het gevecht daarover met politiek, toezichthouders en electoraat is nu gaande. Woorden spelen in die strijd een cruciale rol.

Het lijkt de banken te zijn gelukt. Via de band van het zeehondje van de bancaire sector, het midden- en kleinbedrijf, is nu ook de president van de Europese Centrale Bank, Goldmanite Mario Draghi, om. Teneinde de kredietverlening in de Eurozone weer op gang brengen, aldus Draghi tijdens zijn persconferentie van afgelopen donderdag, is versoepeling van de regels voor securitisatie

Het is veelzeggend dat en de grondlegger van de politicologische framingtheorie, ontbreken in de literatuurlijst van How to speak money. Wat meer gevoel voor de politieke lading van het bancaire taalgebruik had het boek tot een linguïstische atoombom kunnen maken. Nu is het een klappertjespistool.