Hierover wil ik schrijven als correspondent Vindingrijkheid & Vernieuwers
Vandaag begin ik als correspondent Vindingrijkheid & Vernieuwers. Dat schrijf ik op een QWERTY-toetsenbord. Achter dat toetsenbord gaat ruim een eeuw aan hoop op vernieuwing én wanhoop op het uitblijven ervan schuil. Een perfect begin van mijn zoektocht naar wat de mens vooruithelpt en wat niet.
Dit artikel is geschreven op een QWERTY-toetsenbord, dat 136 jaar geleden werd gepatenteerd. De toetsen liggen ingebed in een 1,5 GHz-laptop waarop ik 1.700 toetsen per minuut kan aanslaan. Niets bijzonders voor 2014.
Met behulp van dit toetsenbord ga ik de komende tijd voor de Correspondent verhalen schrijven over de menselijke behoefte om te innoveren. Over uitvinders, ontdekkers en vernieuwers. En over dat wat individu en maatschappij van verandering weerhoudt.
Het QWERTY-toetsenbord, en waarom we dat nog steeds gebruiken, dient voor mij als beginpunt - en niet alleen omdat mijn verhalen via dit instrument vorm krijgen. Achter de door de Amerikaanse schrijfmachine-ontwerper Christopher Latham Sholes gepatenteerde lay-out uit 1878 gaat namelijk een ruime eeuw aan hoop op vernieuwing schuil - en wanhoop over het uitblijven daarvan.
QWERTY legt bloot hoe de menselijke ontwikkeling vaak niet in een rechte lijn verloopt, maar met horten en stoten. En met imperfecte resultaten tot gevolg.
Hamertjes die bleven steken
De ordening van de letters van het QWERTY-toetsenbord is niet logisch. Veelvoorkomende lettercombinaties liggen ver uit elkaar. De meest waarschijnlijke verklaring daarvoor is dat uitvinder Christopher Sholes dit expres heeft gedaan, om te voorkomen dat de hamertjes van zijn typemachine in elkaar zouden haken. Een technisch probleem dat Sholes enkele jaren later had opgelost, getuige een volgend ontwerp waar hij een patent op kreeg in 1896.
De Sholes 2 is een stuk ergonomischer: zo staan alle klinkers op de middelste balk bij elkaar, waardoor linker- en rechterhand elkaar steeds kunnen afwisselen.
Op een vergelijkbaar ontwerp kwam bijna iedereen uit die in de eeuw erna een queeste tegen QWERTY begon. George Blickensderfer bijvoorbeeld, een tijdgenoot en directe concurrent van Sholes. En onderwijspsycholoog August Dvorak, die in de jaren dertig van de twintigste eeuw serieus onderzoek deed naar het beste toetsenbord. De weinig gebruikte puntkomma, die op het QWERTY-toetsenbord een positie op de centrale middelste rij inneemt, kreeg van Dvorak een nederig plekje linksonder.
Wat we kunnen leren van de puntkomma
Haakt u nu niet af; er zijn inderdaad belangrijker zaken in de wereld dan een puntkomma. Maar het feit dat we nog steeds tikken op een toetsenbord waarvan een van de mooiste plekjes wordt ingenomen door een teken dat je bijna nooit gebruikt, terwijl we al een eeuw weten dat het anders kan, leert ons iets over de beperkte mogelijkheden die we als individu en maatschappij blijken te hebben om een gewoonte te veranderen.
Het is opmerkelijk dat het niet lukt zo’n klein iets als vermindering van typinspanning door te voeren. Wat betekent dat voor grotere wereldproblemen?
Dr. Dvorak zelf, die veertig jaar van zijn leven stak in zijn strijd voor een beter toetsenbord, zou kort voor zijn dood in 1975 hebben uitgeroepen: ‘I’m tired of trying to do something worthwhile for the human race. They simply don’t want to change!’
De oplossing voor het fileprobleem
Willen mensen niet veranderen, of kunnen ze het niet? Of kunnen ze het wel? Met die vragen in mijn achterhoofd wil ik gaan schrijven.
Voor nrc.next, waar ik zes jaar werkte als redacteur, schreef ik eerder een verhaal over fietssnelwegen. Ook daar stonden die vragen centraal.
Studenten aan de TU Delft hadden een ligfiets ontwikkeld (met bijpassend dieet en sportschema voor de bestuurder) waarmee een uurrecord van ruim 90 kilometer werd gehaald en een topsnelheid van 133 kilometer per uur.
Zouden mensen niet bezweet aan willen komen op hun werk? Zou het helpen als werkgevers massaal douchecabines en kledingkluisjes aanlegden?
Een ongetrainde fietser zou makkelijk zeventig kilometer per uur kunnen halen, dachten de studenten. Maar snellere fietsen blijken niet vanzelf te leiden tot de aanleg van een fietssnelwegennetwerk.
Het lag niet aan een visieloze overheid, althans niet alleen. Ook over fietspaden waar je kunt doorjakkeren, bleken weinig mensen liggend naar hun werk te scheuren. De voorzitter van de Fietsersbond vertelde dat mensen vooral in de mooie natuur willen fietsen, en niet per se heel snel.
Die opmerking riep nieuwe vragen op. Zouden mensen niet bezweet aan willen komen op hun werk? Zou het helpen als werkgevers massaal douchecabines en kledingkluisjes aanlegden?
Willen mensen het fileprobleem niet oplossen, terwijl ze wel willen dat het wordt opgelost? Waarom had ik zelf eigenlijk geen ligfiets? Ergens tussen files en de theoretische oplossing daarvoor ontstond kortsluiting.
De effecten van ontdekkingen
In de journalistiek is het gebruikelijk om bij innovatie te kijken naar het eindproduct: een gadget, een nieuw record, een Nobelprijs. En om dan te beschrijven wat je ermee kan.
De Canadese filosoof Marshall McLuhan poneerde in de jaren zestig de theorie dat de komst van een nieuw medium, zoals televisie, veel meer bepaalt wat er verandert in een maatschappij dan wat er precies wordt overgebracht door dat medium. Het feit dat de mens meer ging kijken en niet meer alleen las en luisterde, veranderde hem meer dan wát hij keek, stelde McLuhan. The medium is the message.
Op dezelfde manier zorgde de typemachine er niet alleen voor, schreef McLuhan in Understanding Media. The Extensions of Man, dat geschreven tekst getypte tekst werd, maar ook dat foutloos spellen belangrijker werd, dat er dus veel meer woordenboeken werden gekocht en dat secretaresses zoveel memo’s tikten dat er een hele nieuwe bedrijfstak ontstond: die van archief-opschoonbedrijven.
Op deze plek wil ik behalve over de zoektocht naar uitvindingen en ontdekkingen ook gaan schrijven over de maatschappelijke effecten ervan.
Het raadsel van het Russische asfalt
Eerder ben ik correspondent in Moskou geweest voor nrc.next en NRC Handelsblad. Soms was het verleidelijk om te beschrijven hoe erg sommige dingen ‘zijn’. Dat heb ik ook gedaan. Maar dat voelde als een mismoedige vorm van journalistiek.
Soms was het verleidelijk om te beschrijven hoe erg sommige dingen ‘zijn’. Maar dat voelde als een mismoedige vorm van journalistiek
Wanneer de tijd het toeliet probeerde ik raadsels op te lossen die op mijn pad kwamen, in de hoop beter te begrijpen hoe de Russische maatschappij nou eigenlijk werkte.
Bijvoorbeeld dit raadsel: waarom wordt deze perfect gladde Moskouse straat, die pas nog is geasfalteerd, nu alwéér geasfalteerd? Door arbeiders die zelf wonen in een provinciestad waar de kuilen in de weg je aangapen?
Oplossing: de ambtenaar die toestemming moet geven, kan samen met de aannemer bij elke nieuwe asfaltering iets wegknabbelen uit het budget voor wegvernieuwing. In de Russische provincie is er geen budget voor wegen zoals in Moskou, dus komen de arbeiders uit de provincie werken in de hoofdstad.
De oplossing voor QWERTY
Journalistiek als raadsels oplossen. Beschrijven hoe iets in elkaar zit in plaats van hoe erg het is. Engelstalige journalisten hebben er een term voor verzonnen: constructive journalism. David Bornstein van het Solutions Journalism Network spreekt van howdunnits. Idealiter lezen ze als een detective.
Ook veel lezers blijken graag dit soort verhalen te lezen, meldt dit metajournalistieke artikel over constructieve journalistiek. Dat is niet per se goed nieuws: ik ga er althans niet van uit dat de wereld door vernieuwing altijd beter wordt. Maar ook niet per definitie dat ze slechter wordt.
Maandag de oplossing voor het raadsel van het QWERTY-toetsenbord. Waarom houden we eraan vast? En waarom worden er in de eenentwintigste eeuw nog steeds alternatieven voor ontwikkeld, als mensen toch niet overstappen?