Gruwelijke beelden kunnen oorlog: a) beëindigen, b) voorkomen, c) veroorzaken

Sterre Sprengers
Front-end developer

Het idee dat gruwelijke beelden oorlog kunnen voorkomen klinkt naïef. Toch was juist dat de reden dat Ernst Friedrich in 1924 zijn boek WAR against WAR! publiceerde. Het geeft een historisch perspectief aan mijn onderzoek naar nut en noodzaak van gruwelijke beelden.

Kunnen gruwelijke foto’s een oorlog doen eindigen? Kunnen ze de internationale gemeenschap shockeren, het debat doen kantelen en zorgen voor gerechtigheid?

Het bekendste voorbeeld van een foto die dit allemaal wist te bewerkstelligen is die van het Het is het verlangen van, denk ik, elke journalistiek fotograaf. Niet alleen de wereld tonen wat voor gruwelijkheden zich elders voltrekken, maar ook echt invloed hebben op het conflict.

Eerder schreef ik over War Porn van Christoph Bangert. Hij maakte een boek van de foto’s die hij nooit gepubliceerd kreeg. Uit frustratie, zo getuigt zijn inleiding: ‘Kan je niet naar mijn foto’s kijken? Nou, doe maar wat beter je best dan! Jullie onnozele eerstewereldzeurpieten! Word wakker! Dat zijn echte mensen! Als je er niet tegen kan, verdwijn van deze planeet! Je MOET ERNAAR KIJKEN!’

Daar ben ik het helemaal mee eens. We moeten kijken, want als ‘...we het niet onthouden, dan hebben deze gebeurtenissen nooit plaatsgevonden,’ zo schrijft Bangert. Maar denkt hij eigenlijk ook dat het kijken wat oplevert? Zijn foto’s ter herinnering niet nog steeds te vrijblijvend?

Onder die boekbespreking werd in een van de bijdragen de vraag opgeworpen of zo’n boek wel of juist niet helpt bij de ontwikkeling van empathisch vermogen en dat het daarvoor interessant zou zijn dit onderwerp eens in een historische context te plaatsen.

Inderdaad interessant, want kunnen gruwelijke beelden niet alleen de afloop van een oorlog bepalen, maar ook oorlog voorkomen?

Zoekend naar voorbeelden en antwoorden stuitte ik op WAR Against WAR! van dat voor het eerst verscheen in 1924, is vertaald in vele talen, inmiddels zeker een miljoen keer is verkocht en waarvan recent de eerste uitgave in vier talen (Duits, Frans, Engels, Nederlands) in herdruk is genomen.

Reden voor dit boek? De titel zegt het al. Ernst Friedrich was ervan overtuigd dat als iedereen goed naar alle gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog keek een nieuwe oorlog voorkomen zou kunnen worden. De meeste Europese regeringen verboden media oorlogsfoto’s te publiceren om hun propaganda zuiver te houden, dus de meeste mensen hadden tot dan toe nog nooit met eigen ogen de gevolgen van oorlog gezien.

Stem aan de pacifisten

Het boek bleef dan ook niet onopgemerkt. Er kwamen rechtszaken tegen het tonen en verkopen van het boek, in sommige steden deed de politie invallen in boekwinkels die het wel probeerden. Het was het begin van een anti-oorlogsbeweging.

Het boek was ideologisch en naïef. Zeker toen vijftien jaar later de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Toch is het interessant te kijken naar hoe die ideologie met behulp van de meest gruwelijke beelden toentertijd werd vormgegeven.

De oorzaak van den oorlog is gelegen in het bezit van geld!

Plan van aanpak was dat Ernst Friedrich zich niet tot overheden richtte. Zij die op de posities zaten waar de besluiten werden genomen, waren al te veel beïnvloed door alles waar oorlog om draait: ‘De oorzaak van den oorlog is gelegen in het bezit van geld!’

Dus richtte hij zich tot het volk. ‘Oorlogen zullen bestaan, zoolang het kapitaal het volk beherrst en onderdrukt!’ Voor het volk had oorlog altijd een slechte afloop, dus waarom zou het eraan meedoen? Om die boodschap over te brengen moest hij niet de mannen aanspreken, want die lieten zich door woorden als ‘eer’ en ‘vaderland’ gemakkelijk tot geweld verleiden. Het was de vrouw, zo meende hij, die een werkelijke verandering teweeg kon brengen. Specifieker: de moeders.

‘Voedt de kinderen zoo op, dat zij later weigeren soldatendienst en oorlogswerk te doen. [...] De moeder, die het kindje op haar schoot soldatenliedjes vorrzingt bereidt den oorlog voor! [...] Bedenkt steeds dit: de kleine helm van papier, wordt eens tot staalhelm op het hoofd van den moordenaar! [...] Moeders van alle landen vereenigt u!’

Het begint volgens Friedrich allemaal met de opvoeding. En daar begint het boek ook mee. Met plaatjes van speelgoedsoldaatjes en kinderboeken met heldhaftige soldatenverhalen. Daarop volgen spreads met steeds links foto’s van ten strijde trekkende soldaten en rechts foto’s van loopgraven en velden vol lijken, begeleid door teksten als ‘Vadertje als ‘held’ in vijandelijk land’ en ‘Hoe men vadertje drie dagen later vond.’

Pagina’s vol lijken. Van dichtbij gefotografeerd, als stillevens, of als niet meer te onderscheiden bergen ledematen. Naakte lichamen in de sneeuw, vel over been, gestorven door de honger of de kogel. Telkens vergezeld van cynische teksten als ‘Het soldatenleven is verrukkelijk!’ en: ‘Zij lachen en zijn blij over de verminkte lichamen van hun ‘vijanden.’’ Daarna ‘aan het front is alles kalm,’ met foto’s van massagraven en opruimwerkzaamheden. Allemaal verwijzingen naar de oorlogspropaganda van de Duitse overheid en media.

Dan volgt er tekst. Een ‘cultuurdocument,’ waarin staat beschreven dat bordelen de vraag niet meer aankunnen en er dus als maatregel een quotum wordt vastgesteld op tien mannen per dag per vrouw, zes dagen per week. Met daarbij een overzicht wanneer welk bataljon van welk regiment aan de beurt is. Leed aangericht door mannen op hun ‘eigen’ vrouwen, aldus Friedrich.

En weer door. Naar foto’s van verwoeste dorpen, schepen, kerken. ‘Maar waarom heeft dan de lieve God niet eens zyn eigen Godshuizen beschermd?’ Door naar foto’s van een tennissende Duitse kroonprins naast een man met één arm. Door naar foto’s van hen die de oorlog overleefden en voor de rest van hun leven verminkt zijn.

Een apart hoofdstuk heet ‘Het gezicht van de oorlog,’ met portretten van mannen waarvan grote delen van het gezicht ontbreken. Gruwelijke verminkingen. Eerst van reeds behandelde patiënten en daarna van mannen met nog open wonden. Friedrich sluit af met foto’s van rijkelijk versierde graven van hoge officiers, moedwillig beschadigde grafstenen en anonieme begraafplaatsen van de gewone soldaat. ‘De zaak gaat zooals gewoonlyk, verder.’

Alles was Friedrich te gruwelijk, maar niets was een reden het niet te tonen. Niet om te informeren, maar om te activeren. Hij was ervan overtuigd dat gruwelijke foto’s nuttig waren, dat ze oorlog konden voorkomen.

Tegenwoordig blijkt het tegenovergestelde waar. Gruwelijke beelden voorkomen geen oorlog, ze veroorzaken er een. Waren we Syrië ook gaan bombarderen als IS niet in filmpjes westerse journalisten onthoofdde?

Het is wachten op de foto’s van de verwoestingen in Syrië aangericht door de internationale coalitie. Maar het zou toch wel heel naïef zijn als we dan weer geshockeerd zijn. Ook nu iedereen weet hoe oorlogen eruitzien, worden ze nog gevoerd.

Eerdere verhalen over gruwelijke beelden: