Zo ga je als schrijver intelligent met je decor om
Veel mooie verhalenbundels blijven ongezien of zelfs ongepubliceerd. Zes weken lang bespreek ik steeds één verhalenbundel die wat mij betreft nooit vergeten mag worden. Deze week What We Talk About When We Talk About Anne Frank van Nathan Englander.
Zondagmiddag, een buitenwijk van New York. Twee Joods-Amerikaanse echtparen, midden veertig, zitten aan een keukentafel. Twee mannen die elkaar nog nooit gezien hebben, twee vrouwen die elkaar al decennia kennen: ze gingen samen naar een Jiddische middelbare school. De een verhuisde vervolgens naar Israël, werd steeds religieuzer, nam de naam Shoshana aan en trouwde met de minstens even religieuze Yerucham. De ander viel van haar geloof en trouwde met een Amerikaanse man: de ongelovige, naamloze verteller van dit titel- en openingsverhaal.
Verzwegen verwijten
Terwijl ze daar staan wordt er een vraag gesteld die opeens de onvermijdelijke uitkomst lijkt van alles wat daarvoor gezegd is; de uitkomst van de wodka, van de verzwegen verwijten
Binnen twee bladzijden, bij het beschrijven van het verleden van Shoshana, merkt hij droogjes op: ‘They went off to the Holy Land and went from Orthodox to ultra-Orthodox, which to me sounds like a repackaged detergent – ORTHODOX ULTRA®, now with more deep-healing power.’
Met zijn vieren zitten ze aan tafel. Er wordt wodka gedronken, er wordt geblowd, er wordt gelachen. Tientallen pagina’s gaan zo voorbij en haast ongemerkt slaat de sfeer om: de grappen krijgen een serieuze ondertoon, de blikken worden indringender. En door de drank begint iedereen steeds spottender en harder te spreken, tot de vier aanwezigen naar een voorraadkast lopen die, zo merkt een van de personages op, best als schuilkelder zou kunnen dienen. En terwijl ze daar staan wordt er een vraag gesteld die opeens de onvermijdelijke uitkomst lijkt van alles wat daarvoor gezegd is; van de wodka, van de verzwegen verwijten, van de verschillende levenslopen: stel dat een nieuwe Holocaust zich aandient, zouden de ongelovige Amerikanen de Jiddische bezoekers dan laten onderduiken?
Eén scène
Dit verhaal behoort tot het beste wat ik de afgelopen jaren heb gelezen. De kracht ervan schuilt ten eerste in de dosering: heel zorgvuldig bouwt Englander de spanning op, hij neemt tientallen bladzijden de tijd voordat de onderhuidse irritaties tot uiting komen. Daarnaast valt er genoeg te zeggen over de subtiele humor, de compacte stijl, de natuurlijke manier waarop de Joodse geschiedenis in een moderne omgeving vorm krijgt. Maar wat misschien nog wel het allerbest werkt aan dit titelverhaal, is de eenheid van tijd en plaats.
Vanaf de veelzeggende openingszin (‘They’re in our house maybe ten minutes and already Mark’s lecturing us on the Israeli occupation.’) zitten ze met zijn vieren in de woonkamer. Er wordt niet beschreven wat ze de uren hiervoor hebben gedaan, er staat niet of Shoshana van het station wordt gehaald - nee, het gaat alleen om die ene scène aan de tafel, meer niet.
Waarom werkt dat zo goed? Omdat het voelt alsof er geen buitenwereld meer bestaat. Er zijn geen geluiden van buiten, er is geen enkele afleiding - net of het enige wat ertoe doet zich hier afspeelt, aan tafel, tussen deze vier mensen. En als ze uiteindelijk in beweging komen en staand voor de gangkast praten over een schuilkelder, voel je als lezer dezelfde beklemming die zij voelen. Je begrijpt het gewicht van de vraag die wordt gesteld, je ervaart hoezeer die door houten planken afgeschermde ruimte een laatste redmiddel kan zijn.
Eén afgebakende ruimte
Veruit de meeste moderne verhalen en romans spelen zich op meerdere plaatsen af. De eenheid van plaats is, net zoals de eenheid van tijd en van handeling, een verouderd principe - het wordt onderwezen in vakken over de zestiende eeuw, niet bij schrijfcursussen.
Ook als het gaat om personages in crisis schrijft niemand nog over personages à la Oblomov, de titelheld uit Gontsjarovs gelijknamige roman (1858) die tientallen pagina’s lang geen stap verzet. Terwijl juist zo’n afgebakende ruimte een extreem krachtig middel kan zijn om eentonigheid of beklemming weer te geven - en dat heeft Englander mij met dit titelverhaal heel overtuigend duidelijk gemaakt. Ik ken geen andere korteverhalenschrijver die zijn vorm en inhoud zo effectief en intelligent op elkaar aanpast.
Dat betekent niet dat uit de hele bundel What We Talk About When We Talk About Anne Frank - een titel die overigens is ontleend aan Raymond Carvers What We Talk About When We Talk About Love (1981) - volstaat met verhalen die zich binnen een afgebakende ruimte afspelen. Het pleit voor Englander dat hij in deze bundel ook regelmatig iets anders probeert, en het past ook bij zijn aanpak: als het gaat om de veranderingen binnen een Israëlische gemeenschap gedurende enkele decennia, gebruikt hij verschillende situaties en omgevingen. Ook in andere verhalen schakelt hij veelvuldig tussen locaties.
De locatie staat meteen
Maar het meest overtuigend zijn de verhalen waarin Englander het decor beperkt tot een kleine ruimte en die direct belangrijk maakt - niet door er alinea’s over uit te weiden, maar door de personages nergens anders heen te laten gaan. Zoals in Peep show, waar een man die op weg naar zijn zwangere vrouw is, besluit te stoppen bij een peepshow en daar drie rabbi’s die hij van vroeger kent tegen het lijf loopt. Pagina’s lang mijmert hij over hen, de ruimte waarin de peepshow plaatsvindt voelt als een steeds onvermijdelijker decor.
Hetzelfde geldt voor het fraaie How we avenged the Blums, waar alle actie zich op en rondom een schoolplein afspeelt. De eerste twee zinnen: ‘If you head out to Greenheath, Long Island, today, you’ll find that the schoolyard where Zvi Blum was attacked is more or less as it was. The bell at the public school still rings through the weekend, and the bushes behind the lot where we played hockey still stand.’ Die locatie staat meteen. En je merkt aan alles: daar gaat het drama zich afspelen, dat schoolplein vormt het universum van de (jonge) hoofdpersonen. Alsof Englander zegt: kijk, dit is waar het om draait. Hier gaat het allemaal gebeuren.