Waar is de goede seksscène gebleven?

Joost de Vries
Schrijver
Adam en Hanna uit de HBO-serie Girls

Vandaag komt mijn essaybundel Vechtmemoires uit. Eén essay uit de bundel publiceer ik daarom hier op De Correspondent. Over hoe literatuur tegenwoordig een geheel eigen vorm van sletvrees heeft.

Preutse meisjes

De belangrijkste seksscène van de laatste jaren zat in de tweede aflevering van het eerste seizoen van Girls, de HBO-televisieserie die in 2012 debuteerde. In de scène treffen we Hannah aan, een 24-jarige, recent afgestudeerde schrijfster, in bed met Adam, die misschien iets ouder is en iets creatiefs lijkt te doen met hout.

Ze zijn druk bezig als Adam stopt, op Hannah klimt, zijn condoom afdoet en begint te masturberen terwijl hij een fantasiemonoloog afsteekt over hoe zij een aan heroïne verslaafd, elfjarig meisje is dat hij op straat vond en dat hij haar weer naar huis gaat sturen ‘onder het zaad.’ Hannah kijkt Adam met grote ogen aan, maar probeert mee te gaan en souffleert hem toevoegingen voor zijn fantasie.

Niets in de scène is flatteus; alhoewel de belichting zo is dat hun lichamen voor het grootste deel obscuur zijn, horen we het rubberen geluid van het losgetrokken condoom, zien we het vlees van Adams lichaam meetrillen met zijn aftrekbewegingen en horen we zijn stem hoger en heser worden naarmate hij dichter bij zijn orgasme komt, dat we dan weer niet te zien krijgen. De introtitels komen in beeld, een catchy liedje, en de eerstvolgende keer dat we Hannah en Adam zien zijn ze weer komisch en intiem aan het bekvechten over de ongedefinieerde staat van hun relatie.

En dan is daar bovendien nog de aanwezigheid van Lena Dunham, de actrice die de rol van Hannah vertolkt, iemand die in geen andere tv-serie over jonge, hippe meisjes in New York als hoofdpersoon gecast zou worden. Dunham heeft geen tv-uiterlijk: ze is klein, heeft een wat plomp figuur met een zachte, kneedbare buik en kleine prepuberteitborsten. Over haar schouders en bovenarmen loopt een spinnenweb van tatoeages, die in de manier waarop ze zijn aangebracht – lelijk, slordig – een zekere onverschilligheid jegens haar lichaam suggereren. Het voelt wat vals om zo nadrukkelijk op haar fysiek in te zoomen, ware het niet dat Dunham dat zelf al voor ons doet: zij speelt niet alleen de hoofdrol, maar schrijft en regisseert de serie ook.

De seksscène vangt de kern van Girls. De vriendengroep waar de serie om draait bestaat uit vier vrouwen met diploma’s, banen en al het andere wat ze volwassen zou moeten maken – maar dat zijn ze niet. Het zijn geen vrouwen, maar girls, en wat ze missen is ervaring. Dat is wat je Hannah ziet ondergaan als Adam midcoïtaal op haar klimt en zijn toneelstukje uitleeft, daar kijkt ze met grote ogen naar – ze maakt iets mee wat ze nog nooit heeft meegemaakt en maakt mentale aantekeningen voor haar memoirachtige fictie.

Dat Girls meteen de Golden Globe voor Best Comedy won, onderstreept de kwaliteit van de serie; dat gezaghebbende bladen als The New Yorker speciale blogs openden om elke aflevering uitgebreid te kunnen nabespreken, bewijst de bovenmatige interesse van de denkende media.

Want wat moet je van Girls maken? De ontvangst was, zoals The New York Review of Books het beschreef, ‘admiring but distinctivily nervous.’ Dunham vertelde meermaals dat de ervaringen van de vier vriendinnen in Girls gebaseerd waren op wat zijzelf en haar vriendinnen hadden meegemaakt, iets wat de rauwheid en het realisme van de serie kracht bijzette, een realisme dat, in vergelijking, ongehoord was. Er verschenen stukken over het narcisme van de meisjes, over het latente racisme (er zaten geen donkere mensen in), over het doorgeslagen hipsterdom van Brooklyn, over Hannahs halfhartige poging schrijver te worden – maar meer ging het om de seks. In vergelijking is het ooit verfrissende Sex and the City een genre-oefening bevolkt door typetjes en zijn de sekslevens van de daarin figurerende vriendinnen nauwelijks meer dan de verbeelding van keuzemogelijkheden van een ‘hoe hot is jouw lover’-test in de gemiddelde damesglossy. Waarom waren de meisjes van Girls niet gelukkig in hun seksleven? Ze hadden toch alle vrijheid die hun moeders hadden bevochten? Waarom waren ze nog steeds de passieve partij? Of zoals een New York Times-columnist zich afvroeg: ‘Ging Gloria Steinem de barricades op voor dit?’

De ironie is dat het best meevalt met de hoeveelheid seks in Girls. In de tien afleveringen van het eerste seizoen zitten misschien vier of vijf seksscènes en die zijn zelden langer dan een minuut. En bovendien: vergeleken met de vrouwelijke hoofdrollen in talloze andere sitcoms, zijn de Girls-girls bijna frigide (Robin uit het populaire How I Met Your Mother gaat in acht seizoenen door minstens twee dozijn mannen heen). Jessa houdt er als de bohemiènne van het stel dan wel meerdere minnaars op na, maar Hannah heeft maar ‘tweeënhalve’ sekspartner gehad, Marnie leeft al jarenlang in een monogame relatie met haar vriend, met wie ze nog amper seks heeft en Shoshanna is nog maagd. Ze zijn misschien niet altijd onafhankelijk genoeg in hun relaties, maar ze kiezen er aanzienlijk vaker niet voor om door een man versierd te worden dan wel.

Wanneer je je afvraagt hoe oerfeministe Gloria Steinems erfenis een rol in Girls speelt, zou je niet alleen naar de meisjes moeten kijken, maar ook naar de mannen. Naar Marnies gedomesticeerde vriendje Charlie bijvoorbeeld, die ronduit de verwording is van seks-na-het-feminisme. Meteen na de seksscène tussen Adam en Hannah zien we hem in bed met Marnie, waar ook hij praat, maar in tegenstelling tot Adam alleen maar dingen zegt als ‘lig je wel goed’en ‘laten we elkaar aankijken.’ Hij is zozeer bezig haar te bedienen dat de seks alleen nog maar een toneelstukje is, niet een primair, onverbloemd verlangen van twee kanten.

Marnie wordt er kriegel van: ‘Zijn aanraking voelt als die van een vreemde oom.’ Of, zoals ze Hannah later vertelt: ‘He’s so busy, like, respecting me, that he looks right past me.’ Ook dat is Steinem, anno nu.

Deze jongere schrijvers zijn zo zelfbewust, zo verankerd in een bepaald soort liberale opvoeding, dat hun personages zichzelf hun eigen seksuele impulsen niet toestaan

Misschien past Charlie in een nieuwe generatie fictiefiguren, eentje die Katie Roiphe beschrijft in haar essay ‘The Naked and the Conflicted.’ Het zijn de personages verzonnen door auteurs die de kinderen of kleinkinderen van Roth en Mailer en Updike zouden kunnen zijn. Bij hen is seks nooit een triomf, een daad van verzet, van ongeremd genot, van een viering van het leven, of wat het dan ook bij hun literaire voorvaderen was. Nee, hun seksuele stijl is meer kinderlijk, ‘innocence is more fashionable than virility, the cuddle preferable to sex.’ Als voorbeeld geeft Roiphe een scène uit Dave Eggers’ roman waarin de hoofdpersoon een vrouw ontmoet in een disco en haar mee naar huis neemt, waar ze zich uitkleedt en op hem gaat liggen en daar alleen blijft liggen, meer gebeurt er niet. ‘Her weight was the ideal weight and I was warm and wanted her to be warm.’ Nog veelzeggender is de scène in Benjamin Kunkels populaire roman Indecision, waarin ook hij met een meisje naar huis gaat: ‘Maybe I was going to get lucky, something which, I reminded myself following her up the stairs to our room and giving her ass a good review, wasn’t always a piece of unmixed luck, and shouldn’t automatically be hoped for any more than feared.’ Om nog maar te zwijgen van auteurs als Jonathan Safran Foer, wiens personages steevast kinderen of maagden zijn, om zo het hete hangijzer van seks maar te ontwijken.

Roiphe citeert David Foster Wallace, die ooit met een buitengewone dosis vitriool schreef over Updikes roman Toward the End of Time, over een man die zijn impotentie ziet als het ultieme symbool van de dood. ‘Ik ben niet zozeer beledigd door dit wereldbeeld,’ schreef Wallace, ‘ik begrijp het gewoon niet.’

De verklaring? Roiphe: Deze jongere schrijvers zijn zo zelfbewust, zo verankerd in een bepaald soort liberale opvoeding, dat hun personages zichzelf hun eigen seksuele impulsen niet toestaan, ‘ze zijn, kortom, too cool for sex.’ Binnen hun fictie is het ondenkbaar dat een personage te veel waarde hecht aan seks, dat het idee dat seks een kracht is die iets kan veranderen, verbeteren, hopeloos retrograde is. Deze schrijvers zijn zo verliefd op hun eigen ironie, met een zelfbewustzijn dat zo extreem is, dat het bij voorbaat uitsluit dat ze zich aan zoiets zelfbewustzijnloos overgeven als seks.

Al het voorgaande wordt hier natuurlijk opgemerkt in de optimistische veronderstelling dat alles wat zich in realistische fictie afspeelt degelijk gegrond is in de werkelijkheid. Want er is iets aan het verschuiven. NRC Handelsblad besteedde een hele Opinie & Debat-bijlage aan de veranderende seksuele mores nu er steeds meer hoogopgeleide vrouwen tot de relatiemarkt toetreden en steeds minder hoogopgeleide mannen. De bijlage opende met een citaat uit het wetenschappelijke tijdschrift Personality and Social Psychology Review: ‘Als de voorraad beschikbare vrouwen (jonge, aantrekkelijke ongebonden vrouwelijke volwassenen) veel groter is dan de voorraad beschikbare mannen, overstijgt het aanbod de vraag ruim. De prijs zal dan dalen, wat betekent dat mannen seks kunnen krijgen zonder daar veel voor in de plaats te geven.’

Deze stelling werd door verschillende hoogleraren onderschreven, maar de schrijvende ‘ervaringsdeskundigen’ van NRC vertelden een ander verhaal. Of ze nu vonden dat het moeilijker was een geschikte vriend te vinden of niet, uit alle verhalen klonk een gevoel dat de seksuele markt voor mensen onder de dertig steeds minder vrij is dan werd verwacht; iedereen opereerde zelfbewust, zocht al dan niet tevergeefs naar de eigen marktwaarde.

Misschien bestaat er wel gelijkwaardige seksuele vrijheid voor beide geslachten, maar niemand die daar spontaan mee om durft te gaan. In zijn bijdrage (onder de kop ‘Vijftig jaar geleden had ik meer seks gehad’) schreef publicist Rutger Lemm dat hij graag met zijn vrienden over seks praat, maar dat het de laatste tijd steeds meer over pandapunten gaat. ‘Deze term stamt uit de corporale kringen en staat voor elke maand dat je geen seks hebt – een verwijzing naar de frigide berensoort.’ Lemm zegt dat de seksuele revolutie juist niet in zijn voordeel is geweest. ‘Vrouwen hebben sinds de jaren zestig en zeventig meer fysieke, economische en sociale vrijheid gekregen. Ze zijn zo minder grijpbaar voor ons, de mannen. Tegelijkertijd hebben onze sterke moeders hun zoons opgevoed met heel erg veel respect voor vrouwen. Op deze manier wordt de afstand tussen beide geslachten wel erg groot, zoals Steve Carell in The 40 Year Old Virgin zegt: ‘Ik respecteer vrouwen! Ik respecteer vrouwen zoveel dat ik volledig bij ze uit de buurt blijf.’ De titel van de film zegt genoeg’.’

Eind vorig jaar riep het Instituut voor Nederlandse Lexicologie ‘pandapunten’ uit tot het mooiste woord van het jaar; inmiddels is er pandapunt.nl, die in een database bijhoudt op hoeveel punten je teller staat. Het kan niet lang wachten zijn op een pandapunten-app.

Is er een nieuw, verhoogd zelfbewustzijn als het gaat om seks? Zijn we inderdaad terughoudender, of zelfs preutser geworden?

Die laatste vraag kreeg Gidia Jacobs, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie, voorgelegd toen diverse media berichtten dat jongeren steeds vaker weigeren naakt te douchen na het sporten. Haar antwoord was absoluut: ‘Nederland is niet aan het verpreutsen. […] Het is heel onwetenschappelijk zoiets te beweren. Ik zou niet weten waaraan je kunt zien dat jongeren preutser zijn geworden. Ik zie al een tijd strings boven broeken uitkomen, dat is eigenlijk het antiteken van verpreutsing.’

Maar één string maakt nog geen zomer en voor elke uiting van ‘antipreutsheid’ kun je weer de anti-antivariant bedenken. In reclames op tv zijn strengere richtlijnen gaan gelden die het gratuite naakt indammen – waar zijn de naakte vrouwen uit de douchegelreclames van vijftien jaar geleden gebleven?

Ook de corporate moraal weegt mee. Op Apples iPad kun je de Playboy lezen – maar dan ook alleen lezen, want Apple staat geen naakt toe. Hetzelfde geldt voor Facebook, dat actief censureert, en ook Google, dat zijn algoritmen heeft aangepast waardoor een zoekopdracht minder snel blootmateriaal kan opleveren. De soft-erotische avondprogrammering waar SBS6 in de jaren negentig om bekendstond is verdwenen (weggeconcurreerd door internet, waarschijnlijk). De populariteit van de simplistische ‘kneukfilm’ – zoals Van Kooten & De Bie die noemden, een portmanteau van knokken en neuken – in de jaren tachtig en negentig, is moeilijk nog voor te stellen. Ze bestaan bijna niet meer. In ten minste zeven van de tien best bezochte films van 2012 zat geen seks: in twee van de drie films waarin het wel zat, Skyfall en The Dark Knight Rises, zag je personages kussen en in het volgende shot kuis onder de dekens nagenieten. In geen van de voor een Beste Film Oscar-genomineerde films zat seks.

Natuurlijk heeft Jacobs gelijk dat wetenschappelijk onderzoek geen preutsheid kan bewijzen, maar tegelijkertijd toont onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en van Rutgers WPF, kenniscentrum voor seksualiteit, aan dat het best meevalt met de breezersletjes en garageboxfeestjes. Steeds minder vrouwen gebruiken de pil (maar 37,7 procent), de gemiddelde leeftijd waarop jongens en meisjes hun maagdelijkheid verliezen gaat omhoog. In 2003 noemde het CBS nog zeventien jaar, in 2009 plaatste het onderzoeksbureau de mediane leeftijd voor de eerste keer op 17,4 jaar; in de meest recente Seksuele Gezondheid in Nederland-monitor van Rutgers WPF wordt de mediane leeftijd voor de eerste keer op 18,2 gezet – 18,4 voor jongens, 18,0 voor meisjes.

Het seksuele keuzemenu wordt wel uitgebreider. Als je diezelfde monitor vergelijkt met eerdere edities – Rutgers WPF doet ’m elke twee jaar – zie je dat er een klein beetje meer wordt gemasturbeerd, iets meer porno wordt gekeken, iets meer aan anale seks wordt gedaan, et cetera. Maar bij dit soort rauwe data kun je moeilijk conclusies trekken over een heersende seksuele moraal – minder pilgebruik kan verband houden met vergrijzing, een hogere leeftijd voor de eerste keer kan ermee te maken hebben dat er steeds meer allochtone jongeren worden meegewogen uit milieus met een strengere seksuele moraal. Dat blijft onduidelijk.

Maar de data spreken wel het beeld tegen dat op de relatiemarkt ‘de prijs van seks’ gedaald is en dat ‘jonge, aantrekkelijke ongebonden volwassenen’ wheelen en dealen met seks alsof het de normaalste zaak ter wereld is. Van de achtduizend respondenten (van alle leeftijden) van de Seksuele Gezondheid-monitor heeft ongeveer één derde maar één tot twee sekspartners gehad, een kwart drie tot vijf en één vijfde zes tot tien. Wat de hoogleraren in NRC Handelsblad ook verkondigen, Nederland lijkt niet direct meer promiscue te worden: een overgrote meerderheid van de respondenten, zowel man als vrouw, geeft steevast aan dat ze seksueel het meest tevreden zijn in een monogame relatie.

De ideologie, na het feminisme, dat jonge vrouwen zo seksueel assertief of agressief mogen handelen als ze willen, lijkt precies dat: een ideologie. Geen praktijk.

Lena Dunham zei in een interview het moeilijk te hebben met de generatie feministische vrouwen vóór haar die hun beha’s verbrandden. Dunham vertelde dat ze ooit gevraagd werd of zij en haar vrouwelijke peers zich ‘empowered’ voelden nu ook hun generatie seks als ‘casual’ mocht beleven.

De toon waarop de vraag gesteld werd, zei Dunham, was alsof ze een juichverhaal van me verwachtten: de werkelijkheid is dat die verbrande beha’s haar juist met een verplichting hebben opgezadeld. Zij hoorde steeds vaker vriendinnen zeggen: ‘Waarom kan ik geen seks hebben zonder er iets bij te voelen?’ En het gekke was, zei Dunham: de meisjes die zich dat afvroegen dachten dat dat, betekenisloze seks, hun nieuwe doel moest zijn. Waarom mocht het niet betekenisvolle seks zijn?

En Vijftig tinten grijs dan? Dat is de standaardvraag die voor je voeten wordt geworpen als je zegt dat we preutser zijn geworden. Het antwoord: als het verkoopsucces van Vijftig tinten grijs één ding betekent, dan is het wel hoezeer seks uit het zicht is verdwenen. Als zo’n beetje elke meerderjarige vrouw binnen en buiten de Randstad een exemplaar koopt van een flauw, romantisch, sentimenteel, nauwelijks sadomasochistisch boek, suggereert dat een diep gapend gat in de markt dat nergens anders door wordt gevuld. Hetzelfde geldt voor het Stout! van Heleen van Royen en Marlies Dekkers: als hun idee van stout zo veel stofwolken doet opwaaien, dan betekent dat juist dat we heel braaf zijn geworden.

Je ontkomt niet aan het idee dat de urgentie van seks in de culturele, publieke ruimte op haar retour is. Wie zou vandaag nog een passage durven schrijven als deze: ‘Ze schoof haar stoel achteruit, stond op, trok haar mooie gebloemde nachtjapon tot boven haar borsten en ging op bed liggen. En toen zei ze met haar dikke geile lippen: ‘Nou moet je me keihard en heel regelmatig neuken.’ (Zo gezegd, zo gedaan.)’

Dit komt natuurlijk uit Turks fruit van Jan Wolkers. Als een Nederlandse schrijver vandaag een personage net zoveel seks zou laten beleven als Wolkers’ literaire stand-in, zou de literaire kritiek er vermoedelijk van uitgaan dat het boek over seksverslaving gaat.

Anders gesteld: de jongere generatie schrijvers bestaat niet eens uit de kinderen of kleinkinderen van Roth en Mailer en Updike (of Wolkers), maar uit de kinderen of kleinkinderen van de studentes en docentes en feministes die Roth en Mailer en Updike dertig jaar geleden al voor male chauvinist pigs uitmaakten. Misschien is die strijd om gelijke waarden in bed (en in fictie) wel gestreden en zitten we nu met een vredesakkoord waar niemand nog echt naar wil handelen.

Er wordt in de boeken heel veel over seks gepraat, maar als het puur op de daad aankomt wordt er amper een deuk in een pakje boter geneukt

In de jonge oeuvres van schrijvers als Franca Treur, Merijn de Boer, Daniël Rovers, Gustaaf Peek, Maartje Wortel en Y.M. Dangre komt seks slechts met voorbij, het is zeker niet iets waarnaar gestreefd wordt.

Het beste voorbeeld hiervan is de ‘erotische trilogie’ van Jamal Ouariachi (1978), David Pefko (1983) en Daan Heerma van Voss (1986). Hun drie boeken zijn vernoemd naar de leeftijd waarop we Hanna, hun hoofdpersoon, volgen op respectievelijk haar 25ste, 45ste en uiteindelijk 70ste. Hoewel ze vrij opzichzelfstaand zijn geschreven, zit er wel degelijk een rode lijn in. En dat zit ’m niet in de seks. Het overheersende thema is het gevaar van inbeelding. Op haar 25ste, in handen van Jamal Ouariachi, vertelt Hanna op de kroningsdag van dit jaar op rondvaartboten en in kroegen aan relatief onbekenden steeds verschillende verhalen over haar grote, mislukte liefde met Arthur, die afhankelijk van de gesprekspartner (en haar drank- en drugsinname) is overleden tijdens de seks, haar heeft verlaten of zelfmoord heeft gepleegd. In elk van de gesprekken gaat Hanna helemaal op in de door haarzelf gesponnen illusie, waarin ze variërend onderdanig en dominant is, slaafje en meester.

Op haar 45ste, door David Pefko, is de illusie veranderd in desillusie. Hanna zit elke avond in dezelfde suffe kroeg, café De Kluif (goeie naam), en raakt eerder opgewonden van een zorgvuldig geprepareerde chateaubriand dan van welk stuk mannenvlees dan ook – wat haar er niet van weerhoudt passieloze seks te beleven met de uitgerangeerde bargasten. Hanna registreert hun lillende vlees, hun halfharde erecties, de geur van hun verval – maar is de wereld echt zo zwart of beeldt Hanna zich het in? Is haar cynisme geen manier om de waarde te ontkennen van het soort leven (bijvoorbeeld met een Liefde, en kinderen) dat haar nooit gelukt is te leiden?

Bij Daan Heerma van Voss ten slotte is Hanna 70 en woont ze in hotels die ze bekostigt met een slim staaltje uitkeringsfraude. Ook de desillusie is nu verdwenen. Haar cynisme is geïnternaliseerd tot volkomen eenzaamheid, tot de onmogelijkheid om de wereld te laten zien wie ze is en wat ze voelt. Ze ligt meer op de sofa van haar psychiater dan in wiens bed dan ook en zelfs tegen die psychiater is ze alleen bij toeval eerlijk.

Maar de seks dan? Tsja, de seks. Zelden werd het adjectief ‘erotisch’ zo gemakzuchtig gebruikt als door uitgeverij Querido bij deze ‘erotische trilogie.’ Er wordt in de boeken heel veel over seks gepraat, maar als het puur op de daad aankomt wordt er amper een deuk in een pakje boter geneukt. In wat een ‘erotische trilogie’ heet wordt nauwelijks daadwerkelijk verlangen beleefd, zijn er amper seksscènes die het doel hebben lust in al zijn gevarieerde facetten te beschrijven.

Hanna vertelt wel over gepassioneerde seks, maar de seks die zich in real-time op de bladzijden afspeelt is laf, liefdeloos, gespeend van enig verlangen. Pefko verschuilt zich achter gemakkelijk cynisme, in net even te enthousiaste beschrijvingen van hoe dik en lelijk Hanna’s minnaars zijn, hoezeer ze stinken. Heerma van Voss’ seksscènes zijn even kil en liefdeloos, en waar hij nog een interessante klus had om de seksuele psyche van een zeventigjarige vrouw te verbeelden, duikt hij weg, door herhaaldelijk te laten zeggen hoe leeftijdsloos Hanna’s lichaam is en dat niemand haar leeftijd kan schatten. Ouariachi weet zijn verhaal nog naar een fikse fellatioscène toe te werken, maar lijkt het grootste deel van de tijd meer geïnteresseerd in voor de hand liggende boze-mannenmeningen over het koningshuis en het Koningslied, over dat deze generatie zich niet uit in demonstraties maar alleen in Facebook-likes. Joh.

Noem het ironie, noem het angst, noem het postfeminisme. Het blijft een houding, ze proberen superieur aan hun eigen onderwerp te blijven. De auteurs durven niet de directheid van seks aan te gaan. Zo heeft de literatuur een geheel eigen vorm van sletvrees.

Een eerdere versie van dit essay verscheen in De Groene Amsterdammer.