Waarom politici liever naar kiezers dan naar economen luisteren

Jesse Frederik
Correspondent Economie

‘Waarom, o waarom, negeert de politicus toch de wetenschap?’ vraagt menig econoom zich radeloos af. ‘Politici’ – de econoom trekt nu een vies gezicht – ‘willen de pijnlijke waarheid niet horen, ze willen alleen maar kiezers winnen.’

Klagen over ‘de daadkracht’ van politici behoort tot het standaardrepertoire van de econoom. ‘Ik hoor die klacht vaker,’ zegt Wouter Koolmees, financieel woordvoerder van D66, in Volgens hem ligt het probleem echter bij de economen zelf. Ze begrijpen niet dat politiek gezien lastig is. Mensen ervan overtuigen dat het ontslagrecht versoepeld moet worden of de AOW-leeftijd verhoogd, is geen eenvoudige opgave, zo beargumenteert Koolmees. Hoewel ongetwijfeld verstandig is het voor de gewone man ‘niet intuïtief.’

Wat weet de econoom?

Dat politici te weinig naar economen luisteren, is niet het probleem. Keynes’ uitspraak dat de beleids­maker vaak ‘de slaaf is van een achterhaalde econoom’ gaat nog maar al te vaak op. Kijk alleen al naar een selectie van onderzoek vervaardigd door het CPB, die instelling vol van kundige economen, ons baken van wetenschappelijk licht. In 2008 kwam het instituut nog met een wetenschappelijk artikel waaruit zou blijken dat er geen zeepbel was op de Nederlandse huizenmarkt. Voor de gelegenheid gooide het CPB er toen nog een geruststellend pers­bericht uit: ‘De huidige huizenprijs is min of meer in lijn met de onderliggende vraag- en aanbodfactoren.’ Gaat u rustig slapen.

Als je de huizenmarktbom onder de Nederlandse economie mist, is het niet zo gek dat je prognoses ook de plank mis slaan. Sinds 2008 werd in eerste instantie de economische groei – met uitzondering van 2010 – keer op keer een paar procentpunten te hoog ingeschat. Het CPB is hierin overigens niet uniek onkundig. William Sherden schreef in 1998 al een boek waarin hij liet zien hoe kortetermijnvoorspellingen van economen en experts over het algemeen niet beter waren dan simpelweg de cijfers van het voorgaande jaar te gebruiken als voorspelling voor het volgende jaar.

Misschien is het wat flauw om ­economische voorspellingen – ­waarvan zoals John Kenneth Galbraith al eens beweerde de voornaamste functie is om aan de astrologie respectabiliteit te verlenen – als de maatstaf van wetenschappelijke merites te beschouwen. Beleids­aanbevelingen, daar bewijst de econoom werkelijk zijn meerwaarde. Wat kunnen we doen om op lange termijn de groei aan te jagen?

De Grote Vragen

Het probleem is dat economen eigenlijk verdomd weinig weten over de Grote Vraag der Groei. Kenny en Williamson geven een overzicht van tal van onderzoeken naar de relatie tussen groei en onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, de staatsschuld, belastingbeleid en ga zo maar door. ‘Een overzicht van het beschikbare bewijs suggereert dat ons huidige begrip van de oorzaken van economische groei beperkt is,’ ‘Dit zou, denken wij, ons allemaal iets bescheidener moeten maken in de zekerheid waarmee we modellen en denkwijzen aan het publiek presenteren.’

Economen hebben lang niet altijd de wijsheid in pacht, zelfs als het gaat om de economie

Neem een modieus economenstandpunt als ontslagrechtversoepeling. Economen gaan er in groten getale vanuit dat flexibilisering van de arbeidsmarkt heilzaam is. In 2004 DNB-president Wellink nog dat het voor Nederland raadzaam was de arbeidsmarkt te flexibiliseren teneinde de werkloosheid terug te dringen. Ondanks de zelfverzekerde conclusie bleek er geen bewijs voor te bestaan. Zelfs de OESO, een voorstander van flexibilisering, moest in 2006 dat ‘de impact van arbeidsbeschermingswetgeving op de werkloosheid statistisch insignificant is.’

Nog altijd blijft men echter geloven dat een soepeler ontslagrecht een gunstige uitwerking op de productiviteit heeft. ‘Eén punt lagere score op de ‘arbeidsbeschermingsindex’ – hetgeen een verlaging van het niveau van ontslagbescherming impliceert – zal leiden tot een 1,2 procent extra bbp op de lange termijn,’ stelt het CPB in zijn doorrekening van verkiezings­programma’s.

Maar ook op het gebied van de productiviteitswinst van ontslagrechtversoepeling is er veel onduidelijk. komen in een recent boek met de tegengestelde conclusie: strikter ontslagrecht levert productiviteitswinst op. En ze zijn niet de enigen die een tegengestelde relatie of geen relatie kunnen vinden.

Het probleem is dat voor menig econoom een opgedaan theoretisch inzicht, genoeg is voor vergaande beleidsaanbevelingen. Zelfs als het empirische bewijs er niet of slechts in beperkte mate is. Voor degenen die wat minder fiducie hebben in de theorie blijft er weinig over.

Als politici dan soms liever naar de kiezers dan naar de economen luisteren – mooi. Economen hebben lang niet altijd de wijsheid in pacht, zelfs als het gaat om de economie.

Deze column verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.