Hoe miljoenen aan Europees ontwikkelingsgeld in belastingparadijzen verdwijnen

George Turner
Onderzoeksjournalist, gespecialiseerd in belastingen
De Britse Maagdeneilanden, een belastingparadijs. Foto: Roberto Rinaldi/Hollandse Hoogte

De afgelopen maanden volgde ik de geldstromen van de Europese Investeringbank, waarmee de EU in ontwikkeling investeert. De conclusie die ik trok: miljoenen voor ontwikkeling bestemde euro’s belanden niet in Afrika, maar op - bijvoorbeeld - de Maagdeneilanden. In dit artikel laat ik zien hoe dat gaat aan de hand van een voorbeeld uit Egypte.

Ahmed Heikal had de eer dit jaar het toe te spreken. Deze Egyptische topbelegger werd gevraagd om voor een publiek van Europese commissarissen, politici, CEO’s van grote multinationals, bankbazen en miljardairs de toon te zetten.

Dr. Heikal is oprichter en bestuursvoorzitter van Qalaa, een Afrikaans beleggingsfonds dat 9,5 miljard dollar beheert. Volgens de Europese Commissie een bedrijf dat een ‘Afrikaans succesverhaal is geworden.’

Maar hoewel het fonds zeker succesvol is, is het de vraag of het bedrijfsmodel van Qalaa de duurzame groei genereert die de EU in Afrika zegt te willen bevorderen.

Uit van het Illicit Finance Journalism Programme blijkt dat Qalaa uitzonderlijk weinig ondernemersbelasting heeft betaald sinds het bedrijf ruim tien jaar geleden werd opgericht en zwaar afhankelijk is van een paar van de meest ondoorzichtige financiële jurisdicties in de wereld.

Het bedrijf heeft ook honderden miljoenen aan leningen ontvangen van de Europese Investeringsbank (EIB), de EU-instelling voor kredietverlening op de langere termijn.

Geld van de EIB is naar bedrijven gevloeid die in verband worden gebracht met de Britse Maagdeneilanden – een erkend belastingparadijs –, in strijd met het huidige beleid van de bank. Het Europees Parlement heeft intussen aangegeven daar nader onderzoek naar te gaan willen doen.

Maar eerst: hoe heeft het zover kunnen komen?

Qalaa is begonnen als een dat bedrijven opkocht, saneerde en met winst doorverkocht. Dit jaar heeft het zich omgevormd tot een beleggingshoudstermaatschappij.

Het fonds heeft zijn beleggers, waar overigens onder meer dr. Heikal en de bedrijfsleiding toe behoren, geen windeieren gelegd. In de eerste zes jaar van zijn bestaan, tot 2010, heeft Qalaa zijn beleggers en aandeelhouders een rendement van maar liefst 2,2 miljard dollar opgeleverd.

Dit rendement werd verwezenlijkt dankzij bedrijven uit de energie-, mijnbouw-, voedsel-, cement- en transportsector in Egypte, Soedan, Zuid-Soedan, Kenia en Ethiopië.

Heikal heeft het EU-Africa Business Forum verteld dat het bedrijf ter financiering van zijn beleggingen geld heeft gekregen uit drie bronnen: staatsfondsen uit de Golfstaten, internationale instellingen voor exportkredieten en instellingen voor ontwikkelingsgeld.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk hier zijn verhaal.

Tot deze laatste groep behoren instellingen als de door de EU gefinancierde Europese Investeringsbank. Volgens dr. Heikal vraagt het geld van deze met belastinggeld gefinancierde instellingen om ‘een bepaalde manier van zakendoen.’

Qalaa, aldus Heikal, móet wel rekening houden met de mensenrechten, ook ‘in de manier waarop we belasting betalen. Er is een hele reeks beginselen waar we ons aan moeten houden. Als we dat niet doen, geeft niemand ons geld.’

0,2 procent belasting

Ondanks deze hooggestemde uitspraken, blijkt uit een Qalaa-brochure voor beleggers dat het bedrijf zeer weinig belasting betaalt over de winst.

Hoewel niets erop wijst dat Qalaa zich schuldig heeft gemaakt aan illegale praktijken, toont duidelijk aan dat het bedrijf slechts 298.000 euro aan ondernemingsbelasting heeft betaald, terwijl de winst na belastingen – in de tien jaar sinds de oprichting – 142 miljoen euro bedraagt. Het percentage ondernemersbelasting bedraagt kortom slechts 0,2 procent.

Qalaa betaalt ook veel andere belastingen. In feite is het een van de grootste belastingbetalers van Egypte

Een woordvoerster van Qalaa zegt dat het geen eerlijk beeld geeft als je alleen de ondernemersbelasting in ogenschouw neemt en dat het sinds de oprichting ruim 300 miljoen dollar aan belastingen heeft afgedragen. ‘Het bedrijf betaalt ook veel andere belastingen. In feite is het een van de grootste belastingbetalers van Egypte,’ zegt ze.

Maar toen het werd gevraagd openheid van zaken over zijn belastingverplichtingen te geven, wilde het bedrijf daar niet op ingaan. Het reageerde evenmin toen werd gevraagd of de genoemde belastingbijdrage van 300 miljoen dollar tevens de belastingafdracht van zijn werknemers omvatte.

De Britse Maagdeneilanden. Foto: Michael Amme/Hollandse Hoogte

Niet bewust op de Maagdeneilanden

Qalaa maakt bovendien uitgebreid gebruik van belastingparadijzen. Uit blijkt dat bijna één derde van de dochterondernemingen is gevestigd in belastingparadijzen. Daarvan zijn er 38 geregistreerd op de Britse Maagdeneilanden, vijf op Mauritius en één in Luxemburg.

Qalaa ontkent nadrukkelijk dat hierachter een beleid van bewuste belastingontduiking schuilgaat.

De woordvoerster van het bedrijf verklaart dat het gebruik van de Britse Maagdeneilanden puur vanwege juridische redenen plaatsvindt. Bedrijven die daar zijn geregistreerd kennen volgens haar een flexibeler bedrijfsstructuur, waardoor beter kan worden voorzien in de uiteenlopende behoeften van beleggers, zoals de instellingen voor ontwikkelingsfinanciering die in het bedrijf investeren.

Investeren via belastingparadijzen

Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering hebben zwaar geïnvesteerd in Qalaa’s via belastingparadijzen beheerde projecten. Ook heeft volgens 29 miljoen dollar in een raffinaderijproject van het bedrijf gestoken.

De belangrijkste deal van Qalaa tot nu toe is een een olieraffinaderij in de buurt van Caïro, ter waarde van 3,7 miljard dollar. Het financieringspakket voor de deal kon in 2012 worden voltooid dankzij een lening van 450 miljoen dollar van de Europese Investeringsbank. Het geld dat afkomstig is van de EIB en van een aantal andere staatsinstellingen voor ontwikkelingsfinanciering, wordt beheerd door een bedrijf op de Britse Maagdeneilanden.

Rift Valley is eigendom van KU Railway Holdings op Mauritius, dat op zijn beurt in handen is van Ambience Ventures op de Britse Maagdeneilanden, dat weer wordt gecontroleerd door Qalaa

Uit de Qalaa-presentatie voor beleggers blijkt dat de werkmaatschappij voor de raffinaderij, de Egyptian Refining Company (ERC), voor 76,2 procent in handen is van ‘ARC,’ dat op zijn beurt voor 63,3 procent eigendom is van ‘Orient.’

‘ARC’ is de Arab Refining Company, een bedrijf dat is geregistreerd in Egypte, ‘Orient’ is Orient Investment Properties Limited, gevestigd op de Britse Maagdeneilanden. Orient wordt gefinancierd door een aantal instellingen voor ontwikkelingsfinanciering, waaronder de International Finance Corporation van de Wereldbank en de German Investment Corporation. Qalaa heeft een minderheidsaandeel, maar heeft het recht de meerderheid van de raad van commissarissen te benoemen.

Nóg een belangrijk bezit dat door Qalaa via de Britse Maagdeneilanden wordt beheerd, is Rift Valley Railways. Dit bedrijf is verantwoordelijk voor de spoorverbinding tussen de Keniase havenstad Mombasa en de hoofdstad van het aan alle kanten door land omsloten Oeganda, Kampala.

Rift Valley is eigendom van KU Railway Holdings op Mauritius, dat op zijn beurt in handen is van Ambience Ventures op de Britse Maagdeneilanden, dat weer wordt gecontroleerd

Invloed doet geld stromen

Dr. Heikal en Qalaa ontvangen niet alleen financiële steun van Europese instellingen. Ze profiteren ook van hun toegang en invloed. Het Africa-EU Business Forum, waar dr. Heikal de keynote-speech uitsprak, wordt bijvoorbeeld met 700.000 euro gesteund door de Europese Unie.

Het forum werd pal vóór een belangrijke Afrikaans-Europese top gehouden, waar de politieke leiders van beide continenten bijeenkwamen.

De invloed van Heikal en anderen in de zakenwereld zorgt er ongetwijfeld voor dat het geld hun kant op blijft stromen. Europese leiders hebben dat op de top ook met zoveel woorden gezegd.

Het Business Forum werd speciaal genoemd in de slotverklaring, waarin ook stond dat de EU ‘bijzondere aandacht’ moet besteden aan de verbetering van het bedrijfsklimaat, om het gunstig te maken voor beleggers, en aan de samenwerking met de particuliere sector. In de praktijk bestaat die particuliere sector uit grote financiële instellingen als banken en private equity-firma’s.

Uit een van Eurodad, het European Network on Debt and Development blijkt dat de afgelopen tien jaar ruim 50 procent van het geld dat door instellingen voor ontwikkelingsfinanciering in de particuliere sector is gestoken naar de financiële industrie is gevloeid – naar bedrijven zoals Qalaa.

De Britse Maagdeneilanden. Foto: Macduff Everton/Hollandse Hoogte

Pervers en ineffectief

De private equity-sector, waar Qalaa is ontstaan, is een belangrijke bestemming voor dit ontwikkelingsgeld. Een onderzoek uit 2011 van de Wereldbank heeft aangetoond dat in Sub-Sahara Afrika bijna de helft van alle private equity-fondsen instellingen voor ontwikkelingsfinanciering als klant had.

Particuliere financiële instellingen zullen de gelden die door ontwikkelingsinstellingen ter beschikking worden gesteld doorgaans gebruiken om geld te lenen aan lokale bedrijven, of – in het geval van private equity – om lokale bedrijven op te kopen en met winst door te verkopen. De bemiddelaars, mensen zoals dr. Heikal, houden enorme winsten over aan deze goedkope financieringsbron.

Actiegroepen en ngo’s zijn zeer kritisch over dit soort deals.

‘Het bestrijden van armoede via private equity-beleggingen is als het uitdelen van uitkeringen in de City of London – het is pervers en ineffectief. Het voornaamste doel van deze fondsen is het behalen van zo groot mogelijke winsten voor hun beleggers. Ontwikkelingsexpertise is geen vereiste,’ aldus Antonio Tricario, een onderzoeker bij Counter Balance.

Nick Dearden, van de World Development Movement, zegt dat de EU, door dr. Heikal als rolmodel te presenteren bij evenementen als het EU-Africa Business Forum, een bijzonder ongelijk ontwikkelingsmodel propageert.

‘We horen veel over de ‘Opkomst van Afrika.’ Maar wat er in Afrika gebeurt is de overname van de voedselproductie, het grondbezit en het eigendom van natuurlijke hulpbronnen door grote bedrijven,’ aldus Dearden.

‘Hedgefunds en andere financiële bemiddelaars bieden de smeerolie die ervoor moet zorgen dat deze hulpbronnen zo makkelijk mogelijk uit handen glippen van de gewone Afrikanen.’

In reactie op de vraag waarom de EIB de belegging in de Egyptian Refining Company had goedgekeurd, ook al werd dat bedrijf gecontroleerd door een op de Britse Maagdeneilanden geregistreerde firma, zegt een woordvoerder dat in 2010, toen de goedkeuring aan de orde was, de Britse Maagdeneilanden niet als een problematische jurisdictie werden beschouwd.

Alle landen van de zwarte lijst af

Volgens de EIB baseerde de bank zich destijds op de door de OESO samengestelde lijsten van landen die zich wel of niet aan de regels over (financiële) informatie-uitwisseling hielden.

De landen op de zwarte lijst hielden zich niet aan die regels; de landen op de grijze lijst hadden wel beloofd dat te zullen doen, maar nog niet de noodzakelijke maatregelen getroffen; en de landen op de witte lijst deden alles goed.

Maar in april 2009, vijf maanden vóórdat de EIB haar bijgestelde beleid lanceerde om de problemen van de ‘belastingparadijzen’ aan te pakken, haalde de OESO alle landen van de zwarte lijst af.

De grijze lijst omvatte dertig jurisdicties, maar ook die begon snel leeg te lopen. Om op de witte lijst terecht te komen hoefde een land slechts twaalf (in de praktijk betrekkelijk soepele) informatie-uitwisselingsovereenkomsten te tekenen.

Die overeenkomsten konden met iedere jurisdictie worden gesloten, inclusief de Faröer Eilanden, Groenland en andere uithoeken van de financiële wereld. De enige voorwaarde was dat het er twaalf waren.

Kort na de vrijgave van de grijze lijst in 2009 tekenden de Britse Maagdeneilanden overeenkomsten met Groenland, de Faröer Eilanden, IJsland en Frankrijk, Engeland en Nieuw-Zeeland, om het totaal op twaalf te brengen. Hierdoor wist de eilandengroep eind 2009 op de witte lijst te komen. In 2011 namen Groenland, IJsland en de Faröer Eilanden zelfs 20 procent van alle overeenkomsten over de uitwisseling van belastinginformatie voor hun

Nauru en Niue

Veel andere landen hebben dit voorbeeld gevolgd. In 2012 waren de enige landen die nog op de stonden de kleine eilandstaatjes Nauru en Niue in de Stille Oceaan.

Op dat moment waren er geen beperkingen meer voor de beleggingen van de EIB. Het gevierde beleggingsbeleid van de EIB was daarmee in de praktijk niks waard.

In 2013 stelde de OESO een nieuwe lijst samen van landen met zwak financieel toezicht en ondoorzichtige rechtssystemen, waarop onder meer de Britse Maagdeneilanden figureerden, naast landen als Panama en Zwitserland. Ondanks het feit dat de Britse Maagdeneilanden op deze nieuwe lijst stonden, verklaarde de EIB dat het beleid geen terugwerkende kracht heeft. Bovendien heeft de EIB beleggingen als die in de ERC niet opnieuw onder de loep genomen.

In plaats van dat de EIB de normen in de financiële sector aanscherpt, lijkt het erop dat de financiële sector de normen aan de EIB dicteert

Er is ook een aantal jurisdicties dat helemaal niet voorkomt op de nieuwe OESO-lijst. De Kaaiman Eilanden, Bermuda, Guernsey, het eiland Man, Jersey, Macau en Mauritius hebben allemaal groen licht gekregen van de OESO.

Dit opent de mogelijkheid dat er voor honderden miljarden euro’s aan belastinggeld wordt geleend aan bedrijven en beleggingsfondsen die zijn geregistreerd in landen met een laag belastingtarief en een zwak toezicht op de financiële sector.

Nick Hildyard van Corner House, een in Engeland gevestigde actiegroep, zegt dat de belegging in de Egyptian Refining Company aantoont dat het beleid van de EIB ten aanzien van belastingparadijzen betekenisloos is.

‘Je vraagt je af wat het punt is van een beleid ten aanzien van belastingparadijzen, als een jurisdictie als de Britse Maagdeneilanden aanvaardbaar wordt geacht. Jarenlang is dat een van de meest ondoorzichtige belastingparadijzen ter wereld geweest en een favoriete bestemming van witwassers, corrupte functionarissen en belastingontduikers.’

‘In plaats van dat de EIB de normen in de financiële sector aanscherpt, lijkt het erop dat de financiële sector de normen aan de EIB dicteert,’ aldus Hildyard.

De Britse Maagdeneilanden. Foto: Dale May/Hollandse Hoogte

Hoe valt dit te voorkomen?

Leiders van de Europese Unie hebben het vaak over de noodzaak om de problemen aan te pakken die door belastingparadijzen worden veroorzaakt. De Europese Commissie is een serie onderzoeken gestart naar de belastingstructuur van prominente internationale firma’s als Apple, Google en Fiat.

Maar de rol van instellingen voor de ontwikkelingsfinanciering als de Europese Investeringsbank heeft tot nu toe minder aandacht gekregen. Toch is dit aan het veranderen. Het International Development Committee van het Europese Parlement heeft onlangs besloten een rapport op te stellen over belastingontduiking.

Linda McAvan, een lid van het Europese Parlement voor de Britse Labourpartij, heeft toegezegd dat zij de resultaten van het IFJP-onderzoek zal doorspelen aan haar collega’s die aan het rapport werken, om verder in de materie te kunnen duiken.

‘We zullen onze mondiale ontwikkelingsdoelstellingen niet kunnen verwezenlijken en de armoede niet adequaat kunnen bestrijden als bedrijven niet op transparante manier belasting betalen,’ aldus McAvan.

Actievoerders hebben een aantal ideeën over de manier waarop instellingen als de Europese Investeringsbank hun beleid ten aanzien van belastingparadijzen kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld door betere lijsten van belastingparadijzen te hanteren.

Zij zeggen dat van begin af aan duidelijk had moeten zijn dat de OESO-lijst van belastingparadijzen ontoereikend was voor de ontwikkelingsfinanciering, omdat ontwikkelingslanden geen lid zijn van de OESO. In plaats daarvan zouden de EIB en andere instellingen eigen criteria moeten opstellen.

Een andere suggestie is dat de EIB veel transparanter moet zijn over de manier waarop publiek gefinancierde beleggingen worden ingezet.

Mathieu Vervynckt, beleids- en onderzoekanalist bij Eurodad, zegt: ‘Op zijn minst moet de bank veel explicieter zijn over de reden waarom het gebruik van een belastingparadijs noodzakelijk werd geacht, en over de reden die haar ervan heeft weerhouden rechtstreeks in Egypte te beleggen. Maar nog belangrijker: de bank moet Europese burgers ervan verzekeren dat haar beleid op de juiste manier wordt uitgevoerd, door publiekelijk openheid van zaken te geven over eigendomsrechten en over gegevens per land van al haar beleggingsfondsen.’

In het geval van Qalaa zou daaruit blijken hoeveel winst een project als de Egyptian Refining Company heeft opgeleverd in Egypte, en hoeveel op de Britse Maagdeneilanden.

Of de EIB haar beleid zal veranderen staat nog te bezien, maar publieke druk zou haar daartoe kunnen dwingen.

Het stuk is vertaald uit het Engels door vertaler Menno Grootveld.

De Britse Maagdeneilanden. Foto: Roberto Rinaldi/Hollandse Hoogte