Hier in Syrië ontstaat alweer een radicale staat (maar: vóór vrouwenrechten)
Niet alleen Islamitische Staat vormt een nieuwe staat in het Midden-Oosten, ook de Syrische Koerden doen dat. Hun links-radicale experiment biedt een oplossing voor alle problemen in het Midden-Oosten, stellen ze. En de wereld is het steeds meer met hen eens. Verslag vanuit Noord-Syrië.
Uit de rook van Syrië verrijst een links-radicaal ministaatje. Het wordt bestuurd door mannen én vrouwen. De strijders zijn christelijk, yezidi én islamitisch. Zij aan zij gaan ze de strijd aan met Islamitische Staat (IS).
De Koerden noemen het Rojava. Buurland Turkije noemt het een dictatoriaal project met terroristische trekjes. IS bestookt het staatje dag en nacht. Maar de slecht bewapende Koerden houden wonderbaarlijk stand. En hoe langer ze dat doen, hoe meer landen beseffen dat de inwoners van Rojava weleens de sleutel voor een uitweg uit de oorlog in Syrië in handen kunnen hebben.
‘Wij verdedigen de mensheid tegen een onmenselijk systeem. De wereld moet ons helpen voordat iedereen is uitgemoord,’ bezweert een YPJ-strijdster.
Sinds de belegering van Kobani door IS, is er hulp – zij het mondjesmaat. Inmiddels zien de VS de Syrische Koerden als een welkome bondgenoot, de EU-leiders ontvingen de Syrisch-Koerdische leiders deze maand in Brussel en de Koerdische Irakezen stuurden hulptroepen.
Maar wie zijn deze potentiële bondgenoten eigenlijk? Kunnen zij een oplossing van het conflict dichterbij brengen?
Een bondgenoot van Amerika
De opkomst van Rojava begint als de grip van het Syrische regime op de regio half 2012 wegvalt. De ruim twee miljoen Syrische Koerden in het noorden van het land, jarenlang onderdrukt en gemarginaliseerd, zien hun kans schoon en beginnen aan de bouw van een eigen staat, gebaseerd op de ideologie van PKK- leider Abdullah Öcalan. In november 2013 wordt de autonomie van wat inmiddels als een beginnende staat functioneert officieel uitgeroepen. Deze is opgedeeld in drie kantons: Afrin in het westen, Kobani in het midden en Jazira in het oosten.
In onze samenleving heeft iedereen een plaats, een functie en gelijke rechten
De politieke ideologie is gestoeld op drie pijlers: democratie, ecologie en vrouwenrechten, vormgegeven in een politiek van ver doorgevoerde gelijkheid. Zo zitten op iedere politieke positie een man en een vrouw, geniet iedere etnische groep vergaande zelfbeschikking en speelt religie geen politieke rol.
‘Ons doel is de samenleving echt voor de gemeenschap te organiseren,’ zegt Talaet Yunes, lid van de PYD-raad in Deriq, de grootste politieke partij in de regio. ‘In die samenleving heeft iedereen een plaats, een functie en gelijke rechten. Wij zien dit als een voorbeeld voor het hele Midden-Oosten.’
Afgelopen januari begonnen de Koerden in het geheim gesprekken te voeren met de Amerikanen over mogelijke samenwerking. Sinds de strijd om Kobani geschiedt dat in alle openbaarheid. Yunes: ‘Amerika beschouwt ons als de enige mogelijke bondgenoot in Syrië. Wij zijn de enigen die land controleren en een leger hebben dat succesvol tegen IS vecht.’
Nu weet iedereen wie we zijn
Sinds IS deze zomer met op het Iraakse leger buitgemaakt wapentuig versterkt terugkeerde naar Syrië, staat ook Rojava zwaar onder druk. De strijd om Kobani beheerste wekenlang het nieuws, maar ook in andere delen van de regio kunnen de veel slechter bewapende Koerden de islamisten amper aan.
In een kliniek in Deriq, een stadje in het uiterste oosten van de regio, herstelt de 35-jarige Selgan van een schotwond in haar rechterbeen, die ze opliep in Kobani. Om haar heen zitten elf gewonde jongens en meisjes met gelijke verhalen. Ze zijn bleek en hebben soms moeite zich te concentreren. Bij een meisje steken vijf ijzeren pinnen uit haar arm.
IS is volgens Selgan ontstaan als gevolg van een falende (internationale) politiek gericht op eigenbelang, macht en geld, in plaats van op mensen. ‘De één procent van de mensen die alles bezitten – en er alles aan doen om dit te behouden – lieten IS opkomen omdat ze er macht, geld of olie door verwierven. Onze strijd staat haaks op die mentaliteit. Wij strijden voor menselijkheid, een samenleving waar alles eerlijk wordt verdeeld, iedereen vrij is en iedereen dezelfde rechten heeft. We winnen de strijd dankzij ons geloof, dat geeft de samenleving hoop.’
De jongeren om haar heen knikken instemmend. Ze zijn ervan overtuigd dat ze een strijd voeren die de regio voor altijd zal veranderen en beschouwen hun revolutie als een voorbeeld voor de rest van de wereld. Dat ze gewond raakten in Kobani vinden ze een eer: dankzij Kobani weet de wereld wie ze zijn en waarvoor ze vechten, redeneren ze.
De oorlog is altijd dichtbij
Op straat zie je goed hoe de revolutie de samenleving kleurt. In ieder stadje in de regio zijn vrouwenhuizen, jeugdhonken, ‘Mala Gel,’ zangkoren, cultuurcentra, sportclubs en rechtbanken. Er hangen posters van gestorven strijders, vlaggen van Öcalan, de YPG, de YPJ en de rood-geel-groene vlag van Rojava. Opvallend veel huizen in de regio staan leeg, want een groot deel van de bevolking is de regio ontvlucht vanwege het geweld en de economische malaise. Je wordt er telkens aan herinnerd: de oorlog is dichtbij.
Zoals in het stadje Tel Marouf, waar IS vorige maand werd verdreven. De moskee met het graf van een regionale sjeik is met mijnen opgeblazen. Een paar tapijten zijn over de geschonden tombe heen gelegd, roestige hekken schermen het geheel af.
De minaret van de moskee, een prachtig – volgens IS heidens –, met mozaïek versierd stuk architectuur ligt in scherven op straat. De oude uit modder opgetrokken huisjes van het dorp staan leeg en ook in de modernere betonnen winkeltjes is niemand te vinden. Overal op straat liggen kogelhulzen, puin en stukken glas; in de verte klinken schoten. IS controleert het naburige dorp.
Loop je het spookstadje uit, dan kom je uit bij een vredig tuintje met een paar appelbomen waar jonge hondjes onder spelen. Honderden vogels zijn neergedaald en kwetteren aan een stuk door. Een kilometer verderop huist IS.
De eerste christelijke militie
Aan deze kant van het front voert de Syriac Military Council het bevel, een christelijke militie geleid door de Zwitser Johan Cosar. Cosar is een Syrische christen en hoewel hij om humanitaire redenen naar het land van zijn vader reisde, zag hij al snel in dat vechten meer zin had.
‘Christenen waren bang om te vechten. Ze zeiden: alleen het regime helpt ons, of: als we IS bestrijden zullen ze ons allemaal afslachten. Maar nu beseffen ze dat IS dat sowieso doet en het regime ons niet zal beschermen. We moeten onszelf verdedigen, anders overleven we het niet.’
Die ideologische tegenstellingen zijn iets van het verleden. Het gaat nu om economische samenwerking en een plan voor het Midden-Oosten
Hij besloot de eerste en enige christelijke militie van Syrië op te richten, strijdt nu samen met de YPG tegen IS, en keert zich – in tegenstelling tot veel andere christenen – ook tegen het regime.
De groep bereidt zich vandaag voor om naar het front nabij Serekaniye te reizen, een stadje waar al jaren om wordt gevochten. Kisten vol munitie worden in de laadbak van een pick-up geladen, twee kogelvrije vesten en zes kalasjnikovs staan tegen een wit muurtje. Cosar maakt zich ogenschijnlijk geen zorgen over de afloop van zijn missie en spreekt gepassioneerd over het verloop van de strijd.
‘De Amerikanen keken tot nu toe alleen maar toe. Sinds Kobani doet Amerika rechtstreeks mee in Syrië. Daarom denk ik dat er in de nabije toekomst iets zal veranderen. De Amerikanen weten nu met wie ze een plan voor de toekomst kunnen maken. Dat zijn wij.’
De marxistische wortels van de PKK doen hier niets aan af, denkt Cosar. ‘Die ideologische tegenstellingen zijn iets van het verleden, ten tijde van de Koude Oorlog. Het gaat nu om economische samenwerking en een plan voor het Midden-Oosten. Nu is er een plan, en Amerika zal daar aan vast blijven houden. En Amerika weet: als IS voorbij is, dan is het regime van Assad aan de beurt.’
Een onzekere toekomst
De Amerikaanse bemoeienis in Syrië en Irak luidt volgens veel Syrische Koerden een volgende fase in de oorlog in, een fase waarin de Syrische Koerden een belangrijke rol zullen spelen. Maar of ze gelijk hebben, en of het genoeg is om hun staat te doen slagen, is nog maar zeer de vraag.
De Turken wantrouwen het ministaatje nog steeds. Ze kunnen via hun Iraaks-Koerdische bondgenoten, waarmee ze sterke economische en politieke banden hebben, het Syrisch-Koerdische staatje onder druk zetten.
De Koerden in Syrië en Irak voelen weliswaar een sterke onderlinge verbondenheid, maar het is niet duidelijk hoeveel waarde hun leiders hieraan hechten.
Ook intern zijn er problemen voor de Syrische Koerden. Macht corrumpeert en er zijn zorgen dat ook binnen de Syrische Koerden individuen, clans of andere groepen de macht naar zich toe zullen proberen te trekken.
Maar het grootste struikelblok is dat de etnische spanningen nog lang niet zijn verdwenen. Sinds de opkomst van IS, die volgens veel Koerden door de meeste Arabieren werd gesteund, worden de Arabieren zwaar gewantrouwd. Volgens de Koerden is de mentaliteit van IS diep in de Arabische islam doorgedrongen.
Ook Cosar maakt zich daar zorgen over. ‘Het is onmenselijk. Want IS accepteert de oude islam van de Arabieren ook niet. De Arabieren zien dat ook. Velen vechten al met ons mee. Ze horen hier en we kunnen ze niet verwijderen. Dat kan niet, en is niet ons doel. Onze filosofie is dat alles kan veranderen.’
Hij zucht en kijkt bezorgd om zich heen. De schoten in de verte volgen elkaar steeds sneller op, de met wapens volgeladen pick-up staat klaar om hem naar het front te brengen. Een paar jongens zitten rokend in de laadbak en slaan lachend op elkaars schouders. Ze willen vertrekken.
‘We vechten tegen mensen die ons aanvallen,’ zegt hij, terwijl hij zijn kalasjnikov om zijn schouder hangt. ‘Daarna, als de oorlog voorbij is en het Westen ons erkent, moeten we tegen onszelf vechten. We moeten de mentaliteit van de mensen hier veranderen en het verleden onder ogen zien. Alleen zo krijg je een gezonde samenleving. Deze generatie zal dat misschien nog niet lukken, de volgende misschien wel.’