Eén vijfde van Libanon bestaat nu uit Syrische vluchtelingen
In Libanon – 4 miljoen inwoners – zitten al meer dan 1,2 miljoen vluchtelingen uit Syrië. Het land zit overvol: er is niet genoeg water, elektriciteit en werk voor iedereen. Ik maak een reis door Zuid-Libanon en spreek vier heel verschillende Syriërs over hun nieuwe leven als vluchteling.
Ze wonen in gehuurde kamers, in de karkassen van onafgemaakte gebouwen, in autogarages, in zelfgebouwde wijken, of – en zo kennen wij ze vooral – in tentenkampen. ‘Ze’ zijn vluchtelingen in Libanon. Uit Palestina, uit Irak, uit Soedan, maar vooral: uit Syrië. Sinds 2011 zijn er vanuit dit buurland zeker 1,2 miljoen mensen naar Libanon gevlucht.
Libanon zelf telt maar 4 miljoen inwoners. Het land staat onder druk.
Toch: lang niet elke vluchteling is dezelfde. De ene gaat nog regelmatig op en neer naar Syrië, de andere runt zijn eigen tentenkamp. De ene woont gebroederlijk in een dorp met Libanezen, de andere met alleen maar landgenoten in een onaf flatgebouw.
Ik spreek een aantal Syrische vluchtelingen in Zuid-Libanon. Hoe ziet hun nieuwe leven als vluchteling eruit? En hoe zien zij de toekomst?
Op en neer vluchten: Kafia
Kafia’s familie woont, met zo’n 180 andere Syrische gezinnen, in een onafgebouwd universiteitsgebouw. Zes verdiepingen hoog, aan de rand van de stad Saida. De kale betonnen muren zijn vochtig, elektriciteitsdraden hangen kriskras door het gebouw. Zowel binnen als buiten krioelt het van de mensen.
Kafia (25) woont zelf nog in Syrië. Ze is hier in Libanon met haar negen maanden oude zoontje op bezoek bij haar gevluchte familie. Terwijl ze thee inschenkt vertelt ze in goed Engels: ‘De eerste keer dat ik naar Libanon kwam, een jaar geleden, was de reis prettig. Een oversteek zoals Syriërs die al decennia maken voor werk of familiebezoek.’
Deze zomer veranderde dat. Na een aantal geweldsincidenten in het grensgebied zijn de controles veel strenger geworden. ‘Deze keer waren ze ronduit onbeschoft bij de grens,’ vertelt Kafia verontwaardigd. ‘Ze beledigden me en weigerden me de grens over te laten steken. Twee uur later wisselde de wacht en werd ik wel geaccepteerd, omdat ik mijn zoontje bij me had.’
Inmiddels zit de grens de facto dicht. ‘Mijn zwager, die al twee jaar in dit gebouw woont, is twee weken geleden naar Syrië gegaan voor een medische behandeling. Nu mag hij niet meer terug.’
Kafia begint te trillen als ze het over de wekelijkse bombardementen in Syrië heeft. Ze verlangt naar de rust van Libanon of Turkije. Toch kiest ze ervoor om snel terug naar huis te gaan. Ze mist haar man, die ze tijdens haar studie Engels aan de Universiteit van Aleppo heeft ontmoet. ‘Mijn man houdt te veel van Syrië om er weg te gaan.’
Niet alleen de Libanese overheid is strikter geworden. Ook VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dwingt Syriërs nu te kiezen tussen Libanon en hun thuisland. Geen gemakkelijke keuze. In Syrië woedt het geweld nog steeds, maar een vluchtelingenbestaan in Libanon, weg van persoonlijke bezittingen en afhankelijk van humanitaire hulp, is ook zwaar. ‘We mogen het gebouw wel uit,’ zegt Kafia, ‘maar we zijn bang voor confrontaties met de Libanezen. Daarom blijven we maar hier. We proberen uit het zicht te blijven.’
Run je eigen tentenkamp: Abu Alaa
Abu Alaa (53) is met zijn vrouw naar Libanon gekomen. Hun drie kinderen studeren aan de Universiteit van Damascus of werken voor de Syrische overheid. Abu Alaa is een magere verschijning met een volle snor, gekleed in een nette pantalon en blouse. Voor de oorlog behoorde hij tot Syriës welvarende middenklasse, maar toen hij twee jaar geleden naar Libanon vluchtte kon hij niets meenemen. Nu woont hij in een tentenkamp in Tyrus.
Een relatief rustig tentenkamp. Tot afgelopen augustus gevechten uitbraken tussen het Libanese leger en Syrische militanten van Al-Nusra. Sindsdien staan in het hele land de verhoudingen tussen Syriërs en Libanezen op scherp.
Op kussens in zijn tent, waar het regenwater naar binnen loopt, vertelt hij rustig hoe de situatie de afgelopen maanden veranderd is. ‘Voor de zomer woonden hier meer dan veertig families. Steeds meer mensen vertrekken naar andere delen van Libanon of gaan zelfs terug naar Syrië, omdat ze zich niet meer veilig voelen. Nu staan hier nog vijfentwintig tenten.’
In die van Abu Alaa hangt een poster van Bashar al-Assad. Hij vertelt voorstander van het Syrische regime te zijn; tegen Al-Nusra en IS dus.
Dit is een van de redenen dat Abu Alaa naar Zuid-Libanon is gekomen. In het zuiden heeft de regering uit Beiroet weinig te zeggen. De sjiitische bewegingen Hezbollah en Amal hebben de meeste macht – en zij steunen het Syrische regime.
Om de relatie met het Syrische regime goed te houden, is het daarom voor de Libanese leiders in het zuiden zaak de vluchtelingen goed te behandelen.
Abu Alaa had vanuit zijn bedrijf al een gunstig netwerk van zakelijke partners en politieke leiders in Zuid-Libanon opgebouwd. Toen de Libanese overheid eind oktober een ultimatum stelde voor de ontruiming van zijn tentenkamp heeft Abu Alaa zijn contacten aangesproken. Met succes: ‘Wanneer er problemen zijn in het tentenkamp bel ik deze mensen op, of ga ik bij ze langs. Ze doen er alles aan om me te helpen.’
Toch is Abu Alaa niet helemaal gerustgesteld. Hij ondervraagt nieuwe kampbewoners uitgebreid over hun afkomst, intenties en politieke ideeën. Wie tegen de regering van Assad is, is extremistisch. ‘Mocht er twijfel zijn, dan sturen we de familie weg. Ondertussen blijf ik ook iedereen die hier al woont monitoren. We kunnen geen risico nemen.’
2.000 dollar voor de visa van je familie: Hasan
Hasan (25) zit met zijn vriendin Faraha koffie te drinken bij een cafeetje in Ain al-Hilweh, het grootste Palestijnse vluchtelingenkamp in Libanon. In Europa zouden ze voor hipsters kunnen doorgaan. Ze woonden in Yarmouk, een groot Palestijns kamp in Damascus, waar de voorzieningen veel beter waren dan hier. Hun huis werd door bommen verwoest.
Ain al-Hilweh is een doolhof. Overal wapperen Palestijnse vlaggen. ‘Wanneer het regent komt het water tot je knieën. Overal ligt afval. Er is vaak brand door kortsluiting in de elektriciteitsdraden die boven de straten hangen,’ vertelt Hasan.
Desondanks kiezen veel Palestijnen uit Syrië er toch voor hier te wonen. De huur is veel lager dan in het centrum van Saida, waar Ain al-Hilweh tegenaan gebouwd is.
De Syrische Palestijnen delen cultuur met de Libanese Palestijnen. Hasan: ‘Mijn vader zegt altijd: We komen allemaal uit Palestina en daar zullen we ooit naar terugkeren.’
Maar Ain al-Hilweh kan het groeiende aantal inwoners niet aan. De oorspronkelijke bewoners van het kamp raken gefrustreerd en uiten dit naar nieuwkomers als Hasan en Faraha. ‘Ik voel me steeds minder welkom,’ zegt Hasan. ‘De Palestijnen hier zijn jaloers op wat wij in Syrië hadden. Daar werden we niet gediscrimineerd, hadden we rechten als ieder ander.’
Als je als vluchteling Libanon in wil, kan een douanebeambte meteen zien of je Syriër of Palestijn bent. Palestijnen hebben geen Syrisch paspoort, maar een identiteitskaart die hun status als Palestijnse vluchteling bevestigt. Een Syriër kan de eerste zes maanden gratis verblijven, Palestijnen moeten meteen betalen: ongeveer 200 dollar per persoon, een paar keer per jaar.
‘Onze visa zijn vorige maand verlopen. Ik heb twee broers en drie zussen, waarvan er twee een klein kindje hebben. Met onze ouders erbij betekent dat 2.000 dollar om de visa te vernieuwen. Dat hebben we niet,’ vertelt Hasan. ‘We kunnen nu het kamp niet meer uit, want dan arresteert het Libanese leger ons.’
Door de visaproblemen kunnen veel Palestijnse vluchtelingen niet meer naar hun werk. In Ain al-Hilweh zijn niet genoeg banen om deze extra werkzoekenden te voorzien. ‘Ik en mijn broers werkten als bouwvakker in Saida,’ vertelt Hasan. ‘Dat gaat nu niet meer. Faraha deed vrijwilligerswerk voor een hulporganisatie, maar dat kan ze nu alleen nog doen als ze binnen het kamp werken.’
Bovendien durven veel Syrische Palestijnen zich niet meer bij hulporganisaties te melden, waardoor ze de broodnodige steun mislopen. Mensen zonder papieren zijn onzichtbaar geworden.
De Syriër die er al jaren was: Abdallah
Abdallah (30) woont al vijftien jaar nabij Miyeh w Miyeh, in het christelijke dorp Ain el Delb. Hij is als arbeidsmigrant Syrië binnengekomen. Negen maanden per jaar werkte hij in Libanon, om in de zomer in Syrië aan de slag te gaan.
Sinds twee jaar kan hij niet meer terug door het geweld. Hij is vluchteling geworden. In Ain el Delb wonen ongeveer 2000 mensen, waarvan 450 van Syrische afkomst. Niet christelijk, maar soennitisch moslim.
Naar schatting waren er voor de Syrische burgeroorlog 300.000 Syrische arbeidsmigranten in Libanon. ‘Als vijftienjarige ben ik mijn vader achternagegaan,’ vertelt Abdallah. ‘Het was tijd dat ik ook geld voor de familie ging verdienen.’ Hij ontmoette de Libanese smid Marwan, voor wie hij sindsdien werkt.
Toch is Ain el Delb nooit Abdallahs thuis geworden. Thuis is Idlib, waar fruitbomen de stad kleurden, maar waar nu bijna dagelijks wordt gebombardeerd. ‘Ik heb nu mijn moeder, broers en hun vrouwen hierheen gehaald.’
De Syriërs in Ain el Delb wonen in huizen en appartementen die er hetzelfde uitzien als die van de Libanese bevolking: één of twee verdiepingen, meerdere kamers en een terras. De gebouwen zijn slecht geïsoleerd, maar droog.
In Libanon heerst al decennia angst onder de christenen dat hun gunstige positie in gevaar komt als het aantal moslims in het land te hard groeit. Toen de Fransen dit gebied in 1920 in twee landen opdeelden – Syrië en Libanon – hebben ze de christelijke minderheid in Libanon veel macht gegeven. Na de onafhankelijkheid in 1943 is de politieke macht verdeeld onder christelijke maronieten, soennieten en sjiieten. De christengemeenschap is echter nog steeds veel welvarender dan de moslims, vooral in het zuiden.
De komst van 1,2 miljoen, voornamelijk soennitische, Syriërs veranderde de politieke verhoudingen. Sindsdien is Abdallah dan ook een aantal Libanese vrienden kwijtgeraakt. ‘Sommigen kende ik al meer dan tien jaar en nu praten ze bijna niet meer tegen me,’ zucht hij. ‘Libanezen denken dat alle Syriërs bij IS horen. Ze kennen mij toch al langer?’