Wat als je vader medeplichtig is aan massamoord?

Tanja Matic
Journalist
Een bril gevonden in een van de massagraven van tijdens de oorlog in Joegoslavië. Deze persoonlijke eigendommen dienen nog steeds als bewijsvoering tijdens de processen van het Joegoslaviëtribunaal. Foto: Ziyah Gafic/HH

Twintig jaar na de Balkanoorlog zijn de rechtszaken tegen de verantwoordelijken van toen nog in volle gang. Als journalist zit ik inmiddels zes jaar bij het tribunaal in Den Haag en vraag me af: hoe is het voor een kind om zijn vader voor de rechter te zien? Hun verhalen laten zien dat de Haagse uitspraken vaak maar weinig weerklank vinden in de gebieden waar het over gaat.

Op een lentedag in 2005 bezocht de 26-jarige Biljana haar ouderlijk huis in Belgrado. Ze had groot nieuws en kon niet wachten het haar familie te vertellen: een paar dagen eerder had ze ontdekt dat ze zwanger was, daarna was ze stiekem getrouwd met haar vriend.

Haar vader, Mićo Stanišić, had ook iets te vertellen. Diezelfde ochtend had van het Internationaal Strafhof in Den Haag bekendgemaakt dat hij werd aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid, die hij zou hebben begaan als minister van Binnenlandse Zaken en als hoofd van de politie van de Bosnische Serviërs.

‘Dat was de meest traumatische dag van mijn leven,’ zegt Biljana.

Die avond bleef ze in haar ouderlijk huis, overstuur, terwijl haar vader zijn eerste nacht in een Nederlandse cel doorbracht, beschuldigd van medeverantwoordelijkheid voor de vervolging en het vermoorden en martelen van moslims en Kroaten in Bosnië en Herzegovina door de Servische troepen in 1992. Volgens de uiteindelijke aanklacht waren er 1700 doden gevallen als gevolg van oorlogsmisdaden die hij niet had voorkomen.

Acht jaar later werd hij veroordeeld tot 22 jaar gevangenisstraf. Op het moment is hij in afwachting van hoger beroep.

Kinderen van oorlogsmisdadigers

Verspreid over de Balkan wonen tientallen kinderen die net als Biljana meemaakten hoe hun vader door het tribunaal werd aangeklaagd wegens gruweldaden die werden gepleegd tijdens de oorlog in de jaren negentig, waarin meer dan 130.000 mensen werden vermoord, miljoenen uit hun huizen werden verjaagd en Joegoslavië als republiek uiteenviel.

Wat voor effect hadden deze ernstige beschuldigingen op de levens van de zonen en dochters van deze aangeklaagde mannen? Het vroeg de volwassen kinderen van meer dan twintig aangeklaagden om een interview – zowel Serviërs als Kroaten als Bosniërs. Vijf van de families, drie Servische en twee Bosnische, stemden ermee in dat hun verhaal werd opgetekend.

Dit zijn hun verhalen.

‘Net of ze het over iemand anders hebben’

Biljana en haar jongere zusje Bojana hebben de zaak tegen hun vader in het Joegoslaviëtribunaal niet gevolgd. ‘We zijn nooit naar de rechtszaal geweest; dat wilde onze vader niet,’ zegt Biljana, die is afgestudeerd in de journalistiek en momenteel promoveert. ‘Hij drukte ons op het hart altijd ons best te doen en zei dat we zijn zaak nooit mochten gebruiken als excuus voor persoonlijk falen.’

Persoonlijke eigendommen gevonden in massagraven van tijdens de oorlog in Joegoslavië, gebruikt als bewijsstukken tijdens de processen in het Joegoslaviëtribunaal. Foto: Ziyah Gafic/HH

Wel keken Biljana en haar moeder een livestream toen de rechter op 27 maart 2013 uitspraak deed in Stanišićs zaak. Biljana vertelt dat ze het vonnis snel naast zich neerlegde, omdat ze wist dat haar vader in beroep zou gaan en het dus niet definitief was. Haar moeder, een ervaren psychotherapeut, viel flauw.

Bojana werd geboren in 1993; midden in de Bosnische Burgeroorlog. Ze lijkt veel op haar vader en heeft een zeer hechte band met hem. Ze herinnert zich hoe ze urenlang op zijn schoot zat in het detentiecentrum van het tribunaal, terwijl hij haar in slaap knuffelde. Met een weemoedige glimlach denkt ze eraan terug.

‘Het is net of ze het daar in Den Haag over heel iemand anders hebben,’ zegt ze vanuit de leunstoel in haar zusters appartement. ‘Wat hij volgens de rechter andere mensen zou hebben aangedaan staat lijnrecht tegenover wat hij mij altijd heeft geleerd, namelijk om een goed mens te zijn.’

Vader op de vlucht

Niet alle aangeklaagden meldden zich na beschuldiging. Er was ook een groep verdachten die vluchtte. Een van hen was Goran Hadžić, de voormalige politiek leider van de Kroatische Serviërs, die werd aangeklaagd wegens medeverantwoordelijkheid voor het vermoorden, martelen en deporteren van Kroaten.

Het was zomer 2004 en de familie was aan het lunchen. Hadžić verliet de kamer om de telefoon op te nemen. Toen hij terugkwam, verklaarde hij dat hij was aangeklaagd door het tribunaal, zei iedereen gedag en was binnen een uur vertrokken.

‘Hij zei tegen mij en mijn zus dat we goed voor onszelf moesten zorgen en dat alles goed zou komen. Daarna heb ik hem niet meer gezien tot 2011, toen hij gearresteerd werd,’ vertelt zoon Srecko, een 27-jarige rechtenstudent op het balkon van zijn ouderlijk huis in de Noord-Servische stad Novi Sad.

Hij vertelt over geheim agenten die verkleed als obers de bruiloft van Srecko’s zuster bijwoonden en over de invallen door gewapende politiemannen, die hen waarschuwden dat ze nooit banen zouden vinden zolang Hadžić op vrije voeten was. In maart 2010 werd het het gezin bovendien door de Europese Unie verboden om naar landen binnen de EU te reizen.

Persoonlijke eigendommen gevonden in massagraven van tijdens de oorlog in Joegoslavië, gebruikt als bewijsstukken tijdens de processen in het Joegoslaviëtribunaal. Foto: Ziyah Gafic/HH

Srecko en zijn moeder zeggen niet te weten waar Hadžić zich verborgen hield. Hij werd uiteindelijk gearresteerd in Fruska Gora, een heuvelachtig gebied op ongeveer 30 kilometer afstand van zijn huis. Hadžić werd als laatste van de 161 aangeklaagden in hechtenis genomen.

Aanklagers hebben de zaak tegen Hadžić anderhalf jaar lang voorbereid. Uiteindelijk werden hem veertien beschuldigingen ten laste gelegd, waaronder misdaden tegen de menselijkheid en andere oorlogsmisdaden. Hij zou verantwoordelijk zijn voor de dood van meer dan driehonderd mensen.

Srecko weet zeker dat zijn vader onschuldig is. Hij heeft hem nooit gevraagd of hij de misdaden al dan niet beging en doet het idee af als ‘absurd.’

Waarom drie jaar?

In een bar in de kleine Bosnische stad Visoko vertelt Adnan, een advocaat van midden dertig, dat hij toen zijn vader in 2010 overleed, ook zijn beste vriend verloor. In zijn herinnering spendeerde hij het grootste gedeelte van zijn jeugd basketballend en pratend met zijn vader.

Zijn vader was Rasim Delić, opperbevelhebber van het leger van Bosnië-Herzegovina. In 2008 werd Delić veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf omdat hij degenen die verantwoordelijk waren voor het vermoorden van Bosnisch-Kroatische burgers niet had tegengehouden noch gestraft.

Hij kan ofwel worden vrijgesproken, ofwel een heel lange gevangenisstraf krijgen. Drie jaar is alsof hij in Nederland een fiets heeft gestolen

Adnan, die de uitspraak van de rechter aanhoorde van achter het glazen scherm dat voor de publieke tribune is geplaatst, herinnert zich dat hij in shock raakte.

Het is idioot om het hoofd van het leger drie jaar straf op te leggen. Hij kan ofwel worden vrijgesproken, ofwel een heel lange gevangenisstraf krijgen. Drie jaar is alsof hij in Nederland een fiets heeft gestolen, waren Adnans gedachten terwijl hij verdwaasd door de straten van Den Haag zwierf.

Delić stierf in de periode waarin hij thuis het hoger beroep op de veroordeling afwachtte, met als gevolg dat het oorspronkelijke vonnis definitief werd verklaard. Adnan is er als advocaat van overtuigd dat hij anders alsnog zou zijn vrijgesproken.

‘Als hij tot aan dat moment had kunnen leven, al had hij alleen de vrijspraak gehoord en was hij een minuut later gestorven, dan was mijn leven een heel stuk draaglijker geweest,’ zegt hij.

Schuld en verantwoordelijkheid

Milan Koljanin, onderzoeker aan het Instituut voor Contemporaine Geschiedenis in Belgrado, heeft zich jarenlang verdiept in oorlogsmisdaden in Servië die werden begaan in een eerder tijdperk: de Tweede Wereldoorlog. Al meer dan tien jaar lang helpt hij Beate Niemann, de dochter van een Gestapobaas in Belgrado, bij haar zoektocht om meer over haar vader te weten te komen.

Al geeft Koljanin aan dat de Tweede Wereldoorlog en de conflicten uit de jaren negentig niet één op één kunnen worden vergeleken wat betreft de schaal en impact die ze hadden, toch hebben Niemann en de kinderen van de mannen die voor het Haagse tribunaal staan volgens hem een belangrijke overeenkomst: een vader die werd berecht voor oorlogsmisdaden.

Hij vindt het belangrijk dat iedere zoon of dochter die zich in die situatie bevindt de tijd neemt om na te denken over wat hun vader heeft gedaan, en over wat volgens de rechtbank de waarheid is. ‘Of je het nu wilt of niet, je zult vroeg of laat een standpunt in moeten nemen. De gebeurtenissen maken nu eenmaal onderdeel uit van je persoonlijke geschiedenis.’

Persoonlijke eigendommen gevonden in massagraven van tijdens de oorlog in Joegoslavië, gebruikt als bewijsstukken tijdens de processen in het Joegoslaviëtribunaal. Foto: Ziyah Gafic/HH

We zitten gedrieën op het terras van het Duits Historisch Museum. Beate Niemann vertelt over haar leven als dochter van een veroordeelde oorlogsmisdadiger: Bruno Sattler.

Ze hoopte bij haar zoektocht in de jaren negentig bewijs te vinden waarmee ze haar vaders naam zou kunnen zuiveren, maar ontdekte dat hij betrokken was geweest bij vele ernstige misdrijven, waaronder het bestellen van giftig gas waarmee in het Staro Sajmišteconcentratiekamp in Belgrado tussen de 700 en 800 Joden werden vermoord.

‘Ik geloof niet dat een kind schuld kan erven. Maar ik heb wel de verantwoordelijkheid om de waarheid omtrent mijn vaders betrokkenheid boven tafel te brengen, en erover te praten,’ zegt Niemann.

Ook zij vindt dat de kinderen van de in Den Haag berechte mannen een eigen zoektocht naar de waarheid moeten beginnen, ook als hun vaders zijn vrijgesproken.

‘Volwassen kinderen moeten op de hoogte zijn van de verhalen uit hun eigen familiegeschiedenis, ze zijn het verplicht die interesse op te brengen,’ zegt ze.

‘Ik kwam pas achter de waarheid toen ik al over de vijftig was. Dat was te laat. Ik had toen al een leven vol leugens achter de rug.’ Nu, op haar tweeënzeventigste, doet Niemann nog altijd onderzoek naar haar vaders rol tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het tribunaal wordt gewantrouwd

Als onderzoeker aan het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Nederland heeft Vladimir Petrović het werk van het Haagse tribunaal op de voet gevolgd. Hij zegt niet verrast te zijn dat de kinderen van de Servische beschuldigden zich niet hebben afgevraagd of hun ouders al dan niet verantwoordelijk waren voor oorlogsmisdaden. De berichtgeving van de Servische autoriteiten over het tribunaal waren lange tijd negatief. ‘Eerst werd het neergezet als een anti-Servische onderneming, later als een noodzakelijk kwaad.’

Enquêtes tonen inderdaad aan dat Serviërs, ondanks dat ze slecht geïnformeerd zijn over het werk van het tribunaal, er een sterke, negatieve mening over hebben, zegt Petrović. Het hof, de media en het onderwijs zijn er geen van alle in geslaagd de heersende visie op de oorlog en de oorlogsmisdaden te veranderen.

Jovana Mihajlović-Trbovc is onderzoeker aan het Vrede Instituut, een non-profitorganisatie in Slovenië. Ze zegt dat zowel de Serviërs als de Kroaten als de Bosniërs zichzelf zien als de grootste slachtoffers van de conflicten uit de jaren negentig, waardoor het voor iedere betrokken partij moeilijk is om te accepteren dat hun troepen oorlogsmisdaden zouden hebben begaan. Ze wijst op onderzoeken van het Belgrado Centrum voor Mensenrechten waaruit blijkt dat 78 procent van de Bosnische bevolking zichzelf ziet als de voornaamste slachtoffers, terwijl 83 procent van de Servische bevolking vindt dat zij de zwaarst getroffenen zijn.

Voor de kinderen van degenen die werden aangeklaagd voor de misdaden is het idee dat zulke misdaden daadwerkelijk zijn begaan nog moeilijker te bevatten, vanwege hun hechte relatie met de beschuldigden, legt ze uit.

Oorlogsmisdadigers, of zij die als zodanig zijn berecht, ontvangen bovendien zonder uitzondering steun van hun eigen gemeenschap in ex-Joegoslavië. Wanneer iemand terugkeert na het uitzitten van zijn straf wordt hij of zij verwelkomd als een held. De terugkeer van sommige hogere functionarissen, zoals Momčilo Krajišnik, voormalig voorzitter van het parlement van de Bosnische Serviërs, was zelfs live op tv te volgen.

In een dergelijk sociaal klimaat is het goed te begrijpen dat de voor dit artikel geïnterviewden aangeven nooit veroordeling of afwijzing vanuit hun eigen omgeving te hebben ervaren. Ze ontvingen eerder steun, en moesten hun vaders vooral de groeten doen als ze hen in Den Haag zouden bezoeken.

Persoonlijke eigendommen gevonden in massagraven van tijdens de oorlog in Joegoslavië, gebruikt als bewijsstukken tijdens de processen in het Joegoslaviëtribunaal. Foto: Ziyah Gafic/HH

Op zoek naar antwoorden op Srebrenica

In tegenstelling tot de kinderen van de andere aangeklaagden die voor dit verhaal werden geïnterviewd, confronteerde Maja, een tandarts uit Belgrado, haar vader wél met de vraag of hij al dan niet schuldig was aan de tenlastelegging.

Haar vader, Radivoje Miletic, een generaal uit het Bosnisch-Servische leger, was beschuldigd van misdaden die waren gerelateerd aan de beruchte massamoord op duizenden moslimmannen en -jongens in Srebrenica in 1995, door het tribunaal uitgeroepen tot genocide.

In een lawaaiig café in Belgrado gebruikt Maja de ene na de andere tissue om de vele tranen te drogen die opwellen als ze vertelt over de aanklacht van haar vader, die bovendien kort kwam nadat ze te horen had gekregen dat haar moeder kanker had.

Ik zou echt heel graag willen dat mijn vader schuldig was. Ik weet zeker dat ik daar wél mee zou kunnen leven

‘Ik vertrouw hem volledig,’ zegt ze over haar vaders veroordeling.

Ze verscheen zelfs als getuige op haar vaders proces. Ze verklaarde voor het hof dat hij op 10 juli 1995 op haar achttiende verjaardagsfeest was geweest en ook de volgende dag, de dag waarop Srebrenica viel, nog thuis was. Na de getuigenis stortte ze in de getuigenkamer in elkaar.

Op 10 juni, de dag van de uitspraak, was ze opnieuw in Den Haag. Ze was er zo zeker van dat haar vader onschuldig zou worden bevonden dat ze haar twee dochters meebracht, een van drie jaar en een van acht maanden oud.

‘Toen ze voorlazen dat hij negentien jaar kreeg, dacht ik dat het een vergissing was,’ zegt ze. Ook zij was in shock. Miletic werd schuldig bevonden aan moord, vervolging en onmenselijk handelen. Hij is tegen het vonnis in beroep gegaan.

Maja herinnert zich dat ze na de veroordeling herhaaldelijk aan zijn advocaten vroeg: ‘Zeg me dat hij schuldig was! Geef me bewijs dat hij wist wat er gaande was!’

Toen de advocaten haar verzekerden dat er geen bewijs tegen haar vader was, ontplofte ze. ‘Ik wilde ze alle drie vermoorden. Want als er niks te vinden is, waarom dan negentien jaar? Dat is onacceptabel,’ zegt Maja.

Het klinkt misschien vreemd, vervolgt ze, maar ‘ik zou echt heel graag willen dat mijn vader schuldig was. Ik weet zeker dat ik daar wél mee zou kunnen leven. Als je schuldig bent, verdien je straf.’

Dit artikel is vertaald uit het Engels door Laura Weeda.