Wat onze geheimen over onszelf openbaren
Vorige week was het Openbaarheidsdag. 41.000 dossiers, die jaren geheim waren, werden in één klap openbaar gemaakt. In de laatste aflevering van ‘Dossier Staatsgeheimen’ stellen we de vraag: wat openbaren onze geheimen over ons als samenleving? We kwamen uit op drie paradoxen.
De briefwisseling uit 1939 tussen koningin Wilhelmina van Nederland en koning Leopold van België, waarin de twee vorsten plannen maakten om een nieuwe wereldoorlog te voorkomen, is sinds vorige week openbaar.
Datzelfde geldt voor het privéarchief van minister Marga Klompé en voor notulen van vergaderingen van de ministerraad na de val van de Muur in 1989. En voor zo’n 41.000 andere dossiers die tot begin dit jaar om privacyredenen of vanwege de staatsveiligheid als staatsgeheim door het leven gingen. Ze lagen al wel in het Nationaal Archief maar waren nog niet voor iedereen toegankelijk.
‘Een duik in het geheime archief’, ‘‘Strikt vertrouwelijk’, maar nu openbaar’ en ‘Speuren naar ‘geheimen’ in het Nationaal Archief’ kopte de landelijke pers naar aanleiding van Openbaarheidsdag 2015, vorige week dinsdag. Sinds een aantal jaar maakt het Nationaal Archief van het vrijkomen van eens geheime dossiers een persmoment, en dat moment krijgt steeds meer belangstelling. Niet zo vreemd, want er is weinig zo spannend en aantrekkelijk als een geheim. Sowieso lijkt onze tijd er een waarin de spanning tussen geheimen en transparantie voortdurend op de voorgrond treedt – denk aan WikiLeaks een paar jaar geleden, aan het openbaren van geheime documenten van de NSA door Edward Snowden in 2013, of aan LuxLeaks, eind vorig jaar.
Wij hebben ons het afgelopen jaar verdiept in dossiers die ooit geheim waren en onlangs openbaar werden. Natuurlijk omdat we zelf wilden weten wat die geheimen nu precies zijn – niets menselijks is ons vreemd. Maar ook om te ontdekken wat er gebeurt met een geheim wanneer het openbaar gemaakt wordt. Wat openbaren onze geheimen over ons als samenleving? We kwamen uit op drie paradoxen.
1. Zonder geheimen hebben we geen mythes...
Over de Tweede Wereldoorlog bestaan er in België nogal wat mythes: Vlamingen waren allemaal fout, Walen zaten allemaal bij het verzet en Vlaamse collaborateurs werden naderhand veel harder gestraft dan Walen, dat idee. Hoewel historici steeds opnieuw aantonen dat de werkelijkheid genuanceerder en ingewikkelder in elkaar stak, blijven die mythes bestaan.
Volgens Koen Aerts, een jonge historicus die onderzoek doet aan de Universiteit Gent, komt die mythevorming mede door het feit dat de collaboratiedossiers in België zo goed als gesloten zijn. Het College van procureurs-generaal, dat de dossiers beheert, beweert dat dit zo is om ‘verstoring van de openbare orde’ en het oplaaien van ‘bepaalde passies’ te voorkomen. Dit tot groot verdriet van historici, en ook van de archivarissen van het Rijksarchief, die menen dat dit beleid in strijd is met de Archiefwet, de aanbevelingen van de Raad van Europa en de internationale gedragsregels van de archivaris. Openstelling van de archieven, meent Aerts, zou Belgen de kans geven zelf uit te zoeken hoe het in hun eigen familie zat, en zo de hardnekkige mythes mede kunnen ontkrachten.
...en van geopenbaarde geheimen leer je relativeren
In Nederland is het collaboratieverleden een stuk toegankelijker. Het grootste oorlogsgerelateerde archief van ons land, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), beslaat vier strekkende kilometer en telt naar schatting 540.000 dossiers van Nederlanders die “fout” waren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na jarenlange opslag bij het ministerie van Justitie is het CABR in 2000 naar het Nationaal Archief overgebracht. Historici, maar ook kinderen en kleinkinderen van “foute” Nederlanders kunnen er nu achterkomen wat hun voorouders tijdens de oorlog hebben uitgespookt. Zo’n bezoek kan geruchten ontzenuwen of juist bevestigen en een onderwerp dat lang taboe was bespreekbaar maken.
Daarmee vervult het CABR ook een maatschappelijke functie. De geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog is lang op slachtoffers en verzetshelden gericht geweest. Maar een groot deel van de Nederlanders – in elk geval dus al ruim een half miljoen – was “fout.” Het CABR laat dat zien – en toont ook dat “fout” vaak behoorlijk banaal kon zijn. Daarmee is het naast een archief eigenlijk ook een oorlogsmonument – een monument dat een ongemakkelijk, maar daarom niet minder waar verhaal vertelt.
2. Een bewaard geheim veroorzaakt onrust…
Dat geheimen soms nodig zijn zal niemand ontkennen. Besluiten worden sneller gemaakt wanneer niet iedereen deelgenoot is van het proces van wikken en wegen. Een inval om een verdachte terrorist op te pakken heeft alleen zin als niemand weet wat er staat te gebeuren. Maar soms veroorzaakt geheimzinnigheid juist onrust, zoals in het geval van de geheime ‘Suriname Dossiers.’
Direct na de militaire coup van Desi Bouterse in Suriname in 1980 ontstonden geruchten over de mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse kolonel Hans Valk. Enkele bijlagen en conclusies van een onderzoeksrapport dat de Nederlandse overheid hiernaar liet uitvoeren, zijn nog tot Openbaarheidsdag 2060 staatsgeheim. Grote kans dat er weinig verrassends in staat. Maar zolang de dossiers gesloten blijven, gaan in Suriname en binnen de Surinaamse gemeenschap in Nederland de wildste verhalen de rond.
Volgens Frans Timmermans, voormalig minister van Buitenlandse Zaken, dient geheimhouding vooral de privacy van betrokkenen. Maar toen Anoek in het Tweede Kamerarchief onderzoek deed naar de delen van het rapport die wel openbaar zijn, trof ze daar zomaar een vertrouwelijk dossier van een getuige die een verklaring aflegde over Valk en Bouterse en die in een aparte brief expliciet om privacybescherming vroeg. Een staatsgeheim dus, dat daar open en bloot lag. Een foutje, bleek achteraf – al deed het wel meteen twijfelen aan de redenen die voor geheimhouding worden gegeven. Achterdocht blijkt snel gewekt – al helemaal wanneer geheimen in het spel zijn.
...maar het openbaren van geheimen kan ook als wapen dienen
Geheimhouding is een lastig beestje. Iedereen begrijpt dat zij noodzakelijk is én iedereen vreest de manieren waarop zij misbruikt kan worden. Het openbaren van geheimen van machthebbers tegen hun zin in – door klokkenluiders of ‘lekkers’ – dient dat potentiële misbruik tegen te gaan.
WikiLeaks bijvoorbeeld gelooft dat geheimhouding corrumpeert en dat openbaren een daad van verzet is. Het meest memorabele aan de diplomatieke documenten die de organisatie in 2010 de wereld in slingerde was dan ook niet zozeer de inhoud ervan, maar vooral het feit dat ze gelekt waren.
Datzelfde gold voor de ‘BBC-papers’, vertrouwelijke documenten van de Amsterdamse politie die radicale krakers in de jaren tachtig ontvreemdden en publiceerden. Inmiddels zijn die papieren in te zien in het Staatsarchief. Wij konden er weinig opzienbarends aan ontdekken: de politie hield zich bezig met krakers, hechtte aan overleg en wilde geweld zo veel mogelijk voorkomen. Maar zoals voormalig kraker Jack van Lieshout ons vertelde was het op straat gooien van geheimen – de kraakbeweging deed het ook bij bedrijven en andere overheidsinstellingen – vooral een manier om machthebbers duidelijk te maken ‘dat ze in de gaten werden gehouden.’ Transparantie als intimidatie, zo je wilt.
3. Te veel geheimen zijn niet goed...
Sommige overheidsinstellingen zit geheimhouding in het bloed. Neem de geheime diensten – de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in Nederland en de Staatsveiligheid in België. Het merendeel van wat die diensten doen is geheim, omdat hun werk bij openbaarheid vaak weinig zin zou hebben. Maar de archieven van die diensten, waarin dus staat hoe zij in het verleden gehandeld hebben, moeten die ook geheim blijven?
Niet per se: in principe brengen overheidsinstellingen hun documenten na verloop van tijd over naar een openbaar archief. In zowel Nederland als België weigeren de geheime diensten echter hun archieven openbaar te maken. Zonde, zeggen de Nederlandse historicus Constant Hijzen en de Vlaamse onderzoeksjournalist Kristof Clerix. Openstelling van archieven zou een van de weinige manieren kunnen zijn voor deze diensten om toch nog een vorm van democratische verantwoording af te leggen: verantwoording over het verleden. In zowel België als Nederland pleiten historici en archivarissen dan ook voor meer openheid. In Nederland is dit jaar voor het eerst het archief van de Centrale Veiligheidsdienst, een voorloper van de AIVD die tussen 1946 en 1949 heeft bestaan, overgebracht naar het Nationaal Archief – het is een begin.
...en in te veel transparantie kun je ook verdrinken
Niet dat openbaarheid zaligmakend is. Afgelopen Openbaarheidsdag kwamen er documenten vrij van de recherche in toenmalig Nederlands-Indië, die destijds onderzoek deed naar mogelijke anti-Nederlandse groeperingen in de kolonie. Verder zijn er over Indonesië en zijn onafhankelijkheid weinig documenten meer geheim. En de berg aan informatie over Indonesië blijft groeien, want steeds meer persoonlijke archieven van bijvoorbeeld Nederlandse soldaten die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië hebben gevochten, zijn nu in te zien in het Nationaal Archief en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
De oorlog die Nederlandse soldaten – soms direct uit het verzet – uitvochten werd door hen niet als oorlog, maar als bevrijding gezien. Zo framede de Nederlandse overheid de strijd ook, leren bijvoorbeeld propagandaposters in diezelfde archieven. En dat beeld – van een bevrijdingsmissie die eigenlijk een oorlog was – is nooit meer helemaal rechtgetrokken, al het archiefmateriaal ten spijt.
Een belangrijke reden, vertelt programmamaker en journalist Ad van Liempt, is de ongelofelijke hoeveelheid aan documenten en interviews over Indonesië die de Nederlandse overheid vanaf 1969 openbaar maakte. Dat is zo veel, dat niemand weet waar je zou moeten beginnen: ‘verzwijgen door te publiceren’ noemt hij die tactiek. Het archief van de onafhankelijkheidsoorlog is als een zee aan openbare informatie, waar een land in verzuipt.
Zonder mensen geen verhalen
Sowieso heb je aan geopenbaarde geheimen op zichzelf eigenlijk nog niets. Dat merkten wij zelf ook tijdens dit project, dat we nooit hadden kunnen uitvoeren zonder alle archivarissen, historici en onderzoeksjournalisten die ons hielpen de informatie die we in Den Haag, Brussel of Amsterdam aantroffen te interpreteren. Het zijn dan ook zulke onderzoekers die de verhalen uit de archieven tevoorschijn toveren, oppoetsen, en vertellen. Iets kan openbaar zijn maar toch vergeten worden.
Wat dat betreft was alle media-aandacht voor Openbaarheidsdag vorige week misschien een beetje voorbarig. 41.000 vrijgekomen geheimen: daar zit ongetwijfeld veel saais tussen, en vast en zeker ook een paar pareltjes. Maar dat zullen we alleen dan weten wanneer iemand de nieuwsgierigheid, zorgvuldigheid en het uithoudingsvermogen kan opbrengen om daarnaar te gaan spitten. Het openbaar maken van geheimen is nog maar de eerste stap: het echte werk, dat begint daarna.
Deze serie werd mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten, en kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.