In Zwitserland eten ze straks weer gewoon Toblerones in plaats van Marsen

Jesse Frederik
Correspondent Economie

Normaliter knipoogt een centrale bank, laat zij wat suggesties vallen en handelt dan. De Zwitserse centrale bank doorbrak die ongeschreven regel. Een en weg was de wisselkoerskoppeling waarvan vrijwel iedereen dacht dat die niet zou worden doorbroken.

Sinds 2011, toen door acute euro-angst Europees geld Zwitserland in stroomde en de frank zo duur was dat men spontaan overstapte van Toblerones naar Marsen, heeft de Zwitserse centrale bank (SNB) de koers van de frank vastgesteld op 1,20 euro. Na de aankondiging twee weken geleden werd de frank op slag zo’n 25 procent duurder. Zulke enorme wisselkoersbewegingen komen buiten de Derde Wereld zelden voor.

Swatch, Nestlé, Roche

De Zwitserse exporterende industrie was – begrijpelijkerwijs – niet blij. ‘Woorden ontschieten me,’ ‘De SNB-actie is een tsunami; voor de exportindustrie; voor het toerisme; en uiteindelijk ook voor het hele land.’ Een sentiment dat we wel kennen uit eigen land. Bepleit loonsverhogingen en VNO/NCW staat binnen no-time op de barricaden om de BV Nederland te redden van de ondergang.

Zwitserland heeft dan ook nogal wat overeenkomsten met Nederland. Sinds de jaren negentig is het land net als Nederland een mercantilistische politiek van exportpromotie en importbeperking gaan voeren. Stuurde Zwitserland in 1990 nog ongeveer vier procent van het nationaal inkomen meer naar het buitenland dan het terugkreeg, in 2013 was dat opgelopen tot maar liefst zestien procent van het nationaal inkomen.

De neiging bestaat om zulke enorme overschotten toe te schrijven aan een superieure exportindustrie. En daar zit wel wat in. Hoewel Zwitserland vooral bekendstaat als ontvanger van enorme belastingmijdende geldstromen, heeft het land van acht miljoen inwoners met bedrijven als Nestlé, Roche en Novartis een ongekend hoge multinationaldichtheid. Bovendien maakte de centrale bank de exportindustrie extra concurrerend door haar munteenheid onder te waarderen.

Goed voor binnen- én buitenland

Maar het handelsoverschot liep niet alleen op van vier procent naar zestien procent omdat het land opeens nog veel concurrerender werd. Een handelsoverschot is immers de uitvoer minus de invoer. Als er opeens meer wordt gespaard, minder wordt geconsumeerd en minder wordt ingevoerd, dan heeft dit ook zijn uitwerking op het handelsoverschot. En dat is precies wat er in Zwitserland gebeurde.

Ondanks al hun cijfermatige rijkdom zijn Zwitsers er in de afgelopen twintig jaar eigenlijk niet zo hard op vooruitgegaan

Al in 2008 publiceerde de OESO waarin het de ware reden voor de stijging toeschreef aan gedaalde investeringen en gestegen besparingen. Zwitsers blijken erg zuinig. Neem de consumptieve uitgaven per inwoner. Deze groeiden in Zwitserland tussen 1990 en 2013 met slechts zo’n 0,6 procent per jaar. Ter vergelijking: buurland Oostenrijk scoort over dezelfde periode bijna het dubbele en het Verenigd Koninkrijk zelfs het driedubbele. Alleen Nederland komt in de buurt.

Het is opmerkelijk: ondanks al hun cijfermatige rijkdom zijn Zwitsers er in de afgelopen twintig jaar eigenlijk niet zo hard op vooruitgegaan. Dat is niet alleen een probleem voor de Zwitsers. Als je nooit je exportinkomsten besteedt om meer te importeren, dan krijgt ook het buitenland een probleem. Een Zwitsers handelsoverschot moet ergens anders immers gespiegeld worden door een handelstekort. Een handelstekort dat op zijn beurt gefinancierd moet worden en tot schulden leidt.

En daarom is deze wisselkoersaanpassing, ondanks een goed idee. Niet alleen kunnen Zwitsers eindelijk de vruchten plukken van hun exportsuccessen – terwijl V&D in ons land loonsverlagingen van bijna zes procent aankondigt, kondigde het Zwitserse warenhuis Grieder Cie door de gestegen wisselkoers aan – ook krijgt de exportindustrie in andere landen de mogelijkheid te concurreren met de Zwitsers.

Een gezonder mechanisme

De eurozone mist zulke symmetrische aanpassing. Enerzijds vinden we dat mediterrane landen met hun handelstekorten ‘concurrerender’ moeten worden, anderzijds zijn we vooral trots op ons eigen handelsoverschot. Omdat wisselkoersaanpassingen onmogelijk zijn, leidt dat ertoe dat we tekortlanden dwingen om hun lonen en prijzen te verlagen, terwijl er niet een soortgelijke dwang is om lonen en prijzen in overschotlanden te verhogen. Terwijl handelsoverschotten en handelstekorten noodzakelijkerwijs elkaars spiegelbeeld zijn – de één zijn uitvoer is de ander zijn invoer, de één zijn besparingen de ander zijn schulden.

Wisselkoersaanpassingen zijn rommelig, veroorzaken onzekerheid en instabiliteit, zoals Zwitserland weer laat zien. Maar ze zijn in ieder geval niet zo langdurig lelijk als het aanpassingmechanisme binnen de eurozone.

Deze column verscheen eerder in De Groene Amsterdammer.