Zo leven de slechtst betaalde profvoetballers van Engeland
Luton Town Football Club is een voetbalclub uit de laagste professionele divisie van Engeland. Het verschil met topclubs als Chelsea en Manchester City, waar alle geld en aandacht heen gaat, is gigantisch. Newsweek-journalist Simon Akam liep eind vorig jaar twee weken mee en schreef er het hilarische en tragische boek The Club over.
Luton Town Football Club – een club uit de laagste professionele divisie in Engeland – had vorig seizoen een probleem: het gras in het stadion wilde niet groeien.
Clubs uit de Premier League – de hoogste divisie – hebben daarvoor speciale lichtinstallaties. Dat kost veel geld, iets wat Luton Town niet heeft. Maar de terreinknecht van de club heeft wel contacten bij de lokale politie. En niet veel later bloeide het gras in Lutons stadion aan de Kenilworth Road weer, dankzij een lichtinstallatie die de politie had buitgemaakt bij het oprollen van een aantal wietplantages.
Welkom in League Two, welkom bij Luton Town Football Club.
Het verhaal van de wietlampen is opgetekend door journalist Simon Akam (29), die eind vorig jaar twee weken meeliep bij de club en er bij Newsweek een ebook over publiceerde.
Akam en Newsweek wilden weten hoe het leven van een profvoetballer in de laagste professionele divisie eruitziet, in een tijd waarin het gat tussen de hoogste en laagste divisie in Engeland groter is dan ooit. En alleen nog maar toe zal nemen, nadat Sky Sports en BT dinsdag een recordbedrag neertelden voor de uitzendrechten van drie seizoenen Premier Leaguewedstrijden.
Ze wilden weten hoe de regel eruit ziet, in het profvoetbal. De uitzonderingen, die kent iedereen: dat zijn clubs als Chelsea, Manchester United en Manchester City, met hun enorme stadions en dikbetaalde sterspelers. Maar de regel, dat zijn clubs als Luton Town, vertelt Akam in een café aan de Amsterdamse Zuidas, waar hij toevallig deze week voor een verhaal moest zijn.
Of, zoals hij schrijft in The Club , het subtiel opgeschreven, zeldzame inkijkje in de onderklasse van het profvoetbal: ‘Misschien is dit stadion, met een capaciteit van minder dan 7.000, wel de werkelijkheid, en zijn de 40.000-zitplaatsenreuzen uit de Premier League de werkelijke parodieën.’
Budgetluxe
Maar Luton Town, spelers en club, doet uiteraard hard z’n best om op die parodie te lijken.
De spelers hebben dezelfde curieuze kapsels als de Premier Leaguespelers, ze dragen dezelfde kleurrijke voetbalschoenen – maar dan zonder contract met de fabrikant – en proberen dezelfde haute couture te kopen als waarin ze de topspelers in de roddelbladen zien lopen. Ze rijden in modale auto’s, maar dan wel in een blitse uitvoering.
En ook hun liefdesleven doet denken aan Premier League. Lutonverdediger Fraser Franks samen met Stacey McClean, zangeres van S Club Juniors, een spin-off van de girlband S Club 7, die weer een spin-off is van de Spice Girls. Een letterlijke vierderangsversie van David en Victoria ‘Posh Spice’ Beckham, kortom.
‘Ik besefte wat deze jongens waren,’ schrijft Akam als hij gaat winkelen met twee spelers. ‘Budgetuitvoeringen van luxemerken.’
Hoe toepasselijk, schrijft Akam, dat Arsenal de luxe vliegmaatschappij Emirates als sponsor heeft, en Luton Town prijsstunter easyJet.
De beste dikke voetballer van Engeland
Als dit nu klinkt alsof Akam de club of de spelers voor paal probeert te zetten, dan is dat onterecht. ‘Dat we dit als lullig zien, komt alleen doordat we de Premier League als referentie hebben,’ zegt Akam.
Een luiere schrijver was voor volvet effectbejag gegaan, Akam schrijft met ingetogen humor. En hij haalt zijn eigen vooroordelen onderuit: de spelers van Luton Town zijn veel atletischer en gedisciplineerder dan hij had verwacht. Ze houden zich aan een ascetisch dieet, en zitten zo aan een vetpercentage van maximaal 12 procent. (Ook in League Two worden vetpercentages bijgehouden.)
Al is er een uitzondering: aanvoerder Steve McNulty. De bijnaam die de Lutonsupporters voor hem hebben – Sumo – geeft je een idee van zijn lichaamsbouw . Maar dat wil niet zeggen dat McNulty niet kan voetballen, integendeel zelfs. Akam wijst op de leidende rol van McNulty in het veld, en op de schitterende goal die McNulty scoorde tegen Southport.
Zoals McNulty het tegen Akam zegt: ‘Why should you have to have a fucking sixpack and be six foot two and muscular build to be a footballer?’
Data bij Luton
Het enige wat daadwerkelijk hoon verdient, zegt Akam, is de omgang van trainer John Still en zijn assistenten met de video- en data-analisten, de twintigers Peter Booker en Alisdair Kerr.
Want ja, ook Luton Town heeft video- en data-analisten. Precies waarom de club die heeft, is alleen onduidelijk. Still en zijn assistenten, de mensen die het meeste baat zouden moeten hebben van hun werk – de enige mensen die baat kunnen hebben bij hun werk – lijken volstrekt ongeïnteresseerd in wat Booker en Kerr doen. De analisten lijken er vooral te zijn omdat dat zo hoort. Alle Premier Leagueclubs hebben data-analisten, en dus moet Luton er ook een hebben - twee zelfs.
Op een zeker moment lijken Kerr en Booker succes te boeken. Luton heeft van een fabrikant hesjes met gps-trackers gekregen, om uit te proberen. Als spelers die hesjes dragen tijdens de training, wordt duidelijk hoeveel ze lopen, hoe vaak op topsnelheid, en hoelang ze dat volhouden. Nuttige informatie, zoals Kerr probeert uit te leggen tijdens een vergadering die Akam genadeloos beschrijft.
Erg veel zin hebben de trainers toch al niet in deze hinderlijke onderbreking van hun middag. En als Kerr twee grafieken door elkaar haalt, is dat het startschot voor de trainers hem belachelijk te maken. Terwijl Kerr onverstoord verdergaat, kijkt een van de assistent-trainers of het mogelijk is om een bananenschil in zijn neusgat te proppen en tegelijkertijd gaten te schieten in de presentatie van de stagiair. Hij slaagt in beide.
Pijnlijk is het: de data-analist die data wil analyseren, daarvoor wordt aangenomen, en in de praktijk louter fungeert als offer voor de god van de voetbalhumor.
Waar doen ze het voor?
Maar moet de lezer nu medelijden hebben met het bestaan van een profvoetballer op het laagste niveau? Spelers die leven en trainen als de besten, maar slechts een fractie van het geld en de glorie opstrijken?
Akam lijkt het niet zeker te weten. Een van zijn oorspronkelijke vragen was of het klopte dat er in League Two salarissen van 100.000 pond uitgedeeld werden – een onwaarschijnlijk hoog bedrag, vond hij.
Maar het klopt, zo ongeveer. Het relatief spaarzame Luton betaalt zijn duurste speler 75.000 pond per jaar. Als het gemiddelde salaris van de competitie rond de 40.000 pond ligt, en veel jeugdspelers tegen een minimumloon spelen, dan zijn salarissen van een ton dus haalbaar. Bovendien stijgen de salarissen jaar op jaar, en harder dan de inflatie.
Het leven in de League Two is kortom beter dan ooit
Het verschil met de duurbetaalde Premier League, waar de salarissen door het nieuwe televisiecontract binnenkort kunnen stijgen naar 500.000 pond per week, neemt weliswaar toe. Maar ook het leven in de League Two is beter dan ooit.
Is het ook genoeg?
Nee, vindt Akam, want een spelerscarrière duurt gemiddeld slechts zeven à acht jaar. Wil je de toekomst financieel onbezorgd ingaan, moet je minimaal op het tweede profniveau spelen. En de meeste voetballers halen niet eens de bescheiden League Two. Daarom verplicht de voetbalbond jeugdspelers in League Twoclubs om een dag per week een mbo- of hbo-cursus volgen - als plan B.
Akam loopt een dag mee en krijgt niet de indruk dat de spelers hun plan B erg serieus nemen. Zij verwachten de Premier League te halen. De volwassen spelers zijn te druk om over later na te denken. Twee keer per dag trainen staat dat ook niet toe, bovendien moeten ze hun plek in de selectie verdedigen. Ondertussen blijven ook zij erover dromen om ontdekt te worden door een club uit een hogere divisie.
Heel vrolijk wordt je er niet van, van de verhalen uit Luton. Zelf zien de spelers het anders, en sinds zijn verblijf in Luton is Akam het ook anders gaan zien.
‘Vergeet niet: deze jongens zijn onderdeel van een elite. Wij vergelijken ze met de Premier League en zien treurigheid. Maar zij spelen daadwerkelijk profvoetbal, iets waar duizenden en duizenden jongens naar streven, maar waarin slechts een select groepje slaagt. Stel je voor: elke week juichen 5 à 10 duizend toeschouwers hen toe. Dat geeft veel voldoening. Jij en ik kunnen dat niet zeggen.’